Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve tot organisatie van het jachtexamen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Datum :
21-01-1991
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Wetgeving
Bron :
Numac 1991031036

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Artikel 1 Door dit besluit wordt er een aangelegenheid geregeld, zoals bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.

Artikel 2 Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  de Minister : de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheden de jacht behoort;
  het bevoegde bestuur : de dienst van het Ministerie van het Brusselse Gewest belast met de organisatie van het jachtexamen.

Artikel 3 § 1. Het ontwerp van het jachtexamen omvat drie vakken bepaald als volgt en die elk twintig vragen bevatten.
  Vak I : kennis van de rechtsvoorschriften met betrekking tot de jacht en het natuurbehoud;
  Vak II : kennis van het wild, de wilde dieren en de jachthonden;
  Vak III : kennis en behandeling van jachtwapens.
  Het programma van het examen, per vak, wordt opgegeven in de bijlage I gevoegd bij dit besluit.
  § 2. Elk vak kan een theoretisch deel en een deel dat betrekking heeft op diapositieven en foto's bevatten. Het vak II bevat noodzakelijk tenminste tien diapositieven en foto's.
  § 3. Het bevoegde bestuur stelt ieder jaar een lijst van vragen op en waarover zij alleen beschikt, met uitzondering van enige andere bevoegdheid. Zij alleen gaat over tot schifting van de aan de kandidaten voor te leggen diapositieven en foto's.

Artikel 4 Het jachtexamen wordt uitsluitend ingericht in het Nederlands en in het Frans.

Artikel 5 Om aan het jachtexamen te kunnen deelnemen moet men ten minste zeventien jaar oud zijn op de datum van het examen.

Artikel 6 De datum van het jachtexamen wordt ter kennis van het publiek gebracht door een bericht in het Belgisch Staatsblad en, bovendien, op elke andere wijze die het bevoegde bestuur dienstig acht.
  Behalve het geval van vernietiging door de Minister wordt één enkel examen ingericht per kalenderjaar tijdens het eerste semester.

Artikel 7 De inschrijving voor het examen wordt door de kandidaat gericht tot het bevoegde bestuur bij middel van het formulier opgesteld volgens het in bijlage II bij dit besluit voorziene voorbeeld, behoorlijk ingevuld en getekend, bij een ter post aangetekende brief, minstens vijftig kalenderdagen vóór de datum van het examen. Het postmerk bepaalt de verzendingsdatum.
  Dit formulier is beschikbaar bij het bevoegde bestuur.
  Ten laatste twintig dagen vóór de datum van het examen worden de regelmatige kandidaten bijeengeroepen bij gewone brief die de datum, plaats, uur en taal van het examen vermeldt. Enkel de kandidaten die deze oproepingsbrief bezitten mogen aan het examen deelnemen.
  Aan het jachtexamen kan slechts worden deelgenomen tegen betaling van een inschrijvingsgeld.
  Het inschrijvingsgeld bedraagt (100 EUR). De kandidaat betaalt zijn inschrijvingsgeld door middel van een overschrijving op rekening van het Ministerie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. <BESL 2001-11-08/48, Art. 13, 002; En vigueur : 01-01-2002>
  Het inschrijvingsgeld kan niet worden terugbetaald, behalve wanneer het examen is afgezegd. Het inschrijvingsgeld wordt in dat geval integraal terugbetaald.

Artikel 8 Op de voor het examen vastgestelde dag en uur worden de verzegelde omslagen met de vragen ten aanschouwe van de kandidaten geopend en de vragen worden rondgedeeld aan hen.
  Vanaf dat ogenblik beschikken de kandidaten over twee uren en een half om de vragen te beantwoorden.
  Elke poging tot bedrog heeft als gevolg de onmiddellijke uitsluiting van de kandidaat en de ongeldigheidsverklaring van zijn examen.

Artikel 9 Om het jachtexamen te slagen moet de kandidaat minstens de helft van de punten in ieder vak behalen en 60 % in het geheel.

Artikel 10 Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest zijn er twee examencommissies : een nederlandstalige en een franstalige.
  Elke commissie is samengesteld uit vijf leden aangewezen door de Minister namelijk :
  - twee ambtenaren van het bevoegde bestuur. Eén van deze ambtenaren fungeert als voorzitter;
  - een vertegenwoordiger van de jagers;
  - twee deskundigen : een deskundige bevoegd inzake wildbiologie en een deskundige inzake jachtwetgeving.
  Voor elk lid wordt een plaatsvervanger door de Minister aangewezen, op dezelfde wijze dan die voorgeschreven voor de aanwijzing van de leden. De leden van de commissies worden niet vergoed.
  De leden van de examencommissies die niet deel uitmaken van het personeel van het Gewest hebben echter recht op de toelage voor verplaatsings- en verblijfskosten voorzien voor de Rijksambtenaren die drager zijn van een graad van rang 10 tot 14. De Minister duidt voor elke commissie één of meerdere niet-stemgerechtigde secretarissen aan die belast zijn met alle geschriften van de examencommissie, onder meer het opstellen van de notulen der vergaderingen.
  De duur van het mandaat van de leden en secretarissen waarvan sprake is geldig voor vijf jaar. Het mandaat is vernieuwbaar.

