Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het deeltijds kunstonderwijs met het oog op een aantal maatregelen voor de inhoudelijke vernieuwing
- Sectie :
- Wetgeving
- Bron :
- Numac 2014036808
Originele tekst :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
Hoofdstuk 1. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende Kunst"
Artikel 1 In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende Kunst", gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° aan paragraaf 1, 7°, wordt de volgende zinsnede toegevoegd :
"of artikel 7, § 4bis, of die conform artikel 7, § 4ter een individueel aangepast curriculum volgt";
2° aan paragraaf 1 worden de punt 10° en 11° toegevoegd die luiden als volgt :
"10° vestigingsplaats : een gebouw of gebouwencomplex waarin een instelling of een gedeelte van een instelling gehuisvest is en waar leerlingen les volgen;
11° redelijke aanpassingen : maatregelen die genomen zijn op basis van de principes en indicatoren vermeld in artikel 2 van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.".
Artikel 2 Aan artikel 4, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, wordt de volgende bepaling toegevoegd :
"- beeldverhaal".
Artikel 3 Aan artikel 5, eerste lid, 2° van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1991, 14 december 2001 en 30 oktober 2009, wordt de volgende bepaling toegevoegd :
"- beeldverhaal".
Artikel 4 In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1991, 14 december 2001 en 30 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° aan paragraaf 1, 2°, wordt de volgende bepaling toegevoegd :
"- optie beeldverhaal : beeldverhaal.";
2° in paragraaf 1, 3°, wordt in het vijfde streepje van de opsomming de komma tussen "materialenkennis" en "kunstambachten" opgeheven.
3° er wordt een paragraaf 4bis ingevoegd die luidt als volgt :
" § 4bis. Een leerling heeft recht op een vrijstelling voor een vak dat hij reeds met vrucht heeft gevolgd op een gelijk of hoger niveau dan het voltijds secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs of het kunstonderwijs met beperkt leerplan.";
4° er wordt een paragraaf 4ter ingevoegd die luidt als volgt :
" § 4ter. Een instelling kan voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of een verslag als vermeld in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, of voor een leerling die ingeschreven is in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, een individueel aangepast curriculum ontwikkelen als de directeur en betrokken leerkrachten na overleg met de leerling of zijn ouders motiveren dat de leerling ondanks redelijke aanpassingen onvoldoende leerwinst kan boeken in het gemeenschappelijke curriculum.
Voor een leerling met een individueel aangepast curriculum kan de instelling afwijken van een of meer van de volgende bepalingen :
1° de bepalingen over lessenroosters, vermeld in artikel 7 en artikel 9;
2° de bepalingen over groeperingsvoorwaarden, vermeld in artikel 10;
3° de bepaling over minimumleerplannen, vermeld in artikel 11;
4° de bepalingen over toelatings- en overgangsvereisten, vermeld in de artikelen 12 tot en met 15, op voorwaarde dat de leerling minstens zes jaar is of één schooljaar ingeschreven is in het lager onderwijs;
5° de bepalingen over evaluatie, proeven en bekrachtiging van de studies in artikel 19 tot en met 26.
De instelling ontwikkelt het individueel aangepast curriculum in samenspraak met de leerling of zijn ouders, bewaakt de ontwikkelingsgerichtheid en neemt de nodige pedagogische, didactische en organisatorische maatregelen. De instelling kan een beroep doen op externe deskundigen of op de pedagogische begeleidingsdienst.
Een individueel aangepast curriculum duurt maximaal één leerjaar langer dan de desbetreffende graad waarin de leerling is ingeschreven. De leerling kan niet overzitten. Bij het beëindigen van de graad reikt de instelling aan de leerling een leerbewijs uit. Een leerbewijs geeft aan dat de leerling een opleiding gevolgd heeft en dat er door middel van een evaluatie werd nagegaan welke van de vooraf bepaalde doelen verworven zijn.
De inspectie en de verificatie kunnen het individueel aangepast curriculum op elk moment inkijken in de instelling.";
5° in paragraaf 5 worden tussen de woorden "lessenrooster" en "behoren" de woorden "van dezelfde optie" ingevoegd;
6° er wordt een paragraaf 6 toegevoegd die luidt als volgt :
" § 6. Een regelmatige leerling kan na schriftelijke motivatie en toestemming van de directeur een vak waarin kennis, vaardigheden of attitudes geïntegreerd verworven worden, geheel of gedeeltelijk, vervangen door leeractiviteiten in een voor de leerplandoelen relevante leercontext onder de volgende voorwaarden :
1° de verantwoordelijke van de leercontext biedt een kwaliteitsvolle leeromgeving aan en de instelling beschikt over een toetsingsinstrument om de kwaliteit ervan te beoordelen, dat door de inspectie is gevalideerd;
2° de verantwoordelijke van de leercontext voorziet structurele inhoudelijke begeleiding van de leerling die het realiseren van de leerplandoelen mee garandeert;
3° de instelling verzekert de opvolging van het leerproces en ontwikkelt daarvoor een afsprakenkader met alle betrokkenen;
4° de instelling evalueert de leerling en neemt daarvoor de nodige maatregelen;
5° opleidings- en vormingsactiviteiten van private of andere publieke opleidingsverstrekkers komen niet in aanmerking."
Artikel 5 In artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt de datum "31 januari" vervangen door de datum "1 november";
2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 3. Aan leerlingen die voldoen aan de reguliere toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 12 tot en met 15 kan geen toelatingsperiode opgelegd worden."
Artikel 6 In artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt de datum "31 januari" vervangen door de datum "1 november".
