Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen [de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten].

Datum :
18-06-2010
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
5 pagina's
Sectie :
Wetgeving
Bron :
Numac 2010035517

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Hoofdstuk 1. Definities
Artikel 1In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° residentiële voorziening : een begeleidingstehuis, een gezinstehuis of een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum;
  2° semiambulante voorziening : een dagcentrum;
  3° [1 voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand: de erkende voorzieningen, organisaties en inrichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, meer bepaald de begeleidingstehuizen, de gezinstehuizen, de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra, de dagcentra, de thuisbegeleidingsdiensten, de diensten voor begeleid zelfstandig wonen, de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling, de diensten voor crisishulp aan huis, de organisaties voor bijzondere jeugdzorg, de centra voor integrale gezinszorg en de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra in een modulair kader;]1
  [1 4° vergunde diensten voor pleegzorg: de vergunde diensten, vermeld in artikel 10 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.]1

Hoofdstuk 2. Bouwtechnische en bouwfysische normen
Artikel 2De algemene bouwtechnische en bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van [2 de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand en de vergunde diensten voor pleegzorg]2 moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn :
  1° de regelgeving over de brandveiligheid;
  2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen die toegankelijk zijn voor het publiek;
  3° de regelgeving over de eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat;
  4° het algemeen reglement inzake elektrische installaties;
  5° de typebestekken, opgesteld door het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken;
  6° de regelgeving over de stedenbouw en de ruimtelijke ordening;
  7° de regelgeving over de milieuvergunningen;
  8° [3 indien van toepassing, de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.]3
  De gebouwen waarover [2 een voorziening van de bijzondere jeugdbijstand of een vergunde dienst voor pleegzorg]2 beschikt, moeten gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar zijn, onder meer met het openbaar vervoer.

Artikel 3Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur van een residentiële voorziening [4 of van een voorziening van de bijzondere jeugdbijstand met verblijfsmodules]4 ten minste bestaan uit de hierna vermelde ruimtes, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn :
  1°[4 per erkende capaciteitseenheid of per erkende verblijfsmodule hebben de woon- en leefruimtes samen een oppervlakte van 25 m2, te vermeerderen met:
   a) voor een residentiële voorziening: 10 m2 per voltijdsequivalent van de maximale personeelsbezetting die in aanmerking komt voor de subsidiëring van de personeelskosten, vermeld in artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand;
   b) voor een organisatie voor bijzondere jeugdzorg, een centrum voor integrale gezinszorg of een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum in een modulair kader: 10 m2 per voltijdsequivalent van de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie;]4
  2° de woonruimte wordt vermeerderd met 10 m2 per minderjarige voor wie kamertraining wordt georganiseerd;
  3° voldoende administratieve ruimte.

Artikel 4[5 Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur van een semiambulante voorziening of van een organisatie met modules dagbegeleiding in groep ten minste bestaan uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn:
   1° per erkende capaciteitseenheid of per erkende module dagbegeleiding in groep heeft de leefruimte een oppervlakte van 15 m2, te vermeerderen met:
   a) voor een semiambulante voorziening: 10 m2 per voltijdsequivalent van de maximale personeelsbezetting die in aanmerking komt voor de subsidiëring van de personeelskosten, vermeld in artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand;
   b) voor een organisatie met modules dagbegeleiding in groep: 10 m2 per voltijdsequivalent van de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie;
   2° voldoende administratieve ruimte.]5

Artikel 5[6 Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur van een ambulante voorziening, van een voorziening met modules contextbegeleiding of diagnostiek in het kader van een problematische leefsituatie, of van een organisatie met modules contextbegeleiding, contextbegeleiding in functie van autonoom wonen of ondersteunende begeleiding, of van een vergunde dienst voor pleegzorg, ten minste bestaan uit voldoende administratieve ruimtes.
   In het eerste lid wordt verstaan onder ambulante voorziening: een thuisbegeleidingsdienst, een dienst voor begeleid zelfstandig wonen, een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling of een dienst voor crisishulp aan huis.]6

Artikel 6 De bouwfysische normen, vermeld in artikel 2 tot en met 5, gelden met behoud van de toepassing van de wetgeving over veiligheid, hygiëne, comfort en bescherming van de arbeid.

