Hof van Cassatie: Arrest van 9 September 1991 (België). RG 9178

Datum :
09-09-1991
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
4 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-19910909-14
Rolnummer :
9178

Samenvatting :

Het ressort van een paritair comité wordt in beginsel bepaald door de hoofdactiviteit van de betrokken onderneming, tenzij uit het oprichtingsbesluit een ander criterium blijkt, zoals de gewone of normale activiteit van de onderneming. ( Art. 35, C.A.O.-wet. )

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
HET HOF; - Gelet op het bestreden arrest, op 7 augustus 1990 door het Arbeidshof te Brussel gewezen;
Over het middel : schending van artikel 35 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en 1 van het koninklijk besluit van 4 maart 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair comité voor het Bouwbedrijf en tot vaststelling van het aantal leden ervan,
doordat het arrest, bij de uitspraak over de vraag tot terugvordering van de litigieuze sociale bijdragen die verweerster voor de periode tussen 1 januari 1976 en 31 december 1978 heeft betaald, vaststelt dat verweerster vanaf 1 januari 1976 tegelijkertijd ressorteerde onder het Paritair comité voor het Bouwbedrijf en onder het Paritair comité voor de Metaalbouw, en vervolgens zegt dat de vordering tot teruggave van de sociale bijdragen, die inzonderheid betrekking hadden op het ressorteren onder het Paritair comité voor het Bouwbedrijf om de volgende redenen gegrond is : "dat artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 maart 1975 tot oprichting van het Paritair comité (voor het bouwbedrijf) bepaalt dat het comité bevoegd is voor de handarbeiders en voor de ondernemingen die hen tewerkstellen wanneer die ondernemingen "activiteiten uitoefenen die gewoonlijk bestaan in de opbouw, de verbouwing, de afbouw, het onderhoud, de herstelling of het slopen van bouwwerken", kortom voor ondernemingen die gemeenzaam "bouwondernemingen" worden genoemd; dat dit aanwijzing van het bevoegd paritair comité op grond van de "gewoonlijke activiteiten", dat wil zeggen op grond van de "aard van de onderneming" in de gebruikelijke betekenis, en niet op grond van de arbeidsovereenkomst of van de bezigheid van de werknemer, de regel was in de vroegere wetgeving en door de sociale partners bij de paritaire organisatie van het bedrijfsleven werd gewenst; dat met betrekking tot het paritair comité voor het bouwbedrijf, de toetsing van dit ressorteringscriterium dat op het "normale voorwerp" van de onderneming, of haar "aard" berust, vergemakkelijkt wordt door een lijst van bouw- en gelijkgestelde werken waarin de draagwijdte van het gehanteerde criterium wordt verduidelijkt; dat onder gelijkgestelde werken onder meer wordt vermeld "de fabricage en tevens het plaatsen van prefabelementen, zo deze activiteiten hoofdzakelijk door de onderneming worden uitgevoerd" en ook "het plaatsen van afsluitingen"; dat (verweerster) door die in het koninklijk besluit van 4 maart 1975 bepaalde gelijkstelling vanaf de datum van de inwerkingtreding van dat besluit onder de bevoegdheid van het paritair comité voor het bouwbedrijf valt; dat niet wordt betwist dat (verweerster) op hetzelfde tijdstip ook onder de toepassingssfeer van het paritair comité voor de metaalbouw viel en nog steeds valt, met toepassing van het koninklijk besluit van 5 juli 1978 tot oprichting van dat comité, waarin de activiteiten van de ondernemingen van die economische sector worden omschreven als die van de ondernemingen welke hoofdzakelijk elementen in ijzerhoudend, staal en non-ferrometaal, verwerken, bewerken, ineenzetten of slechts één dezer verrichtingen uitvoeren ...; dat men hier dus te maken heeft met een probleem van het ressorteren onder twee comités; dat de wil van de wetgever, die duidelijk blijkt uit de wetsgeschiedenis van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inhoudt dat een onderneming in beginsel slechts onder één comité ressorteert, waarbij uitzonderingen in bijzondere gevallen evenwel niet worden uitgesloten (activiteiten die onderling helemaal