Artikel 7 In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1990, 18 december 1991, 30 juli 1992, 7 juli 1993, 1 september 1993, 8 juni 1999 en 14 december 2001, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 9 december 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 en 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, wordt een artikel 27bis ingevoegd dat luidt als volgt :
"Art. 27bis. Een instelling kan afwijken van artikel 19 tot en met 25 en artikel 26, § 1, als ze voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° de instelling beschikt over een gedragen artistiek-pedagogische visie over het transparant, valide en betrouwbaar evalueren van leerlingen. De visie expliciteert op welke wijze de evaluatie het leerproces van de leerlingen ondersteunt;
2° de instelling operationaliseert en motiveert die visie in concrete acties ten opzichte van de leerlingen en personeelsleden;
3° de instelling neemt in haar schoolreglement, vermeld in artikel 2, § 3, de basisprincipes van haar visie op leerlingenevaluatie op en communiceert over de wijze waarop de evaluatie verloopt;
4° de instelling expliciteert de wijze waarop ze de kwaliteit van het evaluatieproces bewaakt;
5° de instelling bespreekt minstens twee keer per schooljaar met iedere leerling zijn brede artistieke ontwikkeling aan de hand van een gedocumenteerde schriftelijke neerslag.
De mate waarin de leerling de einddoelen uit de goedgekeurde leerplannen bereikt, bepaalt of hij al dan niet geslaagd is voor een leerjaar of graad.
De leerlingen zijn verplicht deel te nemen aan de evaluatieactiviteiten.
De leerlingen die meer dan een derde van de lessen niet hebben bijgewoond zonder dat hun afwezigheid gewettigd was, zijn niet geslaagd voor het betreffende leerjaar.".
Artikel 8 In artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en 30 oktober 2009, worden tussen de woorden "optie animatiefilm" en de woorden "het aantal leerlingen" de woorden "en de optie beeldverhaal" ingevoegd.
Artikel 9 In artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden de woorden "het salaris" telkens vervangen door de woorden "de omkadering".
Artikel 10 Artikel 50, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, wordt opgeheven.
Hoofdstuk 2. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans"
Artikel 11 In artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het punt 8° wordt vervangen door wat volgt :
"8° regelmatige leerling : de leerling die :
a) voldoet aan de toelatingsvoorwaarden vermeld in artikel 14 tot en met 25 en artikel 27, 27bis en 28, of die conform artikel 26ter een individueel aangepast curriculum volgt;
b) een geheel van vakken van een bepaald leerjaar volgt of daarvan afwijkt met toepassing van artikel 26 of artikel 26bis, of die conform artikel 26ter een individueel aangepast curriculum volgt;";
2° in het punt 11° wordt na de woorden "hierna vermelde vakken volgen" de zinsnede :
"behoudens toepassing van artikel 26ter" ingevoegd;
3° in het punt 11° wordt de zinsnede "met toepassing van artikel 26" vervangen door de zinsnede "met toepassing van artikel 26 of 26bis";
4° er worden een punt 12° en een punt 13° toegevoegd die luiden als volgt :
"12° vestigingsplaats : een gebouw of gebouwencomplex waarin een instelling of een gedeelte van een instelling gehuisvest is en waar leerlingen les volgen;
13° redelijke aanpassingen : maatregelen die genomen zijn op basis van de principes en indicatoren vermeld in artikel 2 van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.".
Artikel 12 Aan artikel 6, § 1, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden punt bb) tot en met bd) toegevoegd, die luiden als volgt :
"bb) bandoneon;
bc) saz;
bd) ud.".
Artikel 13 In artikel 7, 3°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, wordt punt c) vervangen door wat volgt :
"c) optie muziektheorie : muziektheorie, een polyfoon instrument voor diegenen die geen eindattest voor piano, orgel, klavecimbel, gitaar, luit, accordeon, harp, slagwerk, bandoneon, saz of ud bezitten;".
Artikel 14 In artikel 11, § 1ter, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, worden de woorden "of beiaard" vervangen door de zinsnede "beiaard, bandoneon, saz of ud".
Artikel 15 In artikel 15, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, wordt punt 4° opgeheven.
Artikel 16 In artikel 18, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt punt 5° opgeheven.
Artikel 17 In artikel 19, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt de zinsnede ", of ingeschreven is in het secundair onderwijs" opgeheven.
Artikel 18 In artikel 21, § 1, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden de woorden "en hoogstens drie" opgeheven.
Artikel 19 In artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt de datum "31 januari" vervangen door de datum "1 november";
2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd die luidt als volgt :
" § 3. Aan leerlingen die voldoen aan de reguliere toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 14 tot en met 23, kan geen toelatingsperiode opgelegd worden.".
Artikel 20 In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt de datum "31 januari" vervangen door de datum "1 november".
Artikel 21 In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991, 18 december 1991, 30 juli 1992, 7 juli 1993, 1 september 1993, 8 juni 1999 en 14 december 2001, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 9 december 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 en 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, worden een artikel 26bis en 26ter ingevoegd, die luiden als volgt :
"Art. 26bis. Een leerling heeft recht op een vrijstelling voor het vak algemene muzikale vorming, muziekcultuur/volksmuziek, repertoirestudie of theorie van de dans als hij dit vak reeds met vrucht heeft gevolgd op een gelijk of hoger niveau dan het voltijds secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs of het kunstonderwijs met beperkt leerplan."
"Art. 26ter. Een instelling kan voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of een verslag als vermeld in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, of voor een leerling die ingeschreven is in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap een individueel aangepast curriculum ontwikkelen als de directeur en betrokken leerkrachten na overleg met de leerling en zijn ouders motiveren dat de leerling ondanks redelijke aanpassingen onvoldoende leerwinst kan boeken in het gemeenschappelijke curriculum.
Voor een leerling met een individueel aangepast curriculum kan de instelling afwijken van een of meer van de volgende bepalingen :
1° de bepalingen over lessenroosters vermeld in artikelen 7 tot en met 10;
2° de bepalingen over groeperingsvoorwaarden, vermeld in artikel 11;
3° de bepaling over minimumleerplannen, vermeld in artikel 12;
4° de bepalingen over toelatings- en overgangsvereisten, vermeld in artikel 14 tot en met 23, op voorwaarde dat een leerling die de studierichting muziek of woordkunst volgt, minstens acht jaar is of minstens drie volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs en dat een leerling die de studierichting dans volgt minstens zes jaar is of minstens één volledig schooljaar ingeschreven is in het lager onderwijs;
5° de bepalingen over evaluatie en proeven en bekrachtiging van de studiën, vermeld in artikel 29 tot en met 39.
