Hof van Beroep: Arrest van 15 Oktober 2012 (Brussel). RG 2009AR2041

Datum :
15-10-2012
Taal :
Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20121015-2
Rolnummer :
2009AR2041

Samenvatting :

Volgens de theorie van de rechtsverwerking wordt de titularis van een recht of een bevoegdheid de onmogelijkheid ontnomen om dat recht of die bevoegdheid uit te oefenen wanneer de titularis vrijwillig een houding aanneemt welke onverenigbaar is met de uitoefening van dat recht of die bevoegdheid en indien de wederpartij, bij het bepalen van haar eigen gedrag, in rechtmatig vertrouwen op de houding van de andere partij is afgegaan.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

ARREST

Het Hof van Beroep te BRUSSEL, eerste kamer, na beraadslaging, spreekt volgend arrest uit :

Rep. Nr. 2012/

A.R. nr. 2009/AR/2041

INZAKE VAN :

De BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken, waarvan de burelen gevestigd zijn te 1000 BRUSSEL, Leuvenseweg 1,

appellant tegen een vonnis uitgesproken door de uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg te Brussel op 19 februari 2004,

vertegenwoordigd door Meester Ann HUYSMANS, advocaat te 2800 MECHELEN, Berthoudersplein 57,

1ste kamer

TEGEN :

De naamloze vennootschap COMPAGNIE BELGE D'ASSURANCES AVIATION, afgekort AVIABEL, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 1050 BRUSSEL, Louizalaan 54, ingeschreven in de kruispuntbank van ondernemingen onder het nummer 0403.248.004

geïntimeerde, vertegenwoordigd door Meester Marc GODFROID, advocaat te 1000 BRUSSEL, Keizerslaan 3,

Verjaring. Rechtsverwerking: begrip

Volgens de theorie van de rechtsverwerking wordt de titularis van een recht of een bevoegdheid de onmogelijkheid ontnomen om dat recht of die bevoegdheid uit te oefenen wanneer de titularis vrijwillig een houding aanneemt welke onverenigbaar is met de uitoefening van dat recht of die bevoegdheid en indien de wederpartij, bij het bepalen van haar eigen gedrag, in rechtmatig vertrouwen op de houding van de andere partij is afgegaan.

De theorie van de rechtsverwerking dient aangezien te worden als een toepassing van de matigende werking van de goede trouw of het daarmee verwante verbod van misbruik van recht.

Louter stilzitten - d.i. niets ondernemen in het uitoefenen van een recht of bevoegdheid - doet geen rechtsverwerking intreden. Rechtsverwerking mag immers geen afbreuk doen aan het wettelijk stelsel van de bevrijdende verjaring, zijnde een rechtsfiguur die het niet-uitoefenen van een recht specifiek op het oog heeft.

I. Voorwerp van de vorderingen.

1.1. De oorspronkelijke eis van appellant strekte ertoe geïntimeerde te horen veroordelen tot betaling van een bedrag van 12.500.000 BEF (= 309.866,91 euro ) plus de intresten vanaf 2 mei 1975.

1.2. De eerste rechter heeft deze vordering ontvankelijk doch ongegrond verklaard wegens een stilzwijgende afstand van recht vanwege appellant door stilzitten.

...

1.5. Geïntimeerde vraagt in hoofdorde de bevestiging van het bestreden vonnis en in ondergeschikte orde te zeggen voor recht dat de aan appellant verschuldigde vergoeding beperkt is tot het bedrag in hoofdsom dat door het hof zal worden toegekend zonder de gevorderde intresten of slechts een deel van de intresten (= maximum voor een periode van 10 jaar) aan een maximum intrestvoet van 3% gelet op de aan appellant toerekenbare vertraging in de behandeling van de zaak.

III. Bespreking.

3.1. Geïntimeerde verwijt aan appellant na het dagvaarden in deze zaak gedurende 10 jaar nagelaten te hebben de zaak in staat te stellen en weinig diligentie aan de dag te hebben gelegd om de zaak doorgang te doen vinden. Zij verwijt tevens aan appellant een gebrek aan loyauteit bij de procesvoering.

Zij leidt hieruit af dat de redelijke termijn werd overschreden en hierdoor afbreuk werd gedaan aan haar rechten van verdediging minstens dat er sprake is van rechtsverwerking.

