Arbeidshof Antwerpen. - Kabinet van de eerste voorzitter - Beschikking

Datum :
01-04-2020
Taal :
Nederlands
Grootte :
3 pagina's
Sectie :
Wetgeving
Bron :
Numac 2020020689

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Artikel 1 Het arbeidshof Antwerpen bestaat uit tien kamers, ingedeeld in twee afdelingen: Antwerpen en Hasselt.

Artikel 2 De eerste tot en met de tiende kamer nemen in beide afdelingen kennis van de hiernavolgende zaken:
  a) de eerste, van de hogere beroepen tegen beslissingen in eerste aanleg van de voorzitter van de arbeidsrechtbank en van de hogere beroepen tegen de vonnissen van de kamers van deze rechtbank samengesteld uit een beroepsmagistraat en vier rechters in sociale zaken;
  b) de tweede, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in:
  - geschillen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de betrokken werknemer een bediende is, behalve wanneer het een geschil betreft dat behoort tot de bevoegdheid van de vijfde kamer, de achtste kamer of de negende kamer;
  - geschillen bedoeld in artikel 582, 3°, 4°, 5°, 6°, 8°, 9°, 12°, 14° en 15° (inzake NMBS) van het Gerechtelijk Wetboek, behalve wanneer het een geschil betreft dat behoort tot de bevoegdheid van de vierde kamer;
  c) de derde, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in:
  - geschillen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de betrokken werknemer een arbeider is, behalve wanneer het een geschil betreft dat behoort tot de bevoegdheid van de vijfde kamer, de achtste kamer of de negende kamer;
  d) de vierde, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in:
  - geschillen bedoeld in artikel 580, 2°, 3°, 4°, 6° a), 6° d) en 7° van het Gerechtelijk Wetboek, die betrekking hebben op werkloosheid of ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  - geschillen bedoeld in artikel 582, 3°, 5°, 7°, 10°, 11°, 14° en 15° (inzake indicering van de werkzoekende) van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer het een geschil betreft met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
  - geschillen bedoeld bij artikel 52, § 3 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  - geschillen bedoeld in artikel 583, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek;
  - geschillen over de toepassing van het decreet van 30 april 2004 houdende het Handvest van de werkzoekende en zijn uitvoeringsbepalingen;
  - geschillen die een oorzaak vinden in artikel 29 van de wet van 18 juli 2017 betreffende de oprichting van het statuut van nationale solidariteit, de toekenning van een herstelpensioen en de terugbetaling van medische zorg ingevolge daden van terrorisme;
  e) de vijfde, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in:
  - geschillen bedoeld in artikel 578bis van het Gerechtelijk Wetboek;
  - geschillen bedoeld in artikel 578, 12°, b) van het Gerechtelijk Wetboek;
  - geschillen bedoeld in artikel 581 van het Gerechtelijk Wetboek;
  - geschillen bedoeld in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek voor de toepassing op de zelfstandigen;
  - geschillen betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars die betrekking hebben op zelfstandigen;
  f) de zesde, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in geschillen bedoeld in artikel 582, 1° en 2° van het Gerechtelijk Wetboek;
  g) de zevende, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in geschillen bedoeld in artikel 579 van het Gerechtelijk Wetboek;
  h) de achtste, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in geschillen bedoeld in artikel 578, 14° van het Gerechtelijk Wetboek;
  i) de negende, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in:
  - geschillen bedoeld in artikel 578, 27° van het Gerechtelijk Wetboek inzake bijdragen van de werkgever
  - geschillen bedoeld in de artikelen 580, 1° van het Gerechtelijk Wetboek en 580, 2° van het Gerechtelijk Wetboek in zoverre deze betrekking hebben op sluiting van ondernemingen;
  - geschillen bedoeld in artikel 580, 13°, 14°, 15°, 16°, 17° en 19° van het Gerechtelijk Wetboek;
  - geschillen bedoeld in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 583, vierde lid;
  - geschillen over de toepassing van het decreet van 30 april 2004 tot uniformisering van de toezichts-, sanctie- en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn in de geschillen betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars die betrekking hebben op werknemers;
  j) de tiende, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in:
  - geschillen bedoeld in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek, die niet behoren tot de bevoegdheid van de vierde kamer of de negende kamer;
  - geschillen bedoeld in artikel 582, 7° en 10° van het Gerechtelijk Wetboek.
  Daarenboven neemt elke kamer, kennis van andere zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die al dan niet vermeld zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 3 De eerste kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de tweede en vierde maandag en de eerste, tweede, derde en vierde woensdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste en derde woensdag van de maand.
  De tweede kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de tweede en vierde maandag, de eerste, tweede, derde en vierde woensdag van de maand;
  - te Hasselt: op de derde maandag, de eerste en derde woensdag van de maand.
  De derde kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de tweede, derde en vierde dinsdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste en derde maandag van de maand.
  De vierde kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de tweede woensdag, de eerste, tweede, derde en vierde donderdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste en derde dinsdag en de eerste en derde donderdag van de maand.
  De vijfde kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de eerste vrijdag van de maand;
  - te Hasselt: op de vierde vrijdag van de maand.
  De zesde kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de eerste vrijdag van de maand;
  - te Hasselt: op de vierde vrijdag van de maand.
  De zevende kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de tweede en vierde maandag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste en de derde maandag van de maand.
  De achtste kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de tweede en vierde dinsdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste en derde vrijdag van de maand.
  De negende kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de eerste en derde maandag van de maand;
  - te Hasselt: op de tweede vrijdag van de maand.
  De tiende kamer houdt zitting:
  - te Antwerpen: de eerste en derde donderdag van de maand;
  - te Hasselt: de eerste vrijdag van de maand.