De instelling ontwikkelt het individueel aangepast curriculum in samenspraak met de leerling of zijn ouders, bewaakt de ontwikkelingsgerichtheid en neemt de nodige pedagogische, didactische en organisatorische maatregelen. De instelling kan een beroep doen op externe deskundigen of op de pedagogische begeleidingsdienst.
Een individueel aangepast curriculum duurt maximaal één leerjaar langer dan de desbetreffende graad waarin de leerling is ingeschreven. De leerling kan niet overzitten. Bij het beëindigen van de graad reikt de instelling aan de leerling een leerbewijs uit. Een leerbewijs geeft aan dat de leerling een opleiding gevolgd heeft en dat er door middel van een evaluatie werd nagegaan welke van de vooraf bepaalde doelen verworven zijn.
De inspectie en de verificatie kunnen het individueel aangepast curriculum op elk moment inkijken in de instelling.".
Artikel 22 In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden tussen het woord "lessenrooster" en het woord "behoren" de woorden "van dezelfde optie" ingevoegd.
Artikel 23 In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991, 18 december 1991, 30 juli 1992, 7 juli 1993, 1 september 1993, 8 juni 1999 en 14 december 2001, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 9 december 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 en 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, wordt een artikel 27bis ingevoerd dat luidt als volgt :
"Art. 27bis. Een regelmatige leerling kan na schriftelijke motivering en toestemming van de directeur een vak waarin kennis, vaardigheden of attitudes geïntegreerd verworven worden, geheel of gedeeltelijk, vervangen door leeractiviteiten in een leercontext die relevant is voor de leerplandoelen, onder de volgende voorwaarden :
1° de verantwoordelijke van de leercontext biedt een kwaliteitsvolle leeromgeving aan en de instelling beschikt over een toetsingsinstrument om de kwaliteit ervan te beoordelen, dat door de inspectie is gevalideerd;
2° de verantwoordelijke van de leercontext voorziet structurele inhoudelijke begeleiding van de leerling die het realiseren van de leerplandoelen mee garandeert;
3° de instelling verzekert de opvolging van het leerproces en ontwikkelt daarvoor een afsprakenkader met alle betrokkenen;
4° de instelling evalueert de leerling en neemt daarvoor de nodige maatregelen;
5° opleidings- en vormingsactiviteiten van private of andere publieke opleidingsverstrekkers komen niet in aanmerking."
Artikel 24 In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991, 18 december 1991, 30 juli 1992, 7 juli 1993, 1 september 1993, 8 juni 1999 en 14 december 2001, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 9 december 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 en 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, wordt een artikel 40bis toegevoegd dat luidt als volgt :
"Art. 40bis. Een instelling kan afwijken van de bepalingen, vermeld in artikel 29 tot en met 37, artikel 38, § 1 en § 6 en artikel 39, § 1 als ze voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° de instelling beschikt over een gedragen artistiek-pedagogische visie over het transparant, valide en betrouwbaar evalueren van leerlingen. De visie expliciteert op welke wijze de evaluatie het leerproces van de leerlingen ondersteunt;
2° de instelling operationaliseert en motiveert die visie in concrete acties ten opzichte van de leerlingen en personeelsleden;
3° de instelling neemt in haar schoolreglement, vermeld in artikel 2, § 3, de basisprincipes van haar visie op leerlingenevaluatie op en communiceert over de wijze waarop de evaluatie verloopt;
4° de instelling expliciteert de wijze waarop ze de kwaliteit van het evaluatieproces bewaakt;
5° de instelling bespreekt minstens twee keer per schooljaar met iedere leerling zijn brede artistieke ontwikkeling aan de hand van een gedocumenteerde schriftelijke neerslag.
De mate waarin de leerling de einddoelen uit de goedgekeurde leerplannen bereikt, bepaalt of hij al dan niet geslaagd is voor een leerjaar of graad.
De leerlingen zijn verplicht deel te nemen aan de evaluatieactiviteiten.
De leerlingen die meer dan een derde van de lessen niet hebben bijgewoond zonder dat hun afwezigheid gewettigd was, zijn niet geslaagd."
Artikel 25 In artikel 49 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden de woorden "het salaris" telkens vervangen door de woorden "de omkadering".
Artikel 26 Artikel 59 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, wordt opgeheven.
Hoofdstuk 3. Wijzigingen van de besluiten over bekwaamheidsbewijzen
Artikel 27 In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° bij de bekwaamheidsbewijzen voor het kunstvak Begeleidingspraktijk worden in het opmerkingenveld met de opsomming van de benamingen de woorden "of beiaard" vervangen door de woorden ", beiaard, bandoneon, saz of ud";
2° bij de bekwaamheidsbewijzen voor het kunstvak Instrument wordt in het opmerkingenveld met de opsomming van de benamingen :
a) tussen het woord "altviool" en het woord "bariton" het woord "bandoneon" ingevoegd;
b) tussen het woord "saxofoon" en het woord "sopraansaxofoon" het woord "saz" ingevoegd;
c) tussen het woord "tuba" en het woord "viool" het woord "ud" ingevoegd.
Artikel 28 In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende Kunst", vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, worden tussen de bekwaamheidsbewijzen voor het technisch vak Bedrijfsbeheer en de bekwaamheidsbewijzen voor het technisch vak Bestekken en begrotingen de bekwaamheidsbewijzen voor het kunstvak Beeldverhaal ingevoegd, die luiden als volgt :
"
".
Hoofdstuk 4. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal urenleraar in het deeltijds kunstonderwijs
Artikel 29 In artikel 1, vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal uren-leraar in het deeltijds kunstonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2010, wordt tussen het woord "aanwenden" en de woorden "Elk vak" de zinsnede "tenzij de leerling een individueel aangepast curriculum volgt conform artikel 7, § 4ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende Kunst"" ingevoegd.
Artikel 30 In artikel 2, derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het decreet van 23 december 2010, wordt tussen het woord "aanwenden" en de woorden "Elk vak" de zinsnede "tenzij de leerling een individueel aangepast curriculum volgt conform artikel 26ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans"" ingevoegd.