Zij besluit dat ingevolge de door appellant ingenomen houding de vordering integraal dient te worden afgewezen zoals overigens beslist werd door de eerste rechter.

3.2. Uit het verloop van huidige procedure kan inderdaad alleen maar vastgesteld worden dat appellant weinig ijver aan de dag heeft gelegd opdat deze zaak een normaal procesverloop zou kennen.

Dit neemt niet weg dat geïntimeerde als procespartij ook middelen ter beschikking heeft om de zaak te activeren zowel op het vlak van het mededelen van de nodige stukken als op het vlak van het in staat stellen van de procedure.

Hierbij wordt opgemerkt dat geïntimeerde steeds geweigerd heeft tussen te komen in huidig schadegeval omdat - in haar visie - dit ongeval niet viel onder de polisvoorwaarden waarvan zij vanzelfsprekend kennis had. In die omstandigheden was er niets dat haar weerhield om conclusies op te stellen zelfs bij gebreke aan het mededelen van andere stukken door appellant. Haar rechten van verdediging werden derhalve geenszins geschonden door toedoen van appellant.

Ook een verwerende partij draagt een zekere verantwoordelijkheid om een zaak niet nodeloos te laten aanslepen wat tevens in haar belang is al was het maar om een onaanvaardbare accumulatie van mogelijke intresten te vermijden. De meest gerede partij is bijgevolg niet enkel de eisende partij. Geïntimeerde heeft immers zelf getalmd met het neerleggen van een eerste conclusie tot 15 januari 1996, d.i. ook meer dan 17 jaar na het inleiden van de zaak.

Niet alleen de houding van appellant maar ook het niet interactief optreden van geïntimeerde hebben ertoe bijgedragen dat thans een beslissing moet worden genomen m.b.t. een ongeval dat zich voordeed op 28 april 1975.

De proceshouding van appellant is derhalve geen aanvaardbare grond om de vordering zonder meer af te wijzen.

3.3. Volgens de theorie van de rechtsverwerking - waarop geïntimeerde zich tevens beroept - wordt de titularis van een recht of een bevoegdheid de onmogelijkheid ontnomen om dat recht of die bevoegdheid uit te oefenen wanneer de titularis vrijwillig een houding aanneemt welke onverenigbaar is met de uitoefening van dat recht of die bevoegdheid en indien de wederpartij, bij het bepalen van haar eigen gedrag, in rechtmatig vertrouwen op de houding van de andere partij is afgegaan.

De theorie van de rechtsverwerking dient aangezien te worden als een toepassing van de matigende werking van de goede trouw of het daarmee verwante verbod van misbruik van recht.

Louter stilzitten - d.i. niets ondernemen in het uitoefenen van een recht of bevoegdheid - doet geen rechtsverwerking intreden.

Rechtsverwerking mag immers geen afbreuk doen aan het wettelijk stelsel van de bevrijdende verjaring, zijnde een rechtsfiguur die het niet - uitoefenen van een recht specifiek op het oog heeft.

Hier voren werd reeds aangeduid dat geïntimeerde zelf over een aantal middelen beschikte om de procedure te activeren, wat zij niet gedaan heeft.

De proceshouding van appellant was bijgevolg niet van die aard dat dit bij geïntimeerde het rechtmatig vertrouwen mocht opwekken dat appellant stilzwijgend afstand zou hebben gedaan van zijn recht op vergoeding.

Het feit dat geïntimeerde na 17 jaar toch een conclusie heeft neergelegd en een tweede nog eens 3 jaar later ontkracht overigens haar argument dat zij er rechtmatig op vertrouwde dat appellant stilzwijgend afstand had gedaan van zijn vordering.

3.4. De proceshouding van appellant is bijgevolg niet van die aard dat, in de gegeven omstandigheden, om deze reden alleen de vordering van geïntimeerde kan worden verworpen.

Het bestreden vonnis wordt op dat punt hervormd.

....

OM DEZE REDENEN,

HET HOF,

Rechtdoende op tegenspraak (...),

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond.

Bevestigt het bestreden vonnis weliswaar op grond van andere motieven.

Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke eerste kamer van het hof van beroep te Brussel, op

15/10/2012

waar aanwezig waren en zitting hielden :

Astrid DE PREESTER, Voorzitter,

Evrard JANSSENS DE BISTHOVEN, Raadsheer,

Marc DEBAERE, Raadsheer,

bijgestaan door Viviane DE VIS, Griffier.