Nous sommes très heureux de voir que vous aimez notre plateforme ! En même temps, vous avez atteint la limite d'utilisation... Inscrivez-vous maintenant pour continuer.

Het koninklijk besluit betreffende de criteria van aanwijzing, de nadere regels voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de veiligheidsvoorschriften en de nadere regels voor schorsing en intrekking van de aanwijzing]

Datum :
08-12-2013
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
3 pagina's
Sectie :
Wetgeving
Bron :
Numac 2013014737

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Artikel 1[1 De instantie die om haar aanwijzing verzoekt, beantwoordt aan alle navolgende criteria, zowel op het ogenblik van de aanvraag als tijdens de duur van haar aanwijzing :
   1° in elk bevoegdheidsdomein waarvoor zij om haar aanwijzing verzoekt, geaccrediteerd zijn overeenkomstig de bepalingen van de verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 :
   a) in het kader van de richtlijn 2008/57 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap; en
   b) overeenkomstig de ISO-norm 17.065;
   2° zich onthouden van elke tussenkomst, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, bij het ontwerp, de fabricage, de constructie, de verkoop, het onderhoud of de exploitatie van subsystemen. Uitwisseling van technische informatie tussen de fabrikant en de instantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten;
   3° de keuringen met de grootste beroepsintegriteit en technische bekwaamheid uitvoeren en vrij zijn van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die de beoordeling of de uitkomst van de keuring kan beïnvloeden, in het bijzonder deze uitgeoefend door personen of groepen die bij de resultaten van de keuring belang hebben;
   4° vanuit functioneel oogpunt onafhankelijk zijn van het bestuur, de veiligheidsinstantie en het onderzoeksorgaan;
   5° kunnen verzekeren van het geheel van taken die door de Spoorcodex aan een dergelijke instantie worden toegewezen, onder andere de kennis van de veiligheidsvoorschriften, en voor de taken waarvoor zij wenst te worden aangeduid, dat deze worden uitgevoerd door de instantie zelf of onder haar verantwoordelijkheid;
   6° beschikken over personeel en de noodzakelijke middelen hebben om op een gepaste wijze de technische en administratieve taken uit te voeren die verbonden zijn aan de uitvoering van evaluaties en keuringen. Dat veronderstelt dat er in het kader van de organisatie voldoende technisch personeel is, begiftigd met ervaring en voldoende kennis om het functioneel karakter en de prestaties van de subsystemen in verband met de eisen van de Spoorcodex te beoordelen;
   7° toegang hebben tot het noodzakelijk materieel voor de vereiste keuringen, meer bepaald voor de uitzonderlijke keuringen.]1

Artikel 2 Het personeel belast met de controles :
  1° heeft een professionele opleiding met betrekking tot het geheel van evaluatie- en keuringsverrichtingen waarvoor de instantie wenst te worden aangewezen;
  2° beschikt over voldoende kennis van de voorschriften met betrekking tot keuringen en controles die het uitvoert en over voldoende praktijkervaring met betrekking tot deze keuringen en controles;
  3° beschikt over de vereiste bekwaamheid voor het afleveren van attesten en het opstellen van processen-verbaal en rapporten die de verwezenlijking van uitgevoerde controles inhouden.
  De onafhankelijkheid van het personeel belast met de controles wordt gewaarborgd. De vergoeding van iedere agent gebeurt, noch in functie van het aantal controles dat hij uitvoert, noch in functie van de resultaten van deze controles.
  Het personeel van de aangewezen instantie belast met controles is gebonden door de plicht tot vertrouwelijkheid voor alles wat het verneemt in de uitoefening van zijn functies, behalve ten overstaan van het Bestuur of zijn afgevaardigde, in het kader van zijn activiteiten als aangewezen instantie.

Artikel 3 De instantie onderschrijft een passende verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid.

