Arbeidshof: Arrest van 4 Oktober 1999 (Gent). RG 165/99

Datum :
04-10-1999
Taal :
Nederlands
Grootte :
4 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-19991004-1
Rolnummer :
165/99

Samenvatting :

Dat een deskundige om dezelfde redenen als een rechter kan gewraakt worden (art. 966 Ger.W.), impliceert nog niet dat ook artikel 835 van het Gerechtelijk Wetboek toepasselijk is, volgens hetwelk, wanneer de akte waarbij de wraking wordt voorgedragen, door de bijzondere gevolmachtigde van de partij wordt ondertekend, bij de akte de volmacht moet worden gevoegd. Het verzoekschrift is daarentegen aan de voorwaarden in de artikel 1025-1035 van het Gerechtelijk Wetboek onderworpen. In casu kan de door de arbeidsrechtbank aangestelde deskundige niet gewraakt worden op grond van het feit dat hij in hetzelfde universitair ziekenhuis werkzaam is als de behandelende arts van de gerechtigde.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
A.R. nr. : 165/994 OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIER OKTOBER NEGENTIENHONDERD NEGENENNEGENTIG.
Gelet op de stukken van het dossier, inzonderheid op het voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde, afdeling Aalst, vijfde Kamer, op tegenspraak gewezen op 18 maart 1999, waarvan geen betekening voorligt.
Gelet op het verzoekschrift tot hoger beroep, neergelegd ter griffie van het Arbeidshof te Gent, afdeling Gent, op 16 april 1999 .
Partijen werden in toepassing van art. 754 Ger. W. ter terechtzitting van 6 september 1999 gehoord in hun middelen en conclusies.
Op dezelfde terechtzitting heeft het Openbaar Ministerie, bij monde van Advocaat-generaal J.P. Diependaele advies uitgebracht. Partijen hebben hierop niet gerepliceerd, waarop het Hof de debatten sloot (art. 6 E.V.R.M.), de zaak in beraad nam en voor uitspraak stelde ter terechtzitting van heden.
1. Over de ontvankelijkheid van het hoger beroep Het hoger beroep werd tijdig en regelmatig naar de vorm ingesteld. Het komt derhalve ontvankelijk voor.
2. Over het voorwerp van de betwisting.
Geïntimeerde is inzake de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering aangesloten bij appellante. Arbeidsongeschikt erkend sedert 19 juni 1996, werd bij beslissing van 21 maart 1997 van de adviserend geneesheer, overeenkomstig art. 100 ZIVwet, aan deze arbeidsongeschiktheid een einde gesteld met ingang van 1 april 1997.
Bij verzoekschrift, op 23 april 1997 neergelegd ter griffie van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde, afdeling Aalst, heeft geïntimeerde verhaal aangetekend tegen deze beslissing. Zij vorderde de vernietiging van de bestreden beslissing en in ondergeschikte orde vorderde zij de aanstelling van een geneesheer-deskundige.
Bij tussenvonnis van 4 juni 1998 werd de vordering ontvankelijk verklaard, doch vooraleer ten gronde te oordelen werd Prof. Dr. K. De Meirleir uit Brussel als deskundige aangesteld, en werd diens opdracht omschreven.
Bij verzoekschrift, ondertekend door de raadsman van appellant, en neergelegd ter griffie van de Arbeidsrechtbank op 1 juli 1998, stelde appellant een procedure in tot wraking van Prof. Dr. De Meirleir. Gevorderd werd de wraking toe te staan, hetzij de deskundige erin berust of ze onbeantwoord laat, hetzij hij ze betwist, in dit laatste geval na partijen en de deskundige gehoord te hebben in raadkamer. Verder, een nieuwe deskundige te benoemen en wel ambtshalve, tenzij partijen tijdig overeengekomen zijn over de keuze.
De aangestelde deskundige liet bij schrijven van 3 juli 1998 weten niet akkoord te gaan met de wraking.
Bij nieuw tussenvonnis van 3 december 1998 werden de debatten ambtshalve heropend, teneinde partijen toe te laten standpunt in te nemen omtrent de ambtshalve door de rechtbank opgeworpen exceptie van niet-toelaatbaarheid van het verzoek tot wraking, omdat aan de akte van wraking geen bijzondere volmacht werd gehecht.
Bij vonnis van 18 maart 1999 werd het verzoek tot wraking niet toelaatbaar verklaard en appellant werd veroordeeld in de kosten ervan.
Aangenomen werd dat niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 835 Ger.
W., aangezien geen bijzondere volmacht aan het verzoek tot wraking werd gehecht.
Bijgevolg dienden de andere aangevoerde middelen niet verder onderzocht.
