Arbeidshof: Arrest van 8 Mei 2009 (Brussel). RG 51.160

Datum :
08-05-2009
Taal :
Nederlands
Grootte :
4 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20090508-6
Rolnummer :
51.160

Samenvatting :

De appelrechter moet, zelfs ambtshalve, zijn volstrekte bevoegdheid nagaan zoals die is vastgelegd in de bepalingen van het gerechtelijk wetboek, ook al is het hoger beroep beperkt tot de grondslag van de vordering die bij de eerste rechter aanhangig was gemaakt en houdt het hoger beroep verder geen verband met de volstrekte bevoegdheid van laatstgenoemde (Art. 643 Ger. Wb.) De bevoegdheid van de rechter in hoger beroep wordt bepaald door de zaak zelf, die krachtens de bepalingen van het gerechtelijk wetboek al dan niet onder de bevoegdheid van de eerste rechter valt. Dus moet de rechter in hoger beroep bij de beoordeling van zijn bevoegdheid incidenteel de bevoegdheid van de eerste rechter onderzoeken en in voorkomend geval artikel 643 Ger. Wb. toepassen.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Rep.Nr.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL

ARREST

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 8 MEI 2009.

3de KAMER

Bediendecontract

Tegensprekelijk

Definitief

Verzending van de zaak aan het Hof van Beroep te Brussel en ter inlichting aan de Procureur des Konings te Brussel

In de zaak:

DE B.V.B.A. STR8, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 2800 Mechelen, Battelsesteenweg, 311 en met ondernemingsnummer 0461.180.362;

Appellante, vertegenwoordigd door Mter F. Van Trimpont, advocaat te 7860 Lessines;

Tegen :

DE B.V.B.A. EFFECTIVE MEDIA, met zetel gevestigd te 1731 Zellik, Pontbeeklaan, 41, H.R. Brussel nr. 594.227,

Geïntimeerde, vertegenwoordigd door Mter K. Belmans, advocaat te 2440 Geel;

Na beraadslaging, velt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest :

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

- het voor eensluidend verklaard afschrift van het bestreden vonnis op tegenspraak gewezen door de Arbeidsrechtbank te Brussel (2de kamer) op 16 mei 2008;

- het verzoekschrift tot hoger beroep ontvangen ter griffie van het Arbeidshof te Brussel op 4 juli 2008;

- de besluiten voor geïntimeerde neergelegd ter griffie van dit Hof op 4 november 2008

- de synthesebesluiten voor appellante neergelegd ter griffie van dit Hof op 2 december 2008;

- de bundel met stukken neergelegd door appellante partij ter griffie op 16 maart 2009;

- de bundel met stukken neergelegd door geïntimeerde partij ter griffie op 18 maart 2009;

Gehoord partijen in hun middelen en beweringen op de openbare terechtzitting van 3 april 2009, waarna de debatten gesloten werden en de zaak in beraad genomen werd.

x x

x

1. FEITEN EN RECHTSPLEGING.

Op 19 juni 2002 dagvaardde de B.V.B.A. STR8 de B.V.B.A. Effective Media in betaling van euro 8.531,18, BTW inbegrepen, overeenkomstig de factuur 40.201 van 10 januari 2002 en de ingebrekestelling van 4 april 2002.

Deze factuur betrof prestaties ingevolge premieovereenkomsten van 21 november 2001 in verband met de samenstelling van de saloncatalogus 2002 (voertuigen) en de catalogus Truck in Belgium 2002 door mevrouw S. N..

Bij verstekvonnis van de rechtbank van koophandel te Brussel van 12 juli 2002 werd deze vordering ontvankelijk en gegrond verklaard en werd de B.V.B.A. Effective Media veroordeeld tot betaling van deze factuur, vermeerderd met interesten en kosten.

Bij proces-verbaal van vrijwillige verschijning van 14 maart 2003 verschenen partijen voor de rechtbank van koophandel te Brussel in verzet, waarbij de B.V.B.A. STR8 in essentie de bevestiging van het verstekvonnis vroeg , met dien verstande dat zij op 26 juni 2002 onder voorbehoud een bedrag van euro 2.417,60 heeft ontvangen, mits een overeenstemmende factuur werd overgemaakt.

De B.V.B.A. Effective Media wees op de onbevoegdheid van de rechtbank van koophandel te Brussel ten voordele van de arbeidsrechtbank te Brussel, omdat het gefactureerde bedrag verbonden was met prestaties die mevrouw N. S. als werkneemster had verricht.

Tevens beriep zij zich op de verjaring van artikel 15 van de arbeidsovereenkomstenwet en op de niet geldige overdracht van loon ingevolge artikel 27 van de Loonbeschermingswet.

Tenslotte stelde ze dat ze hoogstens gehouden was tot betaling van euro 2.417,60.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Brussel van 25 september 2007 achtte deze rechtbank de arbeidsrechtbank te Brussel bevoegd, omdat de factuur betrekking had op prestaties verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst; derhalve verklaarde de rechtbank van koophandel zich onbevoegd en verwees de zaak naar de arbeidsrechtbank te Brussel.

