Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de procedure voor het indienen en het onderzoeken van de aanvragen om erkenning als topsporter, sportbelofte en trainingspartner, en van de procedure voor het intrekken van die erkenning

Datum :
11-03-2010
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
4 pagina's
Sectie :
Wetgeving
Bron :
Numac 2010029277
Auteur :
Ministerie Van De Franse Gemeenschap

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

De Regering van de Franse Gemeenschap,
Gelet op de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, artikel 4, § 1;
Gelet op de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, inzonderheid op artikel 3, § 1, tweede lid;
Gelet op het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, inzonderheid op artikel 22, § 3;
Gelet op het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 11, 13, § 3, en 14, achtste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, artikel 1, gewijzigd bij het besluit van 13 juni 1997 en het besluit van 10 juli 2001;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 november 1998 betreffende het schoolbezoek, gewijzigd bij het besluit van 12 december 2008;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 juli 2001 tot vaststelling van de procedure voor de indiening en het onderzoek van de aanvragen om erkenning als topsporter of als sportbelofte;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 juli 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 november 2008;
Gelet op de adviezen van de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven, gegeven op 15 januari en 27 november 2009;
Gelet op het advies nr. 46.542/4 van de Raad van State, gegeven op 27 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, bij de wet van 8 september 1997 en de wet van 2 april 2003;
Op de voordracht van de Minister van Sport, van de Minister van Hoger Onderwijs en van de Minister van leerplichtonderwijs;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In de zin van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° Minister : het lid van de Regering bevoegd voor sport;
2° decreet : het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap;
3° commissie : de adviescommissie ingesteld bij artikel 14 van het decreet;
4° administratie : de algemene directie sport van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
HOOFDSTUK 2. - Sporttakken en leeftijdscategorieën
Art. 2. § 1. Na advies van de Hoge Raad voor lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven stelt de Minister de sporttakken vast en, onder die, de leeftijdscategorieën waarvoor topsporters, sportbeloften of trainingspartners kunnen worden erkend.
§ 2. Betreffende het bijzondere geval van de aangepaste sport, wordt de Minister echter ermee belast, na advies van de Hoge Raad, de leeftijdsvoorwaarden individueel vast te stellen, naar gelang van de sporttak en de biologische leeftijd, maar ook van het type en de graad van de deficiëntie van de betrokken sporters.
HOOFDSTUK 3. - Indiening en onderzoek van de aanvragen om erkenning
Afdeling 1. - Indiening van de aanvragen om erkenning
Art. 3. § 1. De sportfederatie of de vereniging bedoeld in artikel 25, 1°, van het decreet, die een door de Minister vastgestelde sporttak beheert overeenkomstig artikel 2, dient bij de administratie op grond van een door deze afgeleverd formulier de kandidaturen in van de sporters voor wie ze de erkenning als topsporter, sportbelofte of trainingspartner zoals bepaald in hoofdstuk 3 van het decreet aanvraagt.
§ 2. Elk dossier voor en kandidaatstelling, ingediend overeenkomstig § 1 door de sportfederatie of de vereniging bedoeld in artikel 25, 1°, van het decreet, omvat inzonderheid de volgende gegevens :
1° de personalia van de sporter;
2° de aanwijzingscriteria die werden toegepast;
3° de sportdoelstellingen op korte, middellange en lange termijn;
4°een verantwoordingsdocument, met vermelding van :
a) zijn sportcurriculum;
b) zijn school- of beroepscurriculum;
5° de trainingsstructuur(uren);
6° alle gegevens die onder meer op psychologisch, medisch, sociaal, biometrisch en fysiologisch vlak relevant zijn, en die het mogelijk maken om zijn potentieel en zijn capaciteit om vorderingen te maken, te evalueren, waarbij deze gegevens alleen met de voorafgaande toestemming van de betrokken sporter mogen worden meegedeeld;
7° het sporttrainingsplan van het volgende sportseizoen.
