Volgens de bepalingen van art. 119, lid. 1, van het EEG - Verdrag zijn de lidstaten ertoe gehouden de toepassing te verzekeren van het beginsel der gelijkheid in de bezoldigingen, voor hetzelfde werk, tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers. In haar tweede lid breidt deze beschikking het begrip bezoldiging uit tot alle bestaande of toekomstige voordelen in geld of in natura, op voorwaarde dat zij, weze het onrechtstreeks, door de werkgever aan de werknemer betaald worden uit hoofde van laatstgenoemde arbeid. Een rustpensioen, dat in het kader van een wettelijk stelsel van maatschappelijke zekerheid ingesteld wordt, is geen voordeel dat, in de zin van art. 119, lid. 2, onrechtstreeks door de werkgever aan de werknemer uit hoofde van diens arbeid betaald wordt.
Arrest :
De geconsolideerde versie van deze tekst is niet beschikbaar.