3. Beroepsgrieven.
Appellant acht zich gegriefd door het bestreden vonnis Gesteld wordt dat art. 835 Ger. W. niet toepasselijk is op de wraking van deskundigen, doch uitsluitend slaat op wraking van rechters.
Art. 970 Ger. W. verwijst niet naar art. 835 Ger. W. wat betreft de inleiding van het verzoekschrift. Hieruit blijkt duidelijk dat de te vervullen formaliteiten inzake de wraking van rechters en wraking van deskundigen verschillend zijn.
Daarenboven stipuleert art. 1029 Ger. W. dat de beschikking in raadkamer moet worden gegeven. Het bestreden vonnis werd echter in openbare terechtzitting uitgesproken.
Ten gronde houdt appellant voor dat hij redenen heeft om de aangestelde deskundige te wraken op grond van de art. 966 en 828 Ger. W., aangezien dr. Reychler, behandelend arts van geïntimeerde, en werkzaam in hetzelfde departement van het AZ-VUB als Prof. Dr. K. De Meirleir - van wie niet wordt betwist dat hij een autoriteit is op het gebied van het chronische vermoeidheidssyndroom - ongetwijfeld reeds beroep heeft gedaan op diens kennis en advies.
Gevorderd wordt het hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren, het vonnis a quo teniet te doen en opnieuw wijzende, de wraking toe te staan.
Geïntimeerde van haar kant vordert de bevestiging van het bestreden vonnis.
Zij treedt de zienswijze van de eerste rechters bij, waar dezen van oordeel zijn dat het verzoek tot wraking onontvankelijk is, omdat het niet is vergezeld van een bijzondere volmacht. Zij verwijst terzake naar de gangbare rechtsleer.
Waar appellante stelt dat de beschikking betreffende de wraking in openbare terechtzitting werd uitgesproken en niet zoals voorzien in raadkamer, kan deze proceshandeling niet nietig worden verklaard, omdat geen belangenschade wordt aangetoond.
Ten gronde stelt geïntimeerde dat geen redenen tot wraking voorhanden zijn.
Het is vooreerst onjuist te stellen dat de behandelend arts tewerkgesteld zou zijn in dezelfde dienst als de aangestelde deskundige. Bovendien blijkt uit niets dat de behandelend arts de deskundige zou hebben geraadpleegd met betrekking tot dit dossier.
4. Bespreking.
4.1. Onmiskenbaar stipuleert 966 Ger.W. dat de deskundigen kunnen worden gewraakt om dezelfde redenen als de rechter.
Hieruit volgt volgens sommigen - en de eerste rechters delen deze zienswijze dat de procedureregels, geldend ten aanzien van de wraking van rechters ook gelden ten aanzien van een eventuele wraking van de deskundige. Dit zou met name impliceren dat de wraking van een deskundige, overeenkomstig art. 835 Ger. W. dient te worden voorgedragen bij een ter griffie neergelegde akte, die de middelen bevat en ondertekend wordt door de partij of door haar bijzondere gemachtigde, wiens volmacht bij de akte wordt gevoegd (Arbh.
Brussel, R.I.Z.I.V.-Bull. 1974, 344; Brussel, 24 maart 1982 ,J.T. 1982, 760; LURQUIN, P., Précis de l'expertise du Code Judiciaire, 1973, 43).
Aldus zou het verzoek tot wraking, neergelegd door een advokaat, onontvankelijk zijn wanneer het niet is vergezeld van een bijzondere volmacht.
Deze zienswijze kan niet worden gedeeld. Het feit dat in art. 966 Ger. W. wordt verwezen naar de specifieke gronden van wraking, geldend ten aanzien van rechters, betekent op zich niet dat ook dezelfde procedureregels gelden.
De bepaling van art. 835 Ger. W. is dan ook te dezen niet toepasselijk (Rb.
Antwerpen 12 december 1978, R.W. 1979-80, 650, noot; CLOQUET, A., Deskundigenonderzoek, A.P.R., 1973, 78, nr. 183).
Het is integendeel - aangezien het onmiskenbaar gaat om een eenzijdig verzoekschrift - onderworpen aan de vormvereisten van art. 1025-1035 Ger. W. (Kort ged. Rb.
Charleroi 30 maart 1987, J.L. 1988, 539), inzonderheid van art. 1027 Ger. W. Uit niets blijkt immers dat deze wetsbepaling niet toepasselijk zou zijn op de regeling van een incident van de procedure.
Dit betekent dat het verzoekschrift tot wraking van een deskundige kan worden ondertekend door de raadsman van de wraker alleen, zonder dat het nodig is er een volmacht bij te voegen, aangezien deze laatste volgt uit de lastgeving ad litem van de advocaat (Kort ged. Rb. Luik 18 april 1995, J.L.M.B. 1995, 965; R.A.J.B. 1997, V° Recusation, 7, p. 1151).
