PROTOCOL 5 INZAKE WEDERZIJDSE BIJSTAND IN DOUANEZAKEN, gedaan te Luxemburg op 9 april 2001.

Datum :
09-04-2001
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
4 pagina's
Sectie :
Wetgeving
Bron :
Numac 2003F51350

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Artikel 1 Definities.
  Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder :
  a) " douanewetgeving " : de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder enige andere douaneregeling, met inbegrip van verboden, beperkingen en controlemaatregelen;
  b) " verzoekende autoriteit " : een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand indient;
  c) " aangezochte autoriteit " : een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;
  d) " persoonsgegevens " : alle informatie betreffende een natuurlijke persoon wiens identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;
  e) " met de douanewetgeving strijdige handeling " : elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving;

Artikel 2 Werkingssfeer.
  1. De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand, op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden, en op de wijze en op de voorwaarden als bij dit Protocol vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, in het bijzonder bij de preventie, de opsporing en het onderzoek van handelingen in strijd met deze wetgeving.
  2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol. Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.
  3. Bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes valt niet onder dit Protocol.

Artikel 3 Bijstand op verzoek.
  1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.
  2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede :
  (a) of goederen die uit het gebied van een overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd op regelmatige wijze in de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;
  (b) of goederen die in het gebied van een overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd op regelmatige wijze uit de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn uitgevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.
  3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in het kader van haar wetgeving, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat toezicht wordt uitgeoefend op :
  (a) natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;
  (b) plaatsen waar goederen op zodanige wijze worden opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om bij handelingen in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;
  (c) goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;
  (d) vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt.

Artikel 4 Ongevraagde bijstand.
  De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar ongevraagd bijstand overeenkomstig hun wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over :
  - handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere Overeenkomstsluitende Partij;
  - nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke handelingen worden gebruikt;
  - goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving;
  - natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;
  - middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

Artikel 5 Afgifte van documenten/Kennisgeving van besluiten.
  Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wetgeving, alle maatregelen die nodig zijn voor :
  - de afgifte van documenten;
  - de kennisgeving van besluiten;
  die van de verzoekende autoriteit uitgaan en verband houden met de toepassing van dit Protocol aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is.
  Verzoeken om de afgifte van documenten of om de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbaar taal.

Artikel 6 Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand.
  1. Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
  2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de volgende gegevens :
  a) de naam van de verzoekende autoriteit;
  b) de gevraagde maatregel;
  c) het voorwerp en de reden van het verzoek;
  d) de desbetreffende wetten, voorschriften en andere rechtselementen;
  e) zo nauwkeurige en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;
  f) een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.
  3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.
  4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7 Behandeling van verzoeken.
  1. Om aan een verzoek om bijstand te voldoen, handelt de aangezochte autoriteit, binnen de perken van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde Overeenkomstsluitende Partij handelt, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te laten verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op enige instantie waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek doorzendt indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen.
  2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, regels, bepalingen en andere rechtsinstrumenten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij.
  3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen met instemming van de andere Overeenkomstsluitende Partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit Protocol nodig heeft.
  4. Ambtenaren van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen, met instemming van de andere Overeenkomstsluitende Partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8 Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt.
  1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van documenten, voor echt gewaarmerkte afschriften van documenten, rapporten en dergelijke.
  2. Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.
  3. De originelen van dossiers en documenten worden enkel op verzoek toegezonden wanneer gewaarmerkte afschriften ontoereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9 Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend.
  1. Bijstand kan worden geweigerd of van voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol :
  (a) de soevereiniteit van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of van een lid-Staat waaraan op grond van dit Protocol om bijstand is gevraagd, zou kunnen aantasten;
  (b) de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen;
  (c) de schending inhoudt van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.
  2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen-voorwaarden.
  3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.
  4. Indien bijstand wordt geweigerd, dient dit besluit en de redenen ervan terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10 Uitwisseling van informatie en geheimhouding.
  1. Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter. Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet de bescherming van de wetgeving ter zake van de Overeenkomstsluitende Partij die ze heeft ontvangen en van de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn.
  2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de overeenkomstsluitende partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de overeenkomstsluitende partij die deze gegevens verstrekt deze beschermt. Te dien einde stellen de overeenkomstsluitende partijen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lid-Staten van de Gemeenschap.
  3. Het gebruik van op grond van dit Protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit Protocol te geschieden. De overeenkomstsluitende partijen kunnen derhalve in hun bewijsvoeringen, verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van krachtens dit Protocol verkregen informatie en geraadpleegde documenten. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of toegang heeft verschaft tot deze documenten wordt van dit gebruik in kennis gesteld.
  4. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit Protocol gebruikt. Indien een van de overeenkomstsluitende partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Dergelijke informatie mag uitsluitend op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden worden gebruikt.

Artikel 11 Deskundigen en getuigen.
  Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften voor te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

Artikel 12 Kosten van de bijstand.
  De Overeenkomstsluitende Partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13 Tenuitvoerlegging.
  1. De douaneautoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lid-Staten, anderzijds, zien toe op de tenuitvoerlegging van dit Protocol. Zij stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit Protocol moeten worden aangebracht.
  2. De Overeenkomstsluitende Partijen raadplegen elkaar en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit Protocol worden vastgesteld.

Artikel 14 Andere overeenkomsten.
  1. Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lid-Staten, geldt voor de bepalingen van dit protocol dat zij :
  - geen gevolgen hebben voor de verplichtingen van de Overeenkomstsluitende Partijen op grond van andere internationale overeenkomsten of verdragen;
  - worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lid-Staten en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;
  - geen gevolgen hebben voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lid-Staten, van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap.
  2. Onverminderd lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lid-Staten en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voorzover de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.
  3. Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de Overeenkomstsluitende Partijen overleg met elkaar om deze op te lossen in het kader van het bij artikel 114 van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst ingestelde Stabilisatie- en Associatiecomité.