Art. 4. § 1. Er worden vier sessies voor de toekenning van erkenningen, zoals bedoeld in artikel 2, per kalenderjaar georganiseerd.
§ 2. De eerste jaarlijkse sessie wordt bij voorrang voorbehouden voor de aanvragen om erkenning als topsporter, sportbelofte en trainingspartner betreffende de sporters die wensen de toepassing te genieten van één van de volgende teksten :
1° het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, inzonderheid op artikel 1, tweede lid, 2°;
2° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 november 1998 betreffende het schoolbezoek, inzonderheid artikel 4, § 1, 6°;
3° het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, inzonderheid artikel 85, § 1 bis, tweede lid;
4° het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, inzonderheid op artikel 31, § 2, tweede lid.
De erkennningsaanvragen betreffende die eerste sessie worden bij de administratie door de sportfederaties en de vereniging bedoeld in artikel 25, 1°, van het decreet uiterlijk voor 1 juni ingediend.
§ 3. De drie andere jaarlijkse sessies hebben tot doel rekening te houden met de specificiteit van de organisatie van sommige sporttakken.
De erkenningsaanvragen betreffende die drie jaarlijkse sessies worden bij de administratie respectief :
1° uiterlijk op 15 september;
2° uiterlijk op 15 oktober;
3° uiterlijk op 15 november ingediend.
Afdeling 2. - Onderzoek van de erkenningsaanvragen
Art. 5. Bij het onderzoeken van de erkenningsaanvragen worden de volgende gegevens in aanmerking genomen :
1° op het vlak van de betrokken sporttak :
a) de verspreiding ervan op internationaal vlak;
b) zijn bekendheid;
c) het aantal beoefenaars in de Franse Gemeenschap vergeleken met het Belgische, Europese en wereldniveau;
2° op persoonlijk vlak :
a) de selectiecriteria die eventueel door de internationale sportorganisaties, het Internationaal Olympisch Comité of door het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité worden vastgesteld;
b) de hoge waarde van de prestaties, die, in voorkomend geval geobjectiveerd wordt :
1. door de Belgische, Europese of wereldrangschikking;
2. door de representativiteit van de competitie op grond van het aantal deelnemers, het aantal naties;
3. door de representativiteit van de deelnemers op grond van hun prestatieniveau.
Art. 6. De commissie zendt de Minister haar met redenen omkleed advies over binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag door het secretariaat van de Commissie.
Art. 7. § 1. Voor de aanvragen bedoeld in artikel 4, § 2, beslist de Minister voor uiterlijk 31 augustus.
Voor de aanvragen bedoeld in artikel 4, § 3, beslist de Minister uiterlijk 30 dagen na de ontvangst van het advies van de Commissie.
§ 2. Uiterlijk veertien dagen na ontvangst van de beslissing van de Minister, geeft de administratie kennis van de beslissing, bij een ter post aangetekend schrijven, aan de sportfederaties of aan de vereniging bedoeld in artikel 25, 1° van het decreet, en aan de betrokken sporter.
Art. 8. Na advies van de Commissie, stelt de Minister ten minste één keer per jaar de lijst van de sporters die als topsporter, sportbelofte of trainingspartner worden erkend, alsook de duur van hun erkenning, vast.
Art. 9. Nadat een negatieve beslissing ten opzichte van de sporter wordt genomen, en als zijn prestaties positief evolueren, of als er een nieuw gegeven voorhanden is, kan de sportfederatie of de vereniging bedoeld in artikel 25, 1°, van het decreet een nieuwe aanvraag volgens de bepalingen van artikel 3 indienen binnen de in artikel 4 vastgestelde termijn.
HOOFDSTUK 4. - Intrekking van de erkenning
Art. 10. De erkenning kan worden ingetrokken in de gevallen bedoeld in artikel 13, § 2, van het decreet.