Het verzoek tot wraking dient te dezen, waar het ondertekend werd door de advokaat van appellant, dan ook ontvankelijk te worden verklaard.
4.2. Terecht merkt appellante op dat de beschikking betreffende de wraking in openbare terechtzitting werd uitgesproken en niet zoals voorzien in art. 1029 Ger. W., in raadkamer. Om deze loutere reden kan deze proceshandeling echter niet nietig worden verklaard, enerzijds omdat deze vereiste niet is voorzien op straffe van nietigheid, en anderzijds omdat geen belangenschade wordt aangetoond.
4.3. Volgens eensgezinde rechtspraak en rechtsleer kan een rechter om geen andere reden gewraakt worden, dan die opgesomd in de art. 828 en 829 Ger. W. (Cass. 7 november 1969, Arr. Cass. 1970, 247; Cass. 20 augustus 1975, Arr. Cass. 1975, 1186;
LENAERTS, H., concl. bij Cass. 13 januari 1986, Arr. Cass. 1985-86, 665; FETTWEIS, A., Manuel de procédure civile, Liège, 1987, 427, nr. 605).
En waar art. 966 Ger. W. uitdrukkelijk naar de wrakingsgronden voor rechters verwijst, wordt in de heersende rechtspraak en rechtsleer evenzeer aangenomen dat ook voor een deskundige de wettelijke opsomming als limitatief moet worden beschouwd.
Weliswaar is deze toestand volgens sommigen voor kritiek vatbaar (RAES, S., noot onder Rb. Antwerpen 7 december 1988, R.W. 1988-89, 1068), omdat de art. 828 en 829 ervan uitgaan dat de rechter geen andere professionele activiteit uitoefent, wat echter grondig verschilt met de professionele toestand van de deskundige.
Deze heeft met name doorgaans een andere activiteit als hoofdactiviteit.
Hierdoor ontstaan talloze mogelijkheden van contacten met latere partijen bij het deskundigenonderzoek. Dergelijke professionele contacten tussen de deskundige en een der partijen kunnen zijn onpartijdigheid in het gedrang brengen, en om die reden als wrakingsgrond gekwalificeerd worden.
Zelfs aangenomen dat dergelijke benadering kan worden verdedigd, dan nog deelt het Hof ten gronde de mening van geïntimeerde dat hoe dan ook te dezen geen redenen tot wraking voorhanden zijn.
Vooreerst blijkt uit niets dat persoonlijke contacten bestaan of bestaan hebben tussen de aangestelde deskundige, en geïntimeerde zelf. Bovendien is het onjuist te stellen dat haar behandelend arts tewerkgesteld zou zijn in dezelfde dienst als de aangestelde deskundige. Blijkens de briefhoofding van de deskundige ressorteert deze onder de koepel 'Klinische Wetenschappen - Vakgroep interne geneeskunde', terwijl niet wordt tegengesproken dat dr. Reychler in de V.U.B. werkzaam is als reumatoloog. Tenslotte blijkt uit niets dat de behandelend arts de deskundige zou hebben geraadpleegd met betrekking tot dit dossier.
In die omstandigheden is het Hof van oordeel dat geen gronden tot wraking van de aangestelde deskundige voorhanden zijn.
OP DIE GRONDEN, HET ARBEIDSHOF, Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken en inzonderheid op artikel 24.
Alle andere en strijdige conclusies verwerpende.
Rechtdoende op tegenspraak.
Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gegrond met betrekking tot de toelaatbaarheid van het verzoekschrift tot wraking van de deskundige.
Vernietigt dienvolgens het bestreden vonnis van 18 maart 1999 van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde, afdeling Aalst, vijfde kamer.
En opnieuw wijzend, Verklaart de vordering tot wraking van de deskundige toelaatbaar, doch wijst ze af als ongegrond.
Verwijst appellant, overeenkomstig art. 1017, al. 2 Ger. W. in de kosten van deze aanleg, en vereffent deze als volgt:
- aan de zijde van appellant : niet vereffend bij gebrek aan omstandige opgave - aan de zijde van geïntimeerde :
rechtsplegingsvergoeding hoger beroep : 4.920 frank (zoals gevorderd).
Aldus uitgesproken op maandag vier oktober negentienhonderd negenennegentig in openbare terechtzitting door de zesde kamer van het Arbeidshof te Gent, zetelend te Gent en waarin zitting hadden : Van Grembergen Roger, kamervoorzitter in het Arbeidshof, Dewilde Michel, raadsheer in sociale zaken, benoemd als werkgever; Nauwelaerts Leopold , raadsheer in sociale zaken, benoemd als werknemer-bediende en Mabilde Lutgarde, griffier.