Hoofdstuk 5. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie
Artikel 31 Bijlage VI bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Hoofdstuk 6. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs
Artikel 32 Aan artikel 2 paragraaf 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, wordt de zinsnede "artikel 2 § 1, 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, § 2, § 3 en § 4." vervangen door de zinsnede "artikel 2 § 1 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10° en 11°, § 2, § 3 en § 4.";
2° in paragraaf 2, wordt de zinsnede "artikel 2 § 1, 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, § 2, § 3 en § 4." vervangen door de zinsnede "artikel 2 § 1 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12° en 13° § 2, § 3 en § 4.".
Hoofdstuk 7. Organieke omzetting van tijdelijke projecten
Artikel 33 Het experiment bandoneon toegestaan door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, op basis van artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", en bekrachtigd bij artikel 19 van het decreet van 9 december 2005, wordt op 31 augustus 2014 stopgezet.
De tijdelijke projecten beeldverhaal, saz en ud, vermeld in artikel 6 van het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds kunstonderwijs en verlengd bij artikel IV.4. van het decreet betreffende het Onderwijs XXIII van 19 juli 2013, worden op 31 augustus 2014 stopgezet.
Vanaf het schooljaar 2014-2015 kunnen de instellingen die het tijdelijk project beeldverhaal organiseerden in het schooljaar 2013-2014 de optie beeldverhaal in de middelbare graad organiseren. De leerlingen van het tijdelijk project worden ingeschaald in het overeenkomstige leerjaar.
Vanaf het schooljaar 2014-2015 kunnen de instellingen die het instrument saz, ud of bandoneon als tijdelijk project of als experiment aanboden in het schooljaar 2013-2014 het respectieve instrument in het vak instrument in de organieke structuur aanbieden. De leerlingen van het experiment of het tijdelijke project worden ingeschaald in het overeenkomstige leerjaar en de overeenkomstige graad.
Artikel 34De tijdelijke projecten aangepaste beeldende vorming, ortho-agogische muzikale vorming en inclusief muziekonderricht, vermeld in artikel 3 van het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds kunstonderwijs en verlengd bij artikel IV.1. van het decreet betreffende het Onderwijs XXIII van 19 juli 2013 worden op [1 31 augustus 2016]1 stopgezet.
De leerlingen van de tijdelijke projecten, vermeld in het eerste lid, worden [1 vanaf het schooljaar 2016-2017]1 op basis van hun individueel aangepast curriculum in de organieke leertrajecten ingeschaald.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 35 Dit besluit treedt in werking op 1 september 2014.
Artikel 36 De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Artikel N Bijlage VI. - Ambtshalve concordanties in het deeltijds kunstonderwijs
A. Met ingang van 1 september 2009 :
1° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak animatie in de optie animatie in de lagere graad of in een erkend tijdelijk project computeranimatie of animatie in de middelbare graad, ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak animatiefilm;
2° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak specifiek artistiek atelier animatie in een erkend tijdelijk project animatie in de hogere graad of de specialisatiegraad, ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak specifiek artistiek atelier animatiefilm;
3° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak specifiek artistiek atelier digitale vormgeving in een erkend tijdelijk project digitale vormgeving ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak specifiek artistiek atelier interactieve media en naar het kunstvak digitale beeldverwerking;
4° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het algemene vak kunstgeschiedenis in een erkend tijdelijk project kunstbeschouwing ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak specifiek artistiek atelier kunstexploratie;
5° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak specifiek artistiek atelier scenografie in een erkend tijdelijk project scenografie ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak specifiek artistiek atelier theatervormgeving;
6° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak specifieke theatergeschiedenis in een erkend tijdelijk project scenografie ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak theatergeschiedenis;
7° worden in het deeltijds kunstonderwijs de kunstvakken koordirectie en muziektechnische vorming koor in een erkend tijdelijk project koordirigentenopleiding ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak directie vocale muziek;
8° worden in het deeltijds kunstonderwijs de kunstvakken hafabradirectie en muziektechnische vorming hafabra in een erkend tijdelijk project hafabradirigentenopleiding ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak directie instrumentale muziek;
9° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak volksinstrument met als benaming diatonische accordeon, doedelzak, draailier, folkviool, gitaar of hommel, in een erkend tijdelijk project volksmuziek ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak instrument volksmuziek met de overeenstemmende benaming, namelijk diatonische accordeon, doedelzak, draailier, folkviool, (folk)gitaar of hommel;
10° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak volkszang in een erkend tijdelijk project volksmuziek ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak zang volksmuziek;
11° worden in het deeltijds kunstonderwijs de kunstvakken samenspel en instrumentaal ensemble in een erkend tijdelijk project volksmuziek ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak ensemble volksmuziek;
12° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak algemene muziekcultuur in een erkend tijdelijk project volksmuziek ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak muziekcultuur volksmuziek;
13° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het technische vak materialenkennis ambtshalve geconcordeerd naar het technische vak materialenkennis kunstambachten.
B. Met ingang van 1 september 2014 :
1° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak wereldinstrument saz in een erkend tijdelijk project saz ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak instrument met de specialiteit saz;
2° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak wereldinstrument ud in een erkend tijdelijk project ud ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak instrument met de specialiteit ud;
3° worden in het deeltijds kunstonderwijs de kunstvakken vormstudie en waarnemingstekenen in een erkend tijdelijk project beeldverhaal ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak beeldverhaal.
C. Met ingang van 1 september 2015 :
1° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak ortho-agogische muzikale vorming in een erkend tijdelijk project ortho-agogische muzikale vorming ambtshalve geconcordeerd naar de kunstvakken algemene muzikale vorming en samenzang.
