De aansprakelijkheid van een zaakvoerder wegens een in de voorraden vastgesteld tekort, moet worden bepaald overeenkomstig artikel 5 quater van de gecoördineerde wetten op de arbeidsovereenkomst voor bedienden. Krachtens genoemd artikel is de bediende enkel aansprakelijk voor bedrog en zware schuld ; voor lichte schuld is hij alleen dan aansprakelijk als die hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Van deze regel kan slechts worden afgeweken door een bij de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. In het onderhavig geval kan de werkgever zich niet beroepen op een collectieve arbeidsovereenkomst welke zich ertoe beperkt de zaakvoerder te omschrijven als de bediende die o.m. financieel aansprakelijk is voor de tekorten in de voorraden en in de kas ; een dergelijke omschrijving werd slechts gegeven voor de toepassing van de bezoldigingsschalen en sluit niet in dat de zaakvoerders aansprakelijk zouden zijn voor ieder tekort, in afwijking van vorengenoemd art. 5 quater. Aan de andere kant is art. 5 quinquies van de gecoördineerde wetten op de arbeidsovereenkomst voor bedienden ter zake niet van toepassing. Dit artikel heeft uitsluitend betrekking op de door de werknemer gebruikte voorwerpen werktuigen of grondstoffen van de onderneming.
De geconsolideerde versie van deze tekst is niet beschikbaar.
Al geregistreerd? Nu inloggen