Aanvullend Protocol bij de Europese Overeenkomst inzake de immuniteit van Staten.

Datum :
16-05-1972
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
4 pagina's
Sectie :
Wetgeving
Bron :
Numac 1972051653

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Titel 1Artikel 1 1. Indien een vonnis is gewezen tegen een Staat die partij is bij de Overeenkomst en die Staat aan dit vonnis geen gevolg geeft, kan de partij die zich op dit vonnis beroept, vorderen dat uitspraak wordt gedaan over de vraag of aan het vonnis gevolg moet worden gegeven overeenkomstig de artikelen 20 of 25 van de Overeenkomst door het voor te leggen :
  (a) hetzij aan de bevoegde rechter van die Staat overeenkomstig artikel 21 van de Overeenkomst;
  (b) hetzij aan de Europese Rechtbank, ingesteld overeenkomstig de bepalingen van Titel III van dit Protocol, mits die Staat partij is bij het Protocol en niet de verklaring heeft afgelegd, bedoeld in Titel IV.
  De keuze tussen deze beide mogelijkheden is definitief.
  2. Indien de Staat het voornemen koestert de zaak voor te leggen aan zijn rechter overeenkomstig het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Overeenkomst, moet hij de partij te welker gunste het vonnis is gewezen, hiervan mededeling doen; hij kan zich alleen maar tot zijn rechter wenden, indien die partij de zaak niet binnen een termijn van drie maanden na ontvangst der mededeling heeft voorgelegd aan de Europese Rechtbank. Nadat die termijn is verstreken, kan de partij te welker gunste het vonnis is gewezen, de zaak niet meer voorleggen aan de Europese Rechtbank.
  3. Onverminderd hetgeen moet worden verricht voor de toepassing van de artikelen 20 en 25 van de Overeenkomst, mag de Europese Rechtbank zich niet begeven in een onderzoek omtrent de gronden waarop het vonnis berust.

Titel 2Artikel 2 1. Geschillen die tussen twee of meer Staten die partij zijn bij dit Protocol, mochten ontstaan met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst, worden op verzoek van een der partijen bij het geschil of bij wijze van schikking voorgelegd aan de overeenkomstig de bepalingen van Titel III van dit Protocol in te stellen Europese Rechtbank. De Staten die partij zijn bij dit Protocol, verbinden zich een zodanig geschil niet te onderwerpen aan een andere wijze van beslechting.
  2. Indien het geschil betrekking heeft op een vraag die aan de orde is gesteld in een voor de rechter van een Overeenkomstsluitende Staat ingesteld geding tegen een andere Overeenkomstsluitende Staat, of op een vraag die aan de orde is gesteld in een voor de rechter van een Overeenkomstsluitende Staat overeenkomstig artikel 21 van de Overeenkomst ingesteld geding, kan het geschil niet worden aanhangig gemaakt bij de Europese Rechtbank alvorens de rechter een eindvonnis heeft gewezen in dat geding.
  3. Een geschil kan niet worden voorgelegd aan de Europese Rechtbank als het betrekking heeft op een vonnis waarvan zij reeds heeft kennis genomen of kennis moet nemen krachtens Titel I van dit Protocol.

Artikel 3 Geen bepaling in dit Protocol mag worden uitgelegd als een verhindering voor de Europese Rechtbank om zich uit te spreken over geschillen die mochten ontstaan tussen twee of meer Overeenkomstsluitende Staten betreffende de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst en die aan deze Rechtbank mochten worden voorgelegd bij wijze van schikking, zelfs indien die Staten of een van hen geen partij zijn bij dit Protocol.

Titel 3Artikel 4 1. Er wordt een Europese Rechtbank inzake de immuniteit van Staten ingesteld, belast met het kennisnemen van zaken die voor deze Rechtbank worden gebracht overeenkomstig de bepalingen van de Titels I en II van dit Protocol.
  2. De Europese Rechtbank bestaat uit de leden van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens benevens, voor iedere Staat die, geen lid van de Raad van Europa zijnde, tot dit Protocol is toegetreden, een persoon die de voor de leden van genoemd Hof vereiste hoedanigheden bezit en met goedvinden van het Comité van Ministers van de Raad van Europa is aangewezen door de Regering van die Staat voor een tijdvak van negen jaar.
  3. Het voorzitterschap van de Europese Rechtbank wordt bekleed door de Voorzitter van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Artikel 5 1. Indien bij de Europese Rechtbank een geding aanhangig wordt gemaakt overeenkomstig de bepalingen van Titel I van dit Protocol neemt deze Rechtbank zitting in een Kamer van zeven leden. Als ambtshalve leden hebben daarin zitting het lid van de Europese Rechtbank dat onderdaan is van de Staat waartegen het vonnis is gewezen en het lid van de Europese Rechtbank, dat onderdaan is van de Staat van het forum, of bij ontstentenis in het ene of het andere geval van een zodanig lid, een persoon, door de Regering van de betrokken Staat aangewezen om zitting te nemen in de hoedanigheid van lid van de Kamer. De namen van de vijf overige leden worden bij loting aangewezen door de Voorzitter van de Europese Rechtbank in tegenwoordigheid van de Griffier.
  2. Indien bij de Europese Rechtbank een geding aanhangig wordt gemaakt overeenkomstig de bepalingen van Titel II van dit Protocol, wordt de Kamer samengesteld op de wijze als aangegeven in het voorgaande lid. Als ambtshalve leden van de Kamer nemen dan evenwel zitting de leden van de Europese Rechtbank die onderdanen zijn van de Staten die partij zijn in het geschil, of, bij ontstentenis van een zodanig lid, een persoon, door de Regering van de betrokken Staat aangewezen om zitting te nemen in de hoedanigheid van lid van de Kamer.
  3. Indien in een voor een Kamer dienende zaak een ernstige vraag aan de orde komt, die de uitlegging van de Overeenkomst of van dit Protocol raakt, kan de Kamer zich te allen tijde aan de behandeling van de zaak onttrekken ten gunste van de Europese Rechtbank in plenaire zitting. Het zich onttrekken aan de behandeling is verplicht indien de oplossing van een zodanige vraag in strijd zou kunnen komen met een voordien door een Kamer of door de in plenaire zitting bijeengekomen Europese Rechtbank gewezen vonnis. Het zich onttrekken aan de behandeling is definitief. De desbetreffende beslissing behoeft niet met redenen te zijn omkleed.