Artikel 1 In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende Kunst", gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° aan paragraaf 1, 7°, wordt de volgende zinsnede toegevoegd :
"of artikel 7, § 4bis, of die conform artikel 7, § 4ter een individueel aangepast curriculum volgt";
2° aan paragraaf 1 worden de punt 10° en 11° toegevoegd die luiden als volgt :
"10° vestigingsplaats : een gebouw of gebouwencomplex waarin een instelling of een gedeelte van een instelling gehuisvest is en waar leerlingen les volgen;
11° redelijke aanpassingen : maatregelen die genomen zijn op basis van de principes en indicatoren vermeld in artikel 2 van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.".
Artikel 2 Aan artikel 4, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, wordt de volgende bepaling toegevoegd :
"- beeldverhaal".
Artikel 3 Aan artikel 5, eerste lid, 2° van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1991, 14 december 2001 en 30 oktober 2009, wordt de volgende bepaling toegevoegd :
"- beeldverhaal".
Artikel 4 In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1991, 14 december 2001 en 30 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° aan paragraaf 1, 2°, wordt de volgende bepaling toegevoegd :
"- optie beeldverhaal : beeldverhaal.";
2° in paragraaf 1, 3°, wordt in het vijfde streepje van de opsomming de komma tussen "materialenkennis" en "kunstambachten" opgeheven.
3° er wordt een paragraaf 4bis ingevoegd die luidt als volgt :
" § 4bis. Een leerling heeft recht op een vrijstelling voor een vak dat hij reeds met vrucht heeft gevolgd op een gelijk of hoger niveau dan het voltijds secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs of het kunstonderwijs met beperkt leerplan.";
4° er wordt een paragraaf 4ter ingevoegd die luidt als volgt :
" § 4ter. Een instelling kan voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of een verslag als vermeld in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, of voor een leerling die ingeschreven is in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, een individueel aangepast curriculum ontwikkelen als de directeur en betrokken leerkrachten na overleg met de leerling of zijn ouders motiveren dat de leerling ondanks redelijke aanpassingen onvoldoende leerwinst kan boeken in het gemeenschappelijke curriculum.
Voor een leerling met een individueel aangepast curriculum kan de instelling afwijken van een of meer van de volgende bepalingen :
1° de bepalingen over lessenroosters, vermeld in artikel 7 en artikel 9;
2° de bepalingen over groeperingsvoorwaarden, vermeld in artikel 10;
3° de bepaling over minimumleerplannen, vermeld in artikel 11;
4° de bepalingen over toelatings- en overgangsvereisten, vermeld in de artikelen 12 tot en met 15, op voorwaarde dat de leerling minstens zes jaar is of één schooljaar ingeschreven is in het lager onderwijs;
5° de bepalingen over evaluatie, proeven en bekrachtiging van de studies in artikel 19 tot en met 26.
De instelling ontwikkelt het individueel aangepast curriculum in samenspraak met de leerling of zijn ouders, bewaakt de ontwikkelingsgerichtheid en neemt de nodige pedagogische, didactische en organisatorische maatregelen. De instelling kan een beroep doen op externe deskundigen of op de pedagogische begeleidingsdienst.
Een individueel aangepast curriculum duurt maximaal één leerjaar langer dan de desbetreffende graad waarin de leerling is ingeschreven. De leerling kan niet overzitten. Bij het beëindigen van de graad reikt de instelling aan de leerling een leerbewijs uit. Een leerbewijs geeft aan dat de leerling een opleiding gevolgd heeft en dat er door middel van een evaluatie werd nagegaan welke van de vooraf bepaalde doelen verworven zijn.
De inspectie en de verificatie kunnen het individueel aangepast curriculum op elk moment inkijken in de instelling.";
5° in paragraaf 5 worden tussen de woorden "lessenrooster" en "behoren" de woorden "van dezelfde optie" ingevoegd;
6° er wordt een paragraaf 6 toegevoegd die luidt als volgt :
" § 6. Een regelmatige leerling kan na schriftelijke motivatie en toestemming van de directeur een vak waarin kennis, vaardigheden of attitudes geïntegreerd verworven worden, geheel of gedeeltelijk, vervangen door leeractiviteiten in een voor de leerplandoelen relevante leercontext onder de volgende voorwaarden :
1° de verantwoordelijke van de leercontext biedt een kwaliteitsvolle leeromgeving aan en de instelling beschikt over een toetsingsinstrument om de kwaliteit ervan te beoordelen, dat door de inspectie is gevalideerd;
2° de verantwoordelijke van de leercontext voorziet structurele inhoudelijke begeleiding van de leerling die het realiseren van de leerplandoelen mee garandeert;
3° de instelling verzekert de opvolging van het leerproces en ontwikkelt daarvoor een afsprakenkader met alle betrokkenen;
4° de instelling evalueert de leerling en neemt daarvoor de nodige maatregelen;
5° opleidings- en vormingsactiviteiten van private of andere publieke opleidingsverstrekkers komen niet in aanmerking."
Artikel 5 In artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt de datum "31 januari" vervangen door de datum "1 november";
2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 3. Aan leerlingen die voldoen aan de reguliere toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 12 tot en met 15 kan geen toelatingsperiode opgelegd worden."
Artikel 6 In artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt de datum "31 januari" vervangen door de datum "1 november".
Artikel 7 In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1990, 18 december 1991, 30 juli 1992, 7 juli 1993, 1 september 1993, 8 juni 1999 en 14 december 2001, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 9 december 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 en 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, wordt een artikel 27bis ingevoegd dat luidt als volgt :
"Art. 27bis. Een instelling kan afwijken van artikel 19 tot en met 25 en artikel 26, § 1, als ze voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° de instelling beschikt over een gedragen artistiek-pedagogische visie over het transparant, valide en betrouwbaar evalueren van leerlingen. De visie expliciteert op welke wijze de evaluatie het leerproces van de leerlingen ondersteunt;
2° de instelling operationaliseert en motiveert die visie in concrete acties ten opzichte van de leerlingen en personeelsleden;
3° de instelling neemt in haar schoolreglement, vermeld in artikel 2, § 3, de basisprincipes van haar visie op leerlingenevaluatie op en communiceert over de wijze waarop de evaluatie verloopt;
4° de instelling expliciteert de wijze waarop ze de kwaliteit van het evaluatieproces bewaakt;
5° de instelling bespreekt minstens twee keer per schooljaar met iedere leerling zijn brede artistieke ontwikkeling aan de hand van een gedocumenteerde schriftelijke neerslag.
