Hof van Cassatie: Arrest van 14 Oktober 2016 (België). RG F.15.0003.N
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-20161014-4
- Rolnummer :
- F.15.0003.N
Samenvatting :
De regel dat de rechter die gevat is met een valsheidsvordering zijn uitspraak over de hoofdvordering uitstelt indien hierover geen uitspraak kan worden gedaan zonder rekening te houden met het van valsheid betichte stuk, belet de rechter niet te oordelen dat de aangevoerde middelen inzake valsheid kennelijk ongegrond zijn of dat het voeren van een valsheidsprocedure overbodig is en dat er bijgevolg geen noodzaak bestaat om de valsheidsprocedure te openen en de uitspraak over de hoofdvordering op te schorten (1). (1) Zie concl. OM.
Arrest :
Nr. F.15.0003.N
DE VRIENDEN VAN FLORI VAN ACKER nv, met zetel te 8000 Brugge, Korte Vuldersstraat 30, met keuze van woonplaats bij gerechtsdeurwaarder Michel Vandemoortele, met kantoor te 8000 Brugge, Leopold II-laan 51,
eiseres,
bijgestaan door mr. Fernand Moeykens en mr. Samuel Debruyne, advocaten bij de balie te Brugge, beiden met kantoor te 8310 Brugge (Sint-Kruis), Maleingreau-straat 7,
tegen
1. BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat, 12, voor wie optreedt de ontvanger van het btw-Ontvangkantoor te Brugge, met kantoor te 8000 Brugge, G. Vincke-Dujardinstraat 4,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. Geoffroy de Foestraets, advocaat bij het Hof van Cassatie, en bijgestaan door mr. Stefan De Vleeshouwer, advocaat bij de balie te Brussel, beiden met kantoor te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar de verweerder woonplaats kiest,
2. CORMAFISK nv, burgerlijke vennootschap onder de vorm van een nv, met zetel te 8200 Brugge, Torhoutse Steenweg 367,
verweerster.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 3 juni 2014.
Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 1 maart 2016 een schriftelijke conclusie neergelegd.
Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht.
Waarnemend procureur-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, vier middelen aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste middel
1. Artikel 895, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat tegen valsheid kan worden opgekomen bij een hoofdvordering of bij een tussenvordering.
Artikel 896, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de valsheidsvordering de middelen inzake valsheid nauwkeurig moet opgeven.
Artikel 897 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat in geval van een tussenvordering wegens valsheid in burgerlijke zaken, de rechter voor wie de hoofdvordering aan-hangig is, zijn uitspraak hierover uitstelt indien geen uitspraak kan worden gedaan zonder rekening te houden met het van valsheid betichte stuk.
2. Deze bepalingen staan niet eraan in de weg dat de rechter oordeelt dat de aangevoerde middelen inzake valsheid kennelijk ongegrond zijn of dat het voeren van een valsheidsprocedure overbodig is en dat er bijgevolg geen noodzaak be-staat om de valsheidsprocedure te openen en de uitspraak over de hoofdvordering op te schorten.
3. De appelrechters wijzen de door de eiseres ingestelde valsheidsvordering met betrekking tot de volmacht aan de tweede verweerster af op grond dat:
- de vraag of C. D. bevoegdheid had om namens de eiseres volmacht te verlenen aan de tweede verweerster, geen middel van valsheid is waarbij het aange-klaagd gebrek de valsheid van de volmacht tot gevolg zou hebben, maar een eventueel gebrek van de volmacht zelf betreft met eventueel nietigheid tot ge-volg; de valsheidsvordering bijgevolg onontvankelijk is in zoverre zij is ge-steund op de beweerde onbevoegdheid van C. D.;
- wat de datum van de volmacht betreft, het vaststaand is dat de datum van 9 maart 2005 die op de overeenkomst is vermeld onjuist is en er oorspronkelijk bij de ondertekening geen datum op vermeld stond; het voeren van een vals-heidsprocedure daarover dan ook overbodig is.
Vervolgens beoordelen zij de hoofdvordering en beslissen zij dat de volmacht aan de tweede verweerster rechtsgeldig werd gegeven en ook inhield dat de tweede verweerster bevoegd was om namens de eiseres afstand te doen van de reeds ver-lopen verjaring.
