Hof van Cassatie: Arrest van 8 Mei 2001 (België). RG P010110N
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-20010508-21
- Rolnummer :
- P010110N
Samenvatting :
De verklaring van beroep in cassatie tegen een beslissing van de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij moet worden gedaan op het secretariaat van die instantie en niet op het secretariaat van een Commissie tot bescherming van de Maatschappij.
Arrest :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
Nr. P.01.0110.N
D. S. F., geïnterneerde,
eiser tot cassatie van een beslissing, op 27 december 2000 gewezen door de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij,
HET HOF,
Gehoord het verslag van raadsheer Dhaeyer en op de conclusie van advocaat-generaal De Swaef;
Gelet op de bestreden beslissing, op 27 december 2000 gewezen door de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij;
Overwegende dat, krachtens de artikelen 31 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers en 417 van het Wetboek van Strafvordering, de verklaring van beroep in cassatie moet worden gedaan op de griffie van het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gewezen, te dezen het secretariaat van de instantie die de bestreden beslissing heeft gewezen;
Dat de verklaring gedaan op het secretariaat van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij te Gent niet ontvankelijk is;
OM DIE REDENEN,
Verwerpt de voorziening.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Forrier, de raadsheren Dhaeyer, Goethals, Frère, Debruyne, en uitgesproken in openbare terechtzitting van acht mei tweeduizend en een, door afdelingsvoorzitter Forrier, in aanwezigheid van advocaat-generaal De Swaef, met bijstand van eerstaanwezend adjunct-griffier Van den Abbeel.
D. S. F., geïnterneerde,
eiser tot cassatie van een beslissing, op 27 december 2000 gewezen door de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij,
HET HOF,
Gehoord het verslag van raadsheer Dhaeyer en op de conclusie van advocaat-generaal De Swaef;
Gelet op de bestreden beslissing, op 27 december 2000 gewezen door de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij;
Overwegende dat, krachtens de artikelen 31 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers en 417 van het Wetboek van Strafvordering, de verklaring van beroep in cassatie moet worden gedaan op de griffie van het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gewezen, te dezen het secretariaat van de instantie die de bestreden beslissing heeft gewezen;
Dat de verklaring gedaan op het secretariaat van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij te Gent niet ontvankelijk is;
OM DIE REDENEN,
Verwerpt de voorziening.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Forrier, de raadsheren Dhaeyer, Goethals, Frère, Debruyne, en uitgesproken in openbare terechtzitting van acht mei tweeduizend en een, door afdelingsvoorzitter Forrier, in aanwezigheid van advocaat-generaal De Swaef, met bijstand van eerstaanwezend adjunct-griffier Van den Abbeel.