De mate waarin de leerling de einddoelen uit de goedgekeurde leerplannen bereikt, bepaalt of hij al dan niet geslaagd is voor een leerjaar of graad.
De leerlingen zijn verplicht deel te nemen aan de evaluatieactiviteiten.
De leerlingen die meer dan een derde van de lessen niet hebben bijgewoond zonder dat hun afwezigheid gewettigd was, zijn niet geslaagd voor het betreffende leerjaar.".
Artikel 8 In artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en 30 oktober 2009, worden tussen de woorden "optie animatiefilm" en de woorden "het aantal leerlingen" de woorden "en de optie beeldverhaal" ingevoegd.
Artikel 9 In artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden de woorden "het salaris" telkens vervangen door de woorden "de omkadering".
Artikel 10 Artikel 50, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, wordt opgeheven.
Hoofdstuk 2. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans"
Artikel 11 In artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het punt 8° wordt vervangen door wat volgt :
"8° regelmatige leerling : de leerling die :
a) voldoet aan de toelatingsvoorwaarden vermeld in artikel 14 tot en met 25 en artikel 27, 27bis en 28, of die conform artikel 26ter een individueel aangepast curriculum volgt;
b) een geheel van vakken van een bepaald leerjaar volgt of daarvan afwijkt met toepassing van artikel 26 of artikel 26bis, of die conform artikel 26ter een individueel aangepast curriculum volgt;";
2° in het punt 11° wordt na de woorden "hierna vermelde vakken volgen" de zinsnede :
"behoudens toepassing van artikel 26ter" ingevoegd;
3° in het punt 11° wordt de zinsnede "met toepassing van artikel 26" vervangen door de zinsnede "met toepassing van artikel 26 of 26bis";
4° er worden een punt 12° en een punt 13° toegevoegd die luiden als volgt :
"12° vestigingsplaats : een gebouw of gebouwencomplex waarin een instelling of een gedeelte van een instelling gehuisvest is en waar leerlingen les volgen;
13° redelijke aanpassingen : maatregelen die genomen zijn op basis van de principes en indicatoren vermeld in artikel 2 van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.".
Artikel 12 Aan artikel 6, § 1, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden punt bb) tot en met bd) toegevoegd, die luiden als volgt :
"bb) bandoneon;
bc) saz;
bd) ud.".
Artikel 13 In artikel 7, 3°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, wordt punt c) vervangen door wat volgt :
"c) optie muziektheorie : muziektheorie, een polyfoon instrument voor diegenen die geen eindattest voor piano, orgel, klavecimbel, gitaar, luit, accordeon, harp, slagwerk, bandoneon, saz of ud bezitten;".
Artikel 14 In artikel 11, § 1ter, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, worden de woorden "of beiaard" vervangen door de zinsnede "beiaard, bandoneon, saz of ud".
Artikel 15 In artikel 15, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en 30 oktober 2009, wordt punt 4° opgeheven.
Artikel 16 In artikel 18, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, wordt punt 5° opgeheven.
Artikel 17 In artikel 19, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt de zinsnede ", of ingeschreven is in het secundair onderwijs" opgeheven.
Artikel 18 In artikel 21, § 1, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden de woorden "en hoogstens drie" opgeheven.
Artikel 19 In artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt de datum "31 januari" vervangen door de datum "1 november";
2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd die luidt als volgt :
" § 3. Aan leerlingen die voldoen aan de reguliere toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 14 tot en met 23, kan geen toelatingsperiode opgelegd worden.".
Artikel 20 In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt de datum "31 januari" vervangen door de datum "1 november".
Artikel 21 In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991, 18 december 1991, 30 juli 1992, 7 juli 1993, 1 september 1993, 8 juni 1999 en 14 december 2001, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 9 december 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 en 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, worden een artikel 26bis en 26ter ingevoegd, die luiden als volgt :
"Art. 26bis. Een leerling heeft recht op een vrijstelling voor het vak algemene muzikale vorming, muziekcultuur/volksmuziek, repertoirestudie of theorie van de dans als hij dit vak reeds met vrucht heeft gevolgd op een gelijk of hoger niveau dan het voltijds secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs of het kunstonderwijs met beperkt leerplan."
"Art. 26ter. Een instelling kan voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of een verslag als vermeld in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, of voor een leerling die ingeschreven is in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap een individueel aangepast curriculum ontwikkelen als de directeur en betrokken leerkrachten na overleg met de leerling en zijn ouders motiveren dat de leerling ondanks redelijke aanpassingen onvoldoende leerwinst kan boeken in het gemeenschappelijke curriculum.
Voor een leerling met een individueel aangepast curriculum kan de instelling afwijken van een of meer van de volgende bepalingen :
1° de bepalingen over lessenroosters vermeld in artikelen 7 tot en met 10;
2° de bepalingen over groeperingsvoorwaarden, vermeld in artikel 11;
3° de bepaling over minimumleerplannen, vermeld in artikel 12;
4° de bepalingen over toelatings- en overgangsvereisten, vermeld in artikel 14 tot en met 23, op voorwaarde dat een leerling die de studierichting muziek of woordkunst volgt, minstens acht jaar is of minstens drie volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs en dat een leerling die de studierichting dans volgt minstens zes jaar is of minstens één volledig schooljaar ingeschreven is in het lager onderwijs;
5° de bepalingen over evaluatie en proeven en bekrachtiging van de studiën, vermeld in artikel 29 tot en met 39.
De instelling ontwikkelt het individueel aangepast curriculum in samenspraak met de leerling of zijn ouders, bewaakt de ontwikkelingsgerichtheid en neemt de nodige pedagogische, didactische en organisatorische maatregelen. De instelling kan een beroep doen op externe deskundigen of op de pedagogische begeleidingsdienst.