Bij vonnis van de arbeidsrechtbank te Brussel van 16 mei 2008 werd het verzet ontvankelijk en gegrond verklaard en werd het verstekvonnis van 12 juli 2002 tenietgedaan; vervolgens werd de oorspronkelijke vordering onontvankelijk

verklaard, omdat de vordering niet binnen de termijn van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst tegen de werkgever werd ingesteld.

Bij verzoekschrift tot hoger beroep van de B.V.B.A. STR8, ontvangen ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 4 juli 2008, tekende deze hoger beroep aan en vroeg dat het oorspronkelijk verzet zou worden afgewezen als ongegrond, zodat de B.V.B.A. Effective Media werd veroordeeld tot het bedrag van de vordering.

In beroepsbesluiten verwijzen beide partijen naar een schrijven van 7 januari 2002 van mevrouw S. N. aan de B.V.B.A. Effective Media, op dezelfde datum tegengetekend voor akkoord door de zaakvoerder van deze laatste, met volgende inhoud :

Gevolggevend aan ons gesprek bevestig ik u hierbij dat ik mijn arbeidsovereenkomst van 1 mei 1998 wens te verbreken met ingang van 7 januari 2002 en eindigend op 25 januari 2002. Vanaf 26 januari 2002 dienen geen prestaties meer geleverd te worden.

In gezamenlijk overleg werd overeengekomen dat de nog te verkrijgen premie over het jaar 2001 zal gefactureerd worden door de vennootschap Straight B.V.B.A. en onmiddellijk betaald zal worden. De premie voor Truck in Belgium 2002 en de Saloncatalogus 2002 zal eveneens door de vennootschap Straight B.V.B.A. gefactureerd worden en betaald worden op 31 maart 2002.

Ter zitting van 3 april 2009 werpt dit arbeidshof ambtshalve het middel van onbevoegdheid op en vraagt aan de partijen gelet op hun rechten van verdediging hierover standpunt in te nemen, vaststellende dat in de oorspronkelijke inleidende dagvaarding enkel een factuurbetwisting werd voorgelegd zonder uitdrukkelijke verwijzing naar het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

De B.V.B.A. STR8 verzoek hierop het arbeidshof de zaak met toepassing van artikel 643 Ger. Wb. naar het hof van beroep te Brussel te verzenden. De B.V.B.A. Effective Media verzet zich hiertegen en verwijst naar haar beroepsconclusie waarin zij vaststelde dat de B.V.B.A. STR8 geen hoger beroep had aangetekend tegen het verwijzingsvonnis van de rechtbank van koophandel te Brussel van 25 september 2007.

1. BEOORDELING.

1.1. De bevoegdheid.

De appelrechter moet, zelfs ambtshalve, zijn volstrekte bevoegdheid nagaan zoals die is vastgelegd in de bepalingen van het gerechtelijk wetboek, ook al is het hoger beroep beperkt tot de grondslag van de vordering die bij de eerste rechter aanhangig was gemaakt en houdt het hoger beroep verder geen verband met de volstrekte bevoegdheid van laatstgenoemde (Art. 643 Ger. Wb.) ( Cass., 19 april 2002, Arr. Cass. 2002,1063 met conclusie Avocaat-generaal Henkes).

De bevoegdheid van de rechter in hoger beroep wordt bepaald door de zaak zelf, die krachtens de bepalingen van het gerechtelijk wetboek al dan niet onder

de bevoegdheid van de eerste rechter valt. Dus moet de rechter in hoger beroep bij de beoordeling van zijn bevoegdheid incidenteel de bevoegdheid van de eerste rechter onderzoeken en in voorkomend geval artikel 643 Ger. Wb. toepassen ( Gent, 20 september 2007, NjW 2007, 946 met goedkeurende noot Stefaan Voet; Bergen 22 maart 2005, T.B.B.R. 2007, 258; Bergen 12 april 2005, T.B.B.R. 2007, 236 met noot G. Closset-Marchal, Les conflits de compétence devant le juge d'appel).

Nadat wij ambtshalve het middel van onbevoegdheid hebben opgeworpen, vraagt appellant de verzending naar het hof van beroep te Brussel; geïntimeerde verzet zich hiertegen.

Artikel 643 Ger. Wb. bepaalt dat de rechter in hoger beroep over het middel beslist en, indien daartoe grond bestaat, de zaak verwijst naar de bevoegde rechter in hoger beroep.

De materiële bevoegdheid wordt bepaald naar het onderwerp van de vordering zoals deze door de eiser wordt geformuleerd, ongeacht de vraag of de vordering op deze basis gegrond kan bevonden worden ( Cass., 8 september 1978, R.W.1978-1979, 960; Cass., 4 mei 1981, R.W. 1982-1983, 147).