geen verband houden, activiteiten die in afzonderlijke en van elkaar verwijderde lokalen worden uitgeoefend, en met personeel dat alleen voor die bepaalde activiteit wordt aangewend (...); dat de wetgever daaraan toevoegde dat bij geschil de rechtbanken voor elk geval afzonderlijk uitspraak dienden te doen uitgaande van het beginsel, dat reeds door de administratie wordt gehanteerd, dat "de bijzaak de hoofdzaak volgt" (zie Gedr. St., Senaat, nr. 148 van 23 februari 1967, Pas., 1968, blz. 892); dat (eiser) van oordeel is dat die wetsgeschiedenis - hoewel zeer duidelijk en uitermate omstandig - niet de overhand kan hebben op een onbetwiste wettekst; dat (eiser) evenwel nalaat die "onbetwiste" tekst te vermelden en zulks om de eenvoudige reden dat een dergelijke wettekst niet bestaat, nu de wet met geen woord rept over dat punt, dat weliswaar overduidelijk zou moeten zijn, maar in de andere zin dan de door (eiser) gewenste, te weten dat het in een stelsel van per bedrijfssector georganiseerde deelneming blijkt geeft van incoherentie wanneer men aanvaardt dat één bedrijf onder verschillende paritaire comités ressorteert; dat (eiser) van oordeel is dat alleen het criterium van de gewoonlijke activiteit(en) van de onderneming in aanmerking mag worden genomen om te beoordelen of die onderneming onder één of meer paritaire comités ressorteert; dat het begrip "gewoonlijke activiteit" (in het Frans "activité normale") van een onderneming een vaag begrip is; dat het kan verwijzen naar "gebruikelijke activiteit", "hoofdactiviteit" of gewoon ook naar een "activiteit van de onderneming"; dat de bewoordingen "gewone activiteiten" van de onderneming, als gehanteerd in het koninklijk besluit van 4 maart 1975, in tegenstelling tot wat (eiser) beweert, niet verwijzen naar het vage begrip "gebruikelijke activiteit", maar naar de aard van de betrokken onderneming, naar haar wezenlijke economische functie waardoor zij bij een bepaalde bedrijfstak kan worden ingedeeld; dat - zoals reeds is gezegd - dit criterium van de "aard" van de betrokken onderneming overigens in de vroegere wetgeving expliciet werd gehanteerd; dat te dezen, gelet op de door de eerste rechter beklemtoonde gegevens met betrekking tot de hoofdactiviteit van de betrokken onderneming, niet kan worden betwist dat de gewone activiteiten van laatstgenoemden (in het Frans : l'objet normal de cette dernière) geen bouwwerken waren, maar het ineenzetten, bewerken en verkopen van ijzerhoudende materialen, en in bijkomende orde het plaatsen van afsluitingen; dat de gewone activiteiten van de onderneming, haar aard als metaalverwerkende onderneming dus moet beschouwd worden als een doorslaggevende factor die belet dat zij onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteert",
terwijl artikel 35 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités inzonderheid zegt dat de Koning bepaalt welke personen, welke bedrijfstak of onderneming en welk gebied tot het ressort van elk comité behoren, en artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 maart 1975 tot oprichting van het Paritair comité voor het Bouwbedrijf bepaalt dat "het paritair comité voor het bouwbedrijf" bevoegd is voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun wergevers, te weten : a) de ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in de opbouw, de verbouwing ... van bouwwerken, en onder meer tot de door die ondernemingen of gelijkgestelde ondernemingen uitgevoerde werken worden gerekend, de fabricage en tevens het plaatsen van prefabelementen, zo deze activiteiten hoofdzakelijk door de onderneming worden uitgevoerd, het plaatsen van prefabelementen, ... het plaatsen van afsluitingen; uit de feitelijke vaststellingen van het arrest volgt dat verweerster afsluitingen plaatst en dat zij dus onder het Paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteert; artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 maart 1975 helemaal niet bepaalt dat een onderneming waarvan de gewone activiteiten onder het Paritair comité voor het Bouwbedrijf ressorteren, niet langer