Een individueel aangepast curriculum duurt maximaal één leerjaar langer dan de desbetreffende graad waarin de leerling is ingeschreven. De leerling kan niet overzitten. Bij het beëindigen van de graad reikt de instelling aan de leerling een leerbewijs uit. Een leerbewijs geeft aan dat de leerling een opleiding gevolgd heeft en dat er door middel van een evaluatie werd nagegaan welke van de vooraf bepaalde doelen verworven zijn.
De inspectie en de verificatie kunnen het individueel aangepast curriculum op elk moment inkijken in de instelling.".
Artikel 22 In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden tussen het woord "lessenrooster" en het woord "behoren" de woorden "van dezelfde optie" ingevoegd.
Artikel 23 In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991, 18 december 1991, 30 juli 1992, 7 juli 1993, 1 september 1993, 8 juni 1999 en 14 december 2001, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 9 december 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 en 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, wordt een artikel 27bis ingevoerd dat luidt als volgt :
"Art. 27bis. Een regelmatige leerling kan na schriftelijke motivering en toestemming van de directeur een vak waarin kennis, vaardigheden of attitudes geïntegreerd verworven worden, geheel of gedeeltelijk, vervangen door leeractiviteiten in een leercontext die relevant is voor de leerplandoelen, onder de volgende voorwaarden :
1° de verantwoordelijke van de leercontext biedt een kwaliteitsvolle leeromgeving aan en de instelling beschikt over een toetsingsinstrument om de kwaliteit ervan te beoordelen, dat door de inspectie is gevalideerd;
2° de verantwoordelijke van de leercontext voorziet structurele inhoudelijke begeleiding van de leerling die het realiseren van de leerplandoelen mee garandeert;
3° de instelling verzekert de opvolging van het leerproces en ontwikkelt daarvoor een afsprakenkader met alle betrokkenen;
4° de instelling evalueert de leerling en neemt daarvoor de nodige maatregelen;
5° opleidings- en vormingsactiviteiten van private of andere publieke opleidingsverstrekkers komen niet in aanmerking."
Artikel 24 In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991, 18 december 1991, 30 juli 1992, 7 juli 1993, 1 september 1993, 8 juni 1999 en 14 december 2001, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 9 december 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 en 30 oktober 2009 en gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 23 december 2010, wordt een artikel 40bis toegevoegd dat luidt als volgt :
"Art. 40bis. Een instelling kan afwijken van de bepalingen, vermeld in artikel 29 tot en met 37, artikel 38, § 1 en § 6 en artikel 39, § 1 als ze voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° de instelling beschikt over een gedragen artistiek-pedagogische visie over het transparant, valide en betrouwbaar evalueren van leerlingen. De visie expliciteert op welke wijze de evaluatie het leerproces van de leerlingen ondersteunt;
2° de instelling operationaliseert en motiveert die visie in concrete acties ten opzichte van de leerlingen en personeelsleden;
3° de instelling neemt in haar schoolreglement, vermeld in artikel 2, § 3, de basisprincipes van haar visie op leerlingenevaluatie op en communiceert over de wijze waarop de evaluatie verloopt;
4° de instelling expliciteert de wijze waarop ze de kwaliteit van het evaluatieproces bewaakt;
5° de instelling bespreekt minstens twee keer per schooljaar met iedere leerling zijn brede artistieke ontwikkeling aan de hand van een gedocumenteerde schriftelijke neerslag.
De mate waarin de leerling de einddoelen uit de goedgekeurde leerplannen bereikt, bepaalt of hij al dan niet geslaagd is voor een leerjaar of graad.
De leerlingen zijn verplicht deel te nemen aan de evaluatieactiviteiten.
De leerlingen die meer dan een derde van de lessen niet hebben bijgewoond zonder dat hun afwezigheid gewettigd was, zijn niet geslaagd."
Artikel 25 In artikel 49 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009, worden de woorden "het salaris" telkens vervangen door de woorden "de omkadering".
Artikel 26 Artikel 59 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, wordt opgeheven.
Hoofdstuk 3. Wijzigingen van de besluiten over bekwaamheidsbewijzen
Artikel 27 In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° bij de bekwaamheidsbewijzen voor het kunstvak Begeleidingspraktijk worden in het opmerkingenveld met de opsomming van de benamingen de woorden "of beiaard" vervangen door de woorden ", beiaard, bandoneon, saz of ud";
2° bij de bekwaamheidsbewijzen voor het kunstvak Instrument wordt in het opmerkingenveld met de opsomming van de benamingen :
a) tussen het woord "altviool" en het woord "bariton" het woord "bandoneon" ingevoegd;
b) tussen het woord "saxofoon" en het woord "sopraansaxofoon" het woord "saz" ingevoegd;
c) tussen het woord "tuba" en het woord "viool" het woord "ud" ingevoegd.
Artikel 28 In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende Kunst", vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, worden tussen de bekwaamheidsbewijzen voor het technisch vak Bedrijfsbeheer en de bekwaamheidsbewijzen voor het technisch vak Bestekken en begrotingen de bekwaamheidsbewijzen voor het kunstvak Beeldverhaal ingevoegd, die luiden als volgt :
"
| Bekwaamheidsbewijzen voor het kunstvak Beeldverhaal | |
| Salarisschaal | |
| Middelbare graad | |
| Voldoende geachte | |
| tenminste master (inclusief diploma hoger kunstonderwijs van de derde graad) + BPB | 301 |
| diploma hoger kunstonderwijs van de tweede graad + BPB | 301 |
| diploma hoger kunstonderwijs van de eerste graad + BPB | 301 |
| bachelor + BPB | 301 |
| diploma van bachelor in het onderwijs, secundair onderwijs | 301 |
| diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 1 | 301 |
| diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs | 301 |
| HOKT + BPB | 301 |
| Andere | |
| ten minste HSO | 300 |
".
Hoofdstuk 4. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal urenleraar in het deeltijds kunstonderwijs
Artikel 29 In artikel 1, vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal uren-leraar in het deeltijds kunstonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2010, wordt tussen het woord "aanwenden" en de woorden "Elk vak" de zinsnede "tenzij de leerling een individueel aangepast curriculum volgt conform artikel 7, § 4ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende Kunst"" ingevoegd.