Artikel 4[2 De aanvraag tot erkenning wordt ondertekend en aangetekend verstuurd aan het bestuur hetzij per brief hetzij elektronisch volgens de geldende reglementering.]2

Artikel 4/1 [3 Ten laatste zeven dagen na ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 4, bevestigt het bestuur de ontvangst.
   Als zij vaststelt dat de aanvraag niet alle in de artikelen 5 en 6 bedoelde stukken bevat, nodigt het bestuur de aanvrager uit om de ontbrekende stukken op te sturen, binnen de maand volgend op het versturen van de ontvangstbevestiging.
   Na onderzoek van de aanvraag, kan het bestuur aan de aanvrager om elke verduidelijking of bijkomende gegevens vragen die haar nuttig lijken, voor zover zij tot deze nog geen toegang heeft.
   Het bestuur deelt haar beslissing mee aan de aanvrager per aangetekende brief binnen de twee maanden na ontvangst van de volledige aanvraag.
   De behandelingstermijn bedoeld in het vierde lid wordt geschorst vanaf de verzending van de vraag om bijkomende stukken, verduidelijking of bijkomende gegevens bij de brengen, bedoeld in het tweede en derde lid, tot aan de datum van ontvangst van de bijkomende stukken of gegevens.]3

Artikel 5[4 De aanvraag bevat de stukken en documenten die staven dat de instantie voldoet aan de criteria weergegeven in de artikelen 1 tot 3, en meer bepaald de volgende documenten en stukken :
   1° het bewijs van de accreditatie bedoeld in artikel 1, 1° ;
   2° een document dat de functionele onafhankelijkheid bewijst van de instantie en het met de keuringen belaste personeel ten aanzien van de instanties bedoeld in artikel 3, 25°, 27° en 29° van de Spoorcodex, en ook van de veiligheidsinstantie en van het onderzoeksorgaan;
   3° een ondernemingsplan dat aantoont dat de instantie beschikt over personeel en noodzakelijke middelen om op een gepaste wijze de technische en administratieve activiteiten te vervullen die verbonden zijn aan de uitvoering van keuringen;
   4° een document dat vaststelt dat het personeel dat belast zal worden met controles beantwoordt aan de criteria van artikel 2;
   5° een document dat op nauwkeurige wijze de modaliteiten vaststelt van berekening van de vergoeding van het personeel dat belast zal worden met controles;
   6° het bewijs dat het personeel dat belast zal worden met controles werd ingelicht over de plicht tot vertrouwelijkheid zoals bedoeld in artikel 2, derde lid;
   7° het bewijs van de dekking van haar burgerlijke aansprakelijkheid.]4

Artikel 6 De aanvrager verstrekt ook alle bijkomende inlichtingen op basis waarvan er kan worden beoordeeld of hij aan de aanwijzingsvoorwaarden voldoet.

Artikel 7[5 Als de Koning over informatie beschikt waaruit blijkt dat de aangewezen instantie niet langer aan één of meerdere voorwaarden van haar aanwijzing voldoet, en hij, na de instantie in staat te hebben gesteld om haar opmerkingen kenbaar te maken opnieuw vaststelt dat deze instantie niet aan de voorwaarden voldoet, kan hij de aanwijzing intrekken.]5

Artikel 7/1 [6 De aanvragen voor aanwijzing ingediend vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 21 juli 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 december 2013 betreffende de criteria van aanwijzing en de nadere regels voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de veiligheidsvoorschriften, zijn onderworpen aan de artikelen 1 en 5 van het koninklijk besluit van 8 december 2013 betreffende de criteria van aanwijzing en de nadere regels voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de veiligheidsvoorschriften zoals deze van toepassing zijn vóór de inwerkingtreding van voormeld koninklijk besluit van 21 juli 2016.]6

Artikel 8 Het ministerieel besluit van 25 november 2010 betreffende de criteria van aanwijzing en de modaliteiten voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de van toepassing zijnde nationale veiligheidsvoorschriften, wordt opgeheven.

Artikel 9 Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als de dag waarop de Spoorcodex in werking treedt.

Artikel 10 De minister bevoegd voor het spoorwegvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.