Arbeidsrechtbank: Vonnis van 15 Maart 1971 (Brussel). RG 161

Datum :
15-03-1971
Taal :
Nederlands
Grootte :
1 pagina
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-19710315-1
Rolnummer :
161

Samenvatting :

In toepassing van artikel 1134 van het burgerlijk wetboek, is het beding van de overeenkomst waardoor de werkgever zich het recht voorbehoudt, zo de ekonomische noden het rechtvaardigen, de prospectiesektor van de vertegenwoordiger te wijzigen in beginsel geoorloofd. Die voorwaarde is gewoon potestatief: haar verwezenlijking hangt niet enkel af van de wil van de werkgever maar tevens van een vreemde omstandigheid, namelijk de noden van de onderneming of de verkoopmogelijkheden. De verwezenlijking van de voorwaarde mag evenwel, in feite, de werkgever niet in de gelegenheid stellen een essentiële wijziging aan de overeenkomst aan te brengen wat met een opzegging ervan zou gelijkstaan. In onderhavig geval, staan we niet vóór een wijziging van de grenzen of van de aktiviteitssektor van de vertegenwoordiger, doch vóór de afschaffing, zonder vervanging, van een aktiviteitssektor waarvan het belang niet mag worden onderschat. Die eenzijdige essentiële wijziging maakt een verbrekingsgrond van de overeenkomst uit. Een fundamenteel onderscheid dient te worden gemaakt tussen de toestand van hij die de overeenkomst verbreekt en hiertoe een gegronde reden aanvoert en de toestand van het slachtoffer van een handeling die uitgaat van de andere partij en die gelijkstaat met een verbreking wanneer dit slachtoffer er zich toe beperkt de feitelijke verbreking vast te stellen door de overeenkomst op te zeggen. In die laatste veronderstelling, zijn de betekeningstermijnen van de gegronde redenen, bepaald bij artikel 18 van de samengeordende wetten op de arbeidsovereenkomst voor bedienden, niet toepasselijk.

Vonnis :

De geconsolideerde versie van deze tekst is niet beschikbaar.