4. Door aldus te oordelen verantwoorden de appelrechters hun beslissing tot afwijzing van de valsheidsvordering naar recht en schenden zij geen van de voor-melde wetsbepalingen.
Het middel kan niet worden aangenomen.
Tweede middel
5. Het arrest vermeldt in het beschikkend gedeelte: "Gehoord het Openbaar Ministerie, bij monde van mevrouw E. Vanhorenbeeck, advocaat-generaal in de lezing van haar schriftelijk advies, uitgebracht ter openbare terechtzitting van 1 april 2014(...)".
6. Het middel dat aanvoert dat het arrest geen melding maakt van het advies van het openbaar ministerie, mist feitelijke grondslag.
Derde middel
7. Na de tekst van haar appelconclusie integraal te hebben overgenomen in haar verzoekschrift tot cassatie, voert de eiseres aan dat de appelrechters niet alle aangevoerde middelen hebben ontmoet.
In zoverre het middel aldus niet preciseert op welk middel, exceptie of verweer de appelrechters niet hebben geantwoord, is het bij gebrek aan nauwkeurigheid niet ontvankelijk.
8. In zoverre het middel aanvoert dat de beschouwingen van het arrest in ver-band met de handtekening van C. D. niet correct, minstens niet relevant zijn, is het vreemd aan de motiveringsplicht, die geen verband houdt met de juistheid of de relevantie van de motieven.
9. De appelrechters oordelen dat het door de eiseres ingeroepen adagium "in dubio contra fiscum", vrij vertaald uit het Latijn als "in geval van twijfel moet de fiscale wet tegen de administratie worden geïnterpreteerd" niet van toepassing is bij het interpreteren van de diverse standpunten die de eiseres heeft ingenomen in verband met de handtekening op de volmacht. Zij overwegen verder dat het ada-gium ook niet van toepassing is bij het onderzoek van de vraag of er al dan niet sprake is van een onroerende verhuur, nu dit een feitelijke kwestie betreft.
Zij verwerpen en beantwoorden aldus het in het middel bedoelde verweer.
Het middel mist in zoverre feitelijke grondslag.
Vierde middel
10. De appelrechters oordelen dat:
- de opgelegde boete evenredig is aan de inbreuk en in redelijkheid kon worden opgelegd;
- de opgelegde boete geschikt is om de eiseres ertoe aan te zetten meer aandacht te besteden aan de voorwaarden binnen dewelke de btw-aftrek kan uitgeoefend worden en geen btw-aftrek toe te passen wanneer zij hiertoe niet gerechtigd is;
- er bijgevolg niet tot kwijtschelding of vermindering van de boete kan worden overgegaan, onder voorbehoud van een vermindering tot 75 procent van de boete wegens het overschrijden van de redelijke termijn.
Door aldus te oordelen, verwerpen en beantwoorden de appelrechters het verweer dat de administratieve boete gelet op de goede trouw van de eiseres en de afwe-zigheid van frauduleus handelen moest worden kwijtgescholden.
Het middel mist in zoverre feitelijke grondslag.
11. In zoverre het middel aanvoert dat de vermindering van de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn groter had moeten zijn en dat de verweer-der tot meer gedingkosten had moeten worden veroordeeld, nodigt het het Hof uit in de beoordeling van de feiten te treden, waartoe het niet bevoegd is en is het bijgevolg niet ontvankelijk.
12. In zoverre het middel aanvoert dat de appelrechters niet hebben geantwoord op het in ondergeschikte orde gedane verzoek om haar slechts te veroordelen tot de minimum rechtsplegingsvergoeding, zonder hierbij de schending aan te voeren van artikel 1022, derde lid, Gerechtelijk Wetboek, is het niet ontvankelijk.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 656,27 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen-gesteld uit sectievoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, sectievoorzitter Beatrijs Deconinck, en de raadsheren Geert Jocqué, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 14 oktober 2016 uitgesproken door sectievoorzit-ter Eric Dirix, in aanwezigheid van waarnemend procureur-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.
K. Vanden Bossche K. Moens B. Wylleman
G. Jocqué B. Deconinck E. Dirix
Verzoekschrift
Elektronische versie niet beschikbaar