Voordat een beslissing tot intrekking van de erkenning wordt genomen, vraagt de Minister het advies van de Commissie aan, die een vertegenwoordiger (vertegenwoordigers) van de betrokken sportfederatie of van de vereniging bedoeld in artikel 25, 1° van het decreet alsook de betrokken sporter hoort.
De oproeping voor die hoorzitting geschiedt bij aangetekend schrijven, waarin het doel, de dag en het uur van de hoorzitting worden vermeld, waarbij die hoorzitting niet vóór een termijn van 14 dagen na de verzending van die hoorzitting mag plaatsvinden.
De betrokken sportfederatie of de vereniging bedoeld in artikel 25, 1°, van het decreet alsook de betrokken sporter worden, voordat ze voor de hoorzitting worden opgeroepen, de gegevens meegedeeld waarvan de commissie kennis heeft en ze worden geïnformeerd over de mogelijkheid om zich door de verdediger naar hun keuze te laten bijstaan.
Als de opgeroepen personen zich bij die hoorzitting niet aanmelden, wordt dit in een proces-verbaal opgetekend.
Van de beslissing tot intrekking van de erkenning wordt door de administratie aan de sporter en aan de betrokken federatie of aan de vereniging bedoeld in artikel 25, 1°, van het decreet, kennis gegeven bij een ter post aangetekend schrijven, binnen een termijn van veertien dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de beslissing van de minister, die binnen de 30 dagen na de ontvangst van het advies van de Commissie beslist.
HOOFDSTUK 5 - Presentiegeld en reisvergoedingen
Art. 11. Er wordt de leden van de commissie een presentiegeld ten bedrage van twaalf euro vijftig cent voor elke vergadering toegekend.
De leden van de Commissie genieten een reisvergoeding voor de verplaatsing tussen hun woonplaats en de vergaderplaats (of voor elke andere taak bepaald door de commissie om haar opdracht te kunnen uitoefenen). Die vergoeding wordt uitgekeerd overeenkomstig de regeling die geldt voor de personeelsleden van rang 12 van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. Het maximumbedrag van de vergoeding stemt overeen met de prijs van een vervoerbewijs eerste klasse bij de spoorwegen.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 12. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 juli 2001 tot vaststelling van de procedure voor de indiening en het onderzoek van de aanvragen om erkenning als topsporter of als sportbelofte wordt opgeheven.
Art. 13. In artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, zoals gewijzigd bij de besluiten van 13 juni 1997 en 10 juli 2001, wordt punt 2° vervangen door een bepaling, luidend als volgt :
« De trainingsperioden gevolgd door de leerlingen die topsporters, sportbeloften of trainingspartners zijn, die als dusdanig worden erkend door de Minister van Sport, na het advies te hebben ingewonnen van de Commissie ingesteld bij artikel 14 van het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap. ».
Art. 14. In artikel 4, § 1, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 november 1998 betreffende het schoolbezoek, wordt punt 6° vervangen door een bepaling, luidend als volgt :
« in het secundair onderwijs, de deelneming van de leerlingen die als topsporter, sportbelofte of trainingspartner erkend zijn, bedoeld bij artikel 1, tweede lid, 2° van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, aan activiteiten ter voorbereiding van de sportbeoefening in de vorm van stages of trainingen en aan competitie. Het totaal aantal verantwoorde afwezigheden mag niet hoger zijn dan 30 halve dagen per schooljaar, behoudens afwijking toegestaan door de Minister. In dat geval moet de duur van de afwezigheid aan het inrichtingshoofd worden meegedeeld uiterlijk een week vóór de stage of de competitie aan de hand van het attest van de bevoegde sportfederatie samen met een toelating van de ouders indien de leerling minderjarig is.
Art. 15. De Minister van Sport, de Minister van Hoger Onderwijs en de Minister van Leerplichtonderwijs worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 11 maart 2010.
De Minister van Begroting, Financiën en Sport,
A. ANTOINE
De Minister van Hoger Onderwijs,
J.-C. MARCOURT
De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie,
Mevr. M.-D. SIMONET