Hoofdstuk 3. Subsidiabele oppervlakte
Artikel 7In dit artikel wordt verstaan onder subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring.
  De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal :
  1° voor een residentiële voorziening : 65 m2 per erkende capaciteitseenheid;
  2° voor een semiambulante voorziening : 45 m2 per erkende capaciteitseenheid;
  3° voor [7 een thuisbegeleidingsdienst of een dienst voor begeleid zelfstandig wonen]7 : 20 m2 per voltijds equivalent van de maximale personeelsbezetting die in aanmerking komt voor de subsidiëring van de personeelskosten, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand;
  4° voor een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling of een dienst voor crisishulp aan huis : 20 m2 per voltijds equivalent van de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie.
  [8 5° voor een organisatie voor bijzondere jeugdzorg :
   a) 65 m per erkende verblijfsmodule;
   b) 45 m per erkende module dagbegeleiding in groep;
   c) 20 m per voltijdsequivalent van de personeelsformatie die de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaard heeft voor de modules contextbegeleiding, contextbegeleiding in functie van autonoom wonen en ondersteunende begeleiding.]8
  Bij uitbreiding van oppervlakte komt alleen de nieuw gebouwde of de aangekochte oppervlakte die samen met de oppervlakte van het behouden gedeelte van het bestaande gebouw de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in lid 2, niet overschrijdt, voor subsidiëring in aanmerking.
  Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in lid 2 en 3, kan alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden bij verbouwing of uitbreiding, voor zover de erkennings- en exploitatievoorwaarden dat vereisen.
  [7 6° voor een centrum voor integrale gezinszorg:
   a) 65 m2 per gebruiker die het centrum volgens zijn erkenning kan opnemen;
   b) 20 m2 per voltijdsequivalent van de personeelsformatie die de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaard heeft voor de modules contextbegeleiding;
   7° voor een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum in een modulair kader:
   a) 65 m2 per verblijfsmodule;
   b) 20 m2 per voltijdsequivalent van de personeelsformatie die de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaard heeft voor de modules diagnostiek in het kader van een problematische leefsituatie;
   8° voor een vergunde dienst voor pleegzorg: 20 m2 per voltijdsequivalent van de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie.]7

Hoofdstuk 4. Investeringssubsidie
Artikel 8§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is voor de sector van [9 de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand en de vergunde diensten voor pleegzorg]9 vastgesteld op 550 euro per m2.
  § 2. [10 ...]10

Artikel 9§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is voor de sector van [11 de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand en de vergunde diensten voor pleegzorg]11 vastgesteld op 500 euro per m2.
  § 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding is voor de sector van [11 de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand en de vergunde diensten voor pleegzorg]11 vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening.
  De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
  § 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragrafen 1 en 2, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 8, § 1.

Artikel 10 § 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwingswerken is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
  § 2. Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken mag ten hoogste 75 % bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 9, § 1.
  § 3. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming, tot maximaal 50 euro per m2. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening.
  De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.

Artikel 11Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop [12 met of zonder verbouwing]12, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 8. Als het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de aankoop, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in een grootstad of centrumstad als vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds, bedraagt het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop [12 met of zonder verbouwing]12, uitrusting en meubilering inbegrepen, maximaal 100 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 8.
  Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door het comité van aankoop geschatte venale waarde van het gebouw en de aan de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en [13 registratiebelasting of registratierechten]13 of btw in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.

Artikel 12[14 Tenzij het anders bepaald is, kan er in een periode van twintig jaar na de ingebruikname van een investering die gesubsidieerd is door het Fonds of door zijn rechtsvoorgangers, geen subsidiebelofte worden verkregen voor hetzelfde project of voor een deel van hetzelfde project, ongeacht de sector van de persoonsgebonden aangelegenheden waarin de subsidie is verkregen. Alleen als een verbouwing noodzakelijk wordt wegens gewijzigde regelgeving of wegens gewijzigde en opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen die periode een subsidiebelofte voor verbouwing worden verkregen.]14

Artikel 13 Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor meubilering en uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moeten worden aangeschaft, bedraagt 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.

Artikel 14 De bedragen, vermeld in artikelen 8, 9 en 10, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
  De aanpassing, vermeld in het eerste lid, wordt doorgevoerd aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20, waarbij :
  1° s : het officiële loon in de bouwnijverheid voor categorie 2A, dat van kracht is op 1 januari van het jaar in kwestie;
  2° S : 19,885;
  3° i : de index van de bouwmaterialen die van kracht is op 1 november voorafgaand aan het jaar in kwestie;
  4° I : 3627.

Artikel 15 Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief btw wordt vastgesteld met toepassing van artikelen 8, 9, 10, 11 en 13, een subsidie voor de btw tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 10 %. De totale investeringssubsidie wordt als volgt berekend : basisbedrag + geldende btw op het basisbedrag + algemene onkosten à 10 % op het basisbedrag + geldende btw op de algemene onkosten.

Hoofdstuk 5. Wijzigingsbepaling
Artikel 16 In artikel 15, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 en 24 juli 2009, wordt punt g) vervangen door wat volgt :
  " g) artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. "

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 17 Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, wordt opgeheven.

Artikel 18 Voor de dossiers waarvoor de subsidiebelofte werd gegeven voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, gelden de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 19De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.