Arbeidshof: Arrest van 10 Juni 1971 (Brussel). RG 14568

Samenvatting :

Zodra vaststaat dat de thuisarbeider arbeidsprestaties verrichtte in een contractuele band van ondergeschiktheid ten overstaan van zijn opdrachtgever, valt hij onder de toepassing van de pensioenwetgeving, in casu artikel 1 van de wet van 21 mei 1955. In onderscheid met de gewone arbeidsovereenkomsten, geldt bij de arbeidscontracten der thuisarbeiders tot criterium van de band van ondergeschiktheid, het feit dat de prestaties dienen uitgevoerd te worden enkel onder het gezag van de opdrachtgever. Dit bewijs wordt op afdoende wijze geleverd zo vaststaat enerzijds dat de materialen geleverd worden door de opdrachtgever en deze instructies kon geven betreffende de te maken stukken en de tijd waarin deze dienden afgewerkt te zijn, anderzijds dat de thuiswerker niet werkte in volledige onafhankelijkheid zoals de ambachtsman en de elementen "winstbejag" of "speculatie", kenmerk van de zelfstandige ondernemer, ontbreken. Het factureren voor geleverde prestaties bij thuisarbeid is geen bewijs als dusdanig van het ontbreken van een contractuele band van ondergeschiktheid.

Arrest :

De geconsolideerde versie van deze tekst is niet beschikbaar.