In de inleidende dagvaarding van 19 juni 2002 wordt uitdrukkelijk een factuurgeschil aanhangig gemaakt en er wordt nergens verwezen naar het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Ook de vermelding in de dagvaarding dat de betwiste factuur prestaties betrof nopens de samenstelling van de saloncatalogus 2002 ( voertuigen) en de catalogus " Truck in Belgium 2002" door Mevrouw S. N. ingevolge premieovereenkomsten dd. 21 november 2001 houdt geen verwijzing naar een arbeidsovereenkomst in, daar premieovereenkomsten volledig inpasbaar zijn in een zelfstandigenverhouding, zeker wanneer de onderliggende prestaties gefactureerd worden.

Ten onrechte werd in het vonnis van de rechtbank van koophandel te Brussel van 25 september 2007 dan ook uit de dagvaarding afgeleid dat de factuur betrekking had op prestaties verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst en werd op basis hiervan overeenkomstig artikel 578 Ger. Wb. de zaak als een geschil betreffende de arbeidsovereenkomst verwezen naar de arbeidsrechtbank te Brussel.

Op grond van artikel 573,1° Ger. Wb. ressorteerde de betwisting onder de volstrekte bevoegdheid van de rechtbank van koophandel, zodat het arbeidshof zich onbevoegd dient te verklaren en de zaak bij toepassing van artikel 643 Ger. Wb. dient te verwijzen naar de bevoegde rechter in hoger beroep, zijnde het hof van beroep te Brussel.

1.2. Artikel 29 Wetboek van strafvordering.

Het arbeidshof neemt kennis van het schrijven van 7 januari 2002 van mevrouw S. N. aan de B.V.B.A. Effective Media, op dezelfde

datum tegengetekend voor akkoord door de zaakvoerder van deze laatste, zoals hierboven aangehaald.

In de syntheseconclusies in hoger beroep, p. 8 van appellante, ontvangen ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 2 december 2008 wordt dit schrijven voorgesteld als een novatio, waarbij een nieuwe overeenkomst tot stand kwam, waarbij Mevrouw N. heeft "verzaakt" aan betaling van deze premies, waardoor de verbintenis tot betaling van "premies" in de zin van de initiële overeenkomst in hoofde van geïntimeerde was uitgedoofd en "in gezamenlijk overleg werd overeengekomen" dat de nog te verkrijgen premie zou worden gefactureerd door concluante en betaald worden op 31.03.2002. Hierdoor werd deze overeenkomst uiteraard onderworpen aan het regime van de BTW, waarin er geen sociale lasten op verschuldigd zijn enz., hetgeen uiteindelijk voordelig was voor beide partijen ( onze onderlijning).

Hierdoor rijst de vraag naar de realiteit van de factuur en de mogelijkheid van intellectuele valsheid in geschrifte, alsook naar de mogelijkheid van ontduiking van sociale zekerheidsbijdragen.

Artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering legt iedere gestelde overheid, openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, de plicht op daarvan dadelijk bericht te geven aan de Procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en legt de plicht op aan die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen.

Naar aanleiding van hun betwistingen over de grond van de zaak, neemt het hof kennis van de hierboven vastgestelde feiten en het meent dat huidig arrest bijgevolg ter inlichting aan de Procureur des Konings te Brussel moet worden overgemaakt. De besluiten evenals kopie van de stukken van partijen dienen hierbij te worden gevoegd.

OM DEZE REDENEN

HET ARBEIDSHOF

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24,

Recht sprekend op tegenspraak,

Verklaart zich materieel onbevoegd en verzendt de zaak naar het hof van beroep te Brussel om daar verder te worden behandeld als naar recht;

Maakt bij toepassing van artikel 29 van het wetboek van strafvordering dit arrest ter inlichting over aan de Procureur des Konings te Brussel, samen met een kopie

-van de stukken en

-van de syntheseconclusies in hoger beroep van de B.V.B.A. STR8, neergelegd ter griffie van het arbeidshof op 2 december 2008 en

-van de beroepsconclusie van de B.V.B.A. Effective Media, neergelegd ter griffie van het arbeidshof op 4 november 2008.

Kosten aan te houden.

Aldus gewezen door de 3de Kamer van het Arbeidshof te Brussel en ondertekend door :

De heer L. LENAERTS, Raadsheer,

Mevrouw S. ALAERTS, Raadsheer in sociale zaken als werkgever,

Mevrouw B. MUSSCHE, Raadsheer in sociale zaken als werknemer-bediende,

Mevrouw L. HERREGODTS, Griffier.

L. LENAERTS. L. HERREGODTS,

S. ALAERTS. B. MUSSCHE.

Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de 3de kamer van het Arbeidshof te Brussel op 8 mei 2009 door de heer L. LENAERTS, Raadsheer, bijgestaan door Mevrouw L. HERREGODTS, Griffier.

L. LENAERTS. L. HERREGODTS.