Artikel 11 De examencommissie vergadert geldig als de meerderheid van de leden of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn. De commissie beslist bij gewone meerderheid. Bij staking der stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
  De verschillende verrichtingen betreffende het jachtexamen binnen de commissie worden afgehandeld overeenkomstig het reglement van orde gevoegd bij dit besluit.

Artikel 12 Na beraadslaging van de commissie worden de kandidaten op de hoogte gebracht van het feit of zij al dan niet geslaagd zijn. De aan de kandidaten toegekende beoordelingscijfers worden hun niet medegedeeld.
  Tegen de beslissing van de commissie is geen beroep mogelijk.
  De geslaagde kandidaten ontvangen een getuigschrift, ondertekend door twee ambtenaren van het bevoegde bestuur. Dit getuigschrift vermeldt dat de kandidaat geslaagd is voor het jachtexamen, met aanduiding van het jaar van het examen.

Artikel 13 Het ministerieel besluit van 2 maart 1977 tot inrichting van het jachtexamen wordt opgeheven, voor wat betreft het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

  Bijlage I.

Artikel N1 Programma van het jachtexamen. - Examenstof. <Om technische redenen werd deze bijlage in fictieve artikelen onderverdeeld : 1N1-3N1>

Artikel 1N1 Vak I : Kennis van de reglementering met betrekking tot de jacht en het natuurbehoud.
  Titularis van het jachtrecht.
  Overdracht van het jachtrecht.
  Wildsoorten.
  Voorwaarden waaraan moet worden voldaan om op regelmatige wijze te jagen.
  Oppervlakte der jachtterreinen. Regels.
  Opening en sluiting van de jacht op de verschillende wildsoorten.
  Geoorloofde jachtmiddelen en jachtwijzen.
  Jachtverlof. Afleveringsvoorwaarden.
  Jachtvergunning. Afleveringsvoorwaarden.
  Jachtwachters. Aanstelling. Opdracht.
  Jacht 's nachts.
  Bestrijding van dieren aanzien als wild :
  wild konijn;
  houtduif;
  wild zwijn;
  andere wildsoorten.
  Vergoeding van wildschade.
  Vervoer van en handel in wild.
  Beschermde vogels.
  Reglementering inzake natuurbehoud met betrekking tot de uitoefening van de jacht.

Artikel 2N1 Vak II : Kennis van het wild, wilde dieren en jachthonden :
  a) Uitwendige kenmerken, levenswijze, voedsel, kenmerken van de biotoop, verbetering van het biotoop, ziekten, vijanden, schade aangericht door en middelen om deze schade te voorkomen bij :
  edelhert;
  ree;
  damhert;
  moeflon;
  wild zwijn;
  haas;
  fazant;
  korhoen;
  patrijs;
  houtsnip;
  kwartel;
  wilde eend;
  zomertaling;
  wintertaling;
  smient;
  pijlstaart;
  slobeend;
  kuifeend;
  tafeleend;
  grauwe gans;
  kolgans;
  rietgans;
  goudplevier;
  watersnip;
  bokje;
  meerkoet;
  waterhoen;
  kievit;
  kokmeeuw;
  zilvermeeuw;
  houtduif;
  kraaien;
  roek;
  kauw;
  vlaamse gaai;
  ekster;
  wild konijn;
  vos;
  das;
  wilde kat;
  bunzing;
  hermelijn;
  wezel;
  marter.
  b) Herkennen van de voornaamste dieren die in België in het wild voorkomen en die behoren tot de volgende groepen :
  futen, reigers, zwanen, dagroofvogels, uilen, ruiters, grutto's, wulpen, plevieren, duiven, lijsters, ooievaars.
  c) Rol van de jacht ten opzichte van de levensgemeenschappen in veld en bos.
  d) Kennis van de jachthonden.

Artikel 3N1 Vak III : Kennis en behandeling van de jachtwapens.
  Kenmerken en mogelijkheden van volgende wapens en munitie :
  hagelgeweren;
  hagelpatronen;
  buksen;
  kogelpatronen;
  gecombineerde geweren.
  Voorzorgen te nemen bij het vervoeren, dragen en gebruiken van vuurwapens gebruikt bij de jacht.

  Bijlage II.

Artikel N2 INSCHRIJVING OP HET JACHTEXAMEN. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 02-03-1991, p. 4051>