Artikel 6 1. De Europese Rechtbank beslist omtrent iedere aanvechting van haar bevoegdheid.
  2. De zittingen van de Europese Rechtbank zijn openbaar, tenzij de Rechtbank op grond van buitengewone omstandigheden anders beslist.
  3. De vonnissen van de Europese Rechtbank worden gewezen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden en uitgesproken in een openbare zitting. Zij zijn met redenen omkleed. Indien het vonnis geheel of gedeeltelijk niet het eenstemmig oordeel van de Europese Rechtbank weergeeft, heeft ieder lid het recht tot het uitspreken van een afzonderlijk oordeel.
  4. De vonnissen van de Europese Rechtbank zijn definitief en bindend voor de partijen.

Artikel 7 1. De Europese Rechtbank stelt zijn eigen reglement en procedure vast.
  2. De functie van Griffier van de Europese Rechtbank wordt vervuld door de Griffier van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Artikel 8 1. De kosten van de werkzaamheden van de Europese Rechtbank komen ten laste van de Raad van Europa, geen Leden van de Raad van Europa zijnde, die tot dit Protocol zijn toegetreden, dragen in die kosten bij op een door het Comité van Ministers na verkregen instemming van die Staten te bepalen wijze.
  2. De leden van de Europese Rechtbank ontvangen voor hun werkzaamheden een door het Comité van Ministers vast te stellen dagvergoeding.

Titel 4Artikel 9 1. Iedere Staat kan op het tijdstip van ondertekening van dit Protocol of van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding door middel van een tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa te richten kennisgeving verklaren dat hij zich slechts gebonden acht door de Titels II tot en met V van dit Protocol.
  2. Een zodanige kennisgeving kan te allen tijde worden ingetrokken.

Titel 5Artikel 10 1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door de Lid-Staten van de Raad van Europa die de Overeenkomst hebben ondertekend. Het dient te worden bekrachtigd of aanvaard.
  De akten van bekrachtiging of aanvaarding moeten worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
  2. Dit Protocol treedt in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging of aanvaarding.
  3. Voor elke ondertekenende Staat die het daarna bekrachtigt of aanvaardt, treedt het Protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging of aanvaarding van die Staat.
  4. Een Lid-Staat van de Raad van Europa kan dit Protocol niet bekrachtigen of aanvaarden zonder de Overeenkomst te hebben bekrachtigd of aanvaard.

Artikel 11 1. Een Staat die tot de Overeenkomst is toegetreden, kan tot het Protocol toetreden nadat dit in werking is getreden.
  2. Toetreding geschiedt door het nederleggen bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa van een akte van toetreding, die drie maanden na de datum van nederlegging van kracht wordt.

Artikel 12 Het maken van voorbehouden ten aanzien van dit Protocol is niet toegestaan.

Artikel 13 1. Een Overeenkomstsluitende Staat kan dit Protocol, voor zover het hem betreft, opzeggen door een kennisgeving te richten tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
  2. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal. Het Protocol blijft evenwel van toepassing op gedingen die overeenkomstig de bepalingen van het Protocol zijn ingesteld vóór de afloop van deze termijn.
  3. Opzegging van de Overeenkomst brengt van rechtswege opzegging van dit Protocol mede.

Artikel 14 De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa geeft aan de Lid-Staten van de Raad van Europa en aan iedere Staat die is toegetreden tot de Overeenkomst kennis van :
  (a) elke ondertekening van dit Protocol;
  (b) nederlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding;
  (c) elke datum van inwerkingtreding van dit Protocol overeenkomstig de artikelen 10 en 11;
  (d) elke kennisgeving ontvangen krachtens het bepaalde in Titel IV en elke intrekking van zodanige kennisgeving;
  (e) elke kennisgeving ontvangen krachtens het bepaalde in artikel 13 en de datum waarop de opzegging van kracht wordt.

  BIJLAGE.

Artikel N Overeenkomstig artikel 21, duidt de Belgische Regering de "Rechtbank van eerste aanleg" aan om uitspraak te doen over de vraag of de Belgische Staat gevolg moet geven aan een buitenlands vonnis.
  Overeenkomstig artikel 24 verklaart de Belgische Regering dat buiten de gevallen vermeld in de artikelen 1 tot en met 13, haar rechters gerechtigd zullen zijn kennis te nemen van gedingen, ingesteld tegen een andere Overeenkomstsluitende Staat, voor zover zij kennis kunnen nemen van gedingen tegen Staten die geen partij zijn bij deze Overeenkomst. Deze verklaring laat onverlet de immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht die vreemde Staten genieten ten aanzien van handelingen verricht in de uitoefening van hun publiekrechtelijke macht (acta jure imperii).