Artikel 4 De zaken worden voor elke kamer, volgens haar bevoegdheid, ingeleid op de hierna volgende dagen:
  a) voor de eerste kamer:
  - te Antwerpen: op de eerste woensdag en, voor de zaken in kort geding, op de eerste, tweede, derde en vierde woensdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste woensdag van de maand en, voor de zaken in kort geding, op de eerste en derde woensdag van de maand.
  b) voor de tweede kamer:
  - te Antwerpen: op de eerste woensdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste woensdag van de maand.
  c) voor de derde kamer:
  - te Antwerpen: op de tweede dinsdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste maandag van de maand.
  d) voor de vierde kamer:
  - te Antwerpen: op de eerste donderdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste dinsdag van de maand.
  e) voor de vijfde kamer:
  - te Antwerpen: op de eerste vrijdag van de maand;
  - te Hasselt: op de vierde vrijdag van de maand.
  f) voor de zesde kamer:
  - te Antwerpen: op de eerste vrijdag van de maand;
  - te Hasselt: op de vierde vrijdag van de maand.
  g) voor de zevende kamer:
  - te Antwerpen: op de tweede maandag van de maand;
  - te Hasselt: op de derde maandag van de maand.
  h) voor de achtste kamer:
  - te Antwerpen: op de tweede dinsdag van de maand;
  - te Hasselt: op de eerste vrijdag van de maand.
  i) voor de negende kamer:
  - te Antwerpen: op de eerste maandag van de maand;
  - te Hasselt: op de tweede vrijdag van de maand.
  j) voor de tiende kamer:
  - te Antwerpen: eerste donderdag van de maand;
  - te Hasselt: eerste vrijdag van de maand.
  Indien de dag voor inleiding voor een bepaalde kamer op een wettelijke feestdag valt, worden de zaken ingeleid op de eerstvolgende zitting van de betrokken kamer in dezelfde samenstelling overeenkomstig de dienstregeling.

Artikel 5 De zittingen vangen aan:
  - te Antwerpen: om 9u30; kort geding om 9u00;
  - te Hasselt: om 14u00 behalve voor wat betreft de negende en de tiende kamer om 10u00 en kort geding om 13u30;
  Zij duren ten minste drie uren, tenzij de zittingsrol voordien is uitgeput.

Artikel 6 Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting:
  - te Antwerpen: op de tweede en vierde maandag van de maand, om 14u30;
  - te Hasselt: op de eerste en derde woensdag van de maand, om 13u30.

Artikel 7 Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers buitengewone zittingen houden, waarvan hij de dag en het uur vaststelt.

Artikel 8 Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voorlopig te wijzigen, voor zover deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.

Artikel 9 De eerste voorzitter kan, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aanvangsuur van de zittingen wijzigen.

Artikel 10 Na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, stelt de eerste voorzitter dag en uur van de vakantiezittingen vast in overeenstemming met de artikelen 334 en 339 van het Gerechtelijk Wetboek.
  Hij maakt een dienstregeling op van de magistraten die zitting houden.
  De eerste voorzitter mag te allen tijde, naar gelang van de behoeften van de dienst, de dienstregeling van de vakantiezittingen wijzigen.

Artikel 11 De beschikkingen die de eerste voorzitter van het arbeidshof neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van het hof aangeplakt. Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier.

Artikel 12 Dit bijzonder reglement wordt in iedere afdeling bekendgemaakt door aanplakking ter griffie.

Artikel 13 Dit bijzonder reglement treedt in werking op 1 september 2020. Het vervangt vanaf die datum het bijzonder reglement van 4 september 2018.