Artikel 30 In artikel 2, derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het decreet van 23 december 2010, wordt tussen het woord "aanwenden" en de woorden "Elk vak" de zinsnede "tenzij de leerling een individueel aangepast curriculum volgt conform artikel 26ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans"" ingevoegd.
Hoofdstuk 5. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie
Artikel 31 Bijlage VI bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Hoofdstuk 6. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs
Artikel 32 Aan artikel 2 paragraaf 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, wordt de zinsnede "artikel 2 § 1, 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, § 2, § 3 en § 4." vervangen door de zinsnede "artikel 2 § 1 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10° en 11°, § 2, § 3 en § 4.";
2° in paragraaf 2, wordt de zinsnede "artikel 2 § 1, 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, § 2, § 3 en § 4." vervangen door de zinsnede "artikel 2 § 1 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12° en 13° § 2, § 3 en § 4.".
Hoofdstuk 7. Organieke omzetting van tijdelijke projecten
Artikel 33 Het experiment bandoneon toegestaan door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, op basis van artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", en bekrachtigd bij artikel 19 van het decreet van 9 december 2005, wordt op 31 augustus 2014 stopgezet.
De tijdelijke projecten beeldverhaal, saz en ud, vermeld in artikel 6 van het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds kunstonderwijs en verlengd bij artikel IV.4. van het decreet betreffende het Onderwijs XXIII van 19 juli 2013, worden op 31 augustus 2014 stopgezet.
Vanaf het schooljaar 2014-2015 kunnen de instellingen die het tijdelijk project beeldverhaal organiseerden in het schooljaar 2013-2014 de optie beeldverhaal in de middelbare graad organiseren. De leerlingen van het tijdelijk project worden ingeschaald in het overeenkomstige leerjaar.
Vanaf het schooljaar 2014-2015 kunnen de instellingen die het instrument saz, ud of bandoneon als tijdelijk project of als experiment aanboden in het schooljaar 2013-2014 het respectieve instrument in het vak instrument in de organieke structuur aanbieden. De leerlingen van het experiment of het tijdelijke project worden ingeschaald in het overeenkomstige leerjaar en de overeenkomstige graad.
Artikel 34De tijdelijke projecten aangepaste beeldende vorming, ortho-agogische muzikale vorming en inclusief muziekonderricht, vermeld in artikel 3 van het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds kunstonderwijs en verlengd bij artikel IV.1. van het decreet betreffende het Onderwijs XXIII van 19 juli 2013 worden op [1 31 augustus 2016]1 stopgezet.
De leerlingen van de tijdelijke projecten, vermeld in het eerste lid, worden [1 vanaf het schooljaar 2016-2017]1 op basis van hun individueel aangepast curriculum in de organieke leertrajecten ingeschaald.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 35 Dit besluit treedt in werking op 1 september 2014.
Artikel 36 De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Artikel N Bijlage VI. - Ambtshalve concordanties in het deeltijds kunstonderwijs
A. Met ingang van 1 september 2009 :
1° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak animatie in de optie animatie in de lagere graad of in een erkend tijdelijk project computeranimatie of animatie in de middelbare graad, ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak animatiefilm;
2° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak specifiek artistiek atelier animatie in een erkend tijdelijk project animatie in de hogere graad of de specialisatiegraad, ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak specifiek artistiek atelier animatiefilm;
3° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak specifiek artistiek atelier digitale vormgeving in een erkend tijdelijk project digitale vormgeving ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak specifiek artistiek atelier interactieve media en naar het kunstvak digitale beeldverwerking;
4° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het algemene vak kunstgeschiedenis in een erkend tijdelijk project kunstbeschouwing ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak specifiek artistiek atelier kunstexploratie;
5° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak specifiek artistiek atelier scenografie in een erkend tijdelijk project scenografie ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak specifiek artistiek atelier theatervormgeving;
6° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak specifieke theatergeschiedenis in een erkend tijdelijk project scenografie ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak theatergeschiedenis;
7° worden in het deeltijds kunstonderwijs de kunstvakken koordirectie en muziektechnische vorming koor in een erkend tijdelijk project koordirigentenopleiding ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak directie vocale muziek;
8° worden in het deeltijds kunstonderwijs de kunstvakken hafabradirectie en muziektechnische vorming hafabra in een erkend tijdelijk project hafabradirigentenopleiding ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak directie instrumentale muziek;
9° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak volksinstrument met als benaming diatonische accordeon, doedelzak, draailier, folkviool, gitaar of hommel, in een erkend tijdelijk project volksmuziek ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak instrument volksmuziek met de overeenstemmende benaming, namelijk diatonische accordeon, doedelzak, draailier, folkviool, (folk)gitaar of hommel;
10° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak volkszang in een erkend tijdelijk project volksmuziek ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak zang volksmuziek;
11° worden in het deeltijds kunstonderwijs de kunstvakken samenspel en instrumentaal ensemble in een erkend tijdelijk project volksmuziek ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak ensemble volksmuziek;
12° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak algemene muziekcultuur in een erkend tijdelijk project volksmuziek ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak muziekcultuur volksmuziek;
13° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het technische vak materialenkennis ambtshalve geconcordeerd naar het technische vak materialenkennis kunstambachten.
B. Met ingang van 1 september 2014 :
1° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak wereldinstrument saz in een erkend tijdelijk project saz ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak instrument met de specialiteit saz;
2° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak wereldinstrument ud in een erkend tijdelijk project ud ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak instrument met de specialiteit ud;
3° worden in het deeltijds kunstonderwijs de kunstvakken vormstudie en waarnemingstekenen in een erkend tijdelijk project beeldverhaal ambtshalve geconcordeerd naar het kunstvak beeldverhaal.
C. Met ingang van 1 september 2015 :
1° wordt in het deeltijds kunstonderwijs het kunstvak ortho-agogische muzikale vorming in een erkend tijdelijk project ortho-agogische muzikale vorming ambtshalve geconcordeerd naar de kunstvakken algemene muzikale vorming en samenzang.