onder de bevoegdheid van dat comité valt als zij eveneens onder een ander paritair comité zou ressorteren wegens een activiteit als een hoofdzakelijke activiteit wordt beschouwd ten aanzien van de activiteit waardoor zij onder het Paritair comité voor het Bouwbedrijf ressorteert; de wet voor het ressorteren van een onderneming onder het Nationaal Paritair comité voor het Bouwbedrijf niet vereist dat de activiteiten opgesomd in artikel 1, alinéa a, van het koninklijk besluit van 4 maart 1975 hoofdzakelijk zijn, maar wel dat de in dat koninklijk besluit aangewezen activiteit een gewone activiteit van de onderneming is; in werkelijkheid de bewoordingen "gewone activiteit" niet betekenen "doorslaggevende activiteit" zoals het arrest beweert, maar alleen de occasionele activiteiten uitsluiten; een onderneming dus best gewone activiteiten kan uitoefenen die onder het Paritair comité voor het Bouwbedrijf ressorteren en verder andere, zelfs hoofdzakelijke activiteiten kan uitoefenen; artikel 35 van de wet van 5 december 1968 geenszins verbiedt dat een onderneming onder meer dan één paritair comité ressorteert, wanneer, van haar verschillende gewone activiteiten, de enen haar onder een bepaald paritair comité doen ressorteren terwijl de anderen haar onder een ander paritair comité doen ressorteren; daaruit volgt dat het arrest, door te beslissen dat de gewone activiteiten van verweerster moeten worden bepaald op grond van verweersters hoofdzakelijke activiteiten en niet van haar gewone activiteiten (in het Frans : "son activité normale"), ook al zijn die bijkomstig, en door op grond daarvan te beslissen dat verweerster, hoewel zij onder de toepassingssfeer van het Nationaal Paritair comité voor het Bouwbedrijf valt, niet onder dat comité ressorteert omdat haar hoofdzakelijke activiteit bestaat in het ineenzetten, bewerken en verkopen van ijzerhoudende materialen en dat zij wegens die hoofdzakelijke activiteiten uitsluitend onder het Paritair comité voor de Metaalbouw ressorteert, artikel 35 van de wet van 5 december 1968 en artikel 1, alinéa a, van het koninklijk besluit van 4 maart 1975 verkeerd heeft toegepast en derhalve die wettelijke bepalingen heeft geschonden :
Overwegende dat het ressort van een paritair comité in beginsel wordt bepaald door de hoofdactiviteit van de betrokken onderneming, tenzij uit het oprichtingsbesluit een ander criterium blijkt, zoals de gewone of normale activiteit van de onderneming;
Overwegende dat artikel 1, a), van het koninklijk besluit van 4 maart 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair comité voor het Bouwbedrijf en tot vaststelling van het aantal leden ervan, bepaalt dat dit comité bevoegd is voor "de ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in de opbouw, de verbouwing, de afbouw, het onderhoud, de herstelling of het slopen van bouwwerken"; dat "onder de door deze ondernemingen uitgevoerde of daarmee gelijkgestelde werken vallen : (...) het plaatsen van afsluitingen";
Overwegende dat het arrest erop wijst dat verweerster "als bijkomende activiteit afsluitingen plaatste"; dat het koninklijk besluit van 4 maart 1975 niet vereist dat die activiteit de hoofdactiviteit moet zijn, maar dat zij tot de "gewone activiteiten" van de onderneming behoort, ook al vormt zij niet de uitsluitende of hoofdzakelijke activiteit;
Dat het arrest bijgevolg, door de enkele reden dat de gewone activiteit van verweerster zou bestaan "in het ineenzetten, bewerken en verkopen van ijzerhoudende materialen", zijn beslissing dat verweerster buiten het toepassingsgebied van voormeld koninklijk besluit valt, niet naar recht verantwoordt;
Om die redenen, vernietigt het bestreden arrest, in zoverre het uitspraak doet over de teruggave van de bijdragen die verweerster voor de periode tussen 1 januari 1976 en 31 december 1978 aan eiser heeft betaald, en over de kosten; beveelt dat van dit arrest melding wordt gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigd arrest; houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over; verwijst de aldus beperkte zaak naar het Arbeidshof te Bergen.