Hof van Cassatie: Arrest van 15 December 1995 (België). RG C950048F

Datum :
15-12-1995
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-19951215-3
Rolnummer :
C950048F

Samenvatting :

Wanneer een opdrachtgever zich beroept op de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemer uit art. 1792 BW., moet hij het bewijs leveren van het gebrek in de bouw of van de ongeschiktheid van de grond, en niet enkel van de eventueel door zodanig gebrek veroorzaakte schade.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 11 oktober 1994 gewezen door het Hof van Beroep te Luik;
Over het middel : schending van de artikelen 1147, 1148, 1149, 1150, 1151, 1792, 2270 van het Burgerlijk Wetboek en 149 van de Grondwet, na de coördinatie ervan op 17 februari 1994,
doordat het arrest vaststelt (i) dat "de installatie van de fabricagebanden voor chocolade (...) voltooid en aangenomen is door de ingebruikneming ervan in april 1987 (...)", (ii) dat de overeengekomen vrijwaringstermijn van twaalf maanden "verstreken" was de dag dat "een lek was ontstaan in het watercircuit van de leidingen die de chocolade naar opslagtank nr. 3 voeren (...), maar dat het beding waarin de vrijwaring wordt beperkt de mogelijkheid openlaat om zich te beroepen op de tienjarige aansprakelijkheid van artikel 1792 van het Burgerlijk Wetboek", (iii) dat "de eerste rechters derhalve niet meteen de eventuele toepassing van die aansprakelijkheid hadden mogen uitsluiten en beslissen (...) dat geen verhaal meer mogelijk was na het verstrijken van de overeengekomen vrijwaringstermijn" en (iv) dat, "nu het hier een belangrijke investering betreft, daar een productie-eenheid voor chocolade normaal gesproken toch verschillende jaren meegaat, moet worden aangenomen dat het hier om een groot werk ging (...), zodat een lek in het interne circuit van een buis met dubbele wand, dat de onmiddellijke stillegging van de productie tot gevolg had, een ernstig en zeker verborgen gebrek is"; dat het arrest vervolgens de beslissing van de eerste rechters bevestigt en de oorspronkelijke vordering van eiseres tot schadeverloosstelling niet gegrond verklaart op grond dat "de tienjarige aansprakelijkheid, bepaald in artikel 1792 van het Burgerlijk Wetboek, (...) de fout van de aannemer veronderstelt (...), dat moet worden aangenomen dat het hier om een groot werk ging (...), zodat een lek in het interne circuit van een buis met dubbele wand, dat de onmiddellijke stillegging van de productie tot gevolg had, een ernstig en zeker verborgen gebrek is dat, als de fout van de aannemer wordt bewezen, leidt tot de toepassing van de tienjarige aansprakelijkheid; dat (verweerster) de door (eiseres) aan de aannemer verweten fout die zou hebben bestaan in de onzorgvuldige uitvoering van de inwendige lasverbindingen, terwijl het contract prima kwaliteit eiste, verklaart uit versnelde corrosie ten gevolge van het gebruik van een te sterk aantastend water; dat, ook al hoeft aan de eenzijdige analyse van de AIB niet alle waarde te worden ontzegd, er toch moet worden vastgesteld dat (eiseres) die het bewijs van een fout van (verweerster) moet leveren, er niet in slaagt de onzekerheid weg te nemen die ontstaat bij het naast elkaar leggen van de bevindingen van de AIB en de verslagen van de wateranalyse; dat (verweerster),alvorens de rechtsvordering in te stellen, had bevestigd dat zij zich niet gebonden achtte door het AIB-verslag en dat zij niet kan aangesproken worden wegens een zogenaamd stilzitten , nu het de plicht van (eiseres) was om vroeger en betere initiatieven te nemen",
terwijl, eerste onderdeel, artikel 1792 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat, indien een gebouw dat tegen vaste prijs is opgericht, geheel of gedeeltelijk teniet gaat door een gebrek in de bouw, zelfs door de ongeschiktheid van de grond, de architect en de aannemer daarvoor gedurende tien jaren aansprakelijk zijn; artikel 2270 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat, na verloop van tien jaren,
architecten en aannemers ontslagen zijn van hun aansprakelijkheid met betrekking tot de grote werken die zij hebben uitgevoerd of geleid; eiseres zich voor de appelrechters uitdrukkelijk op die wetsbepalingen beriep; de bouwheer te dien einde het bewijs moet leveren 1° van het geheel of gedeeltelijk teniet gaan van de bouw en 2° van een gebrek in de bouw of van de ongeschiktheid van de grond, dat het teniet gaan heeft veroorzaakt; hij niet hoeft aan te tonen dat het gebrek aan de bouwer te wijten is; derhalve, als de bouwheer bewijst dat het gebouw - of, meer in het algemeen, het werk - geheel of gedeeltelijk teniet gaat door een gebrek in de bouw en hij dat gebrek aanwijst, de aannemer aan de tienjarige aansprakelijkheid enkel kan ontkomen door het bewijs van overmacht of van zijn onoverwinnelijke onwetendheid omtrent het gebrek; de appelrechters in feite vaststellen dat eiseres zich jegens verweerster kon beroepen op artikel 1792 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien, "nu het hier een belangrijke investering betreft, daar een productie-eenheid voor chocolade normaal gesproken toch verschillende jaren meegaat, moet worden aangenomen dat het hier om een groot werk ging(...), zodat een lek in het interne circuit van een buis met dubbele wand, dat de onmiddellijke stillegging van de productie tot gevolg had, een ernstig en zeker verborgen gebrek is"; zij niet hebben vastgesteld dat verweerster zich op enigerlei geval van overmacht kon beroepen; het arrest bijgevolg het beroepen vonnis niet kon bevestigen en de vordering van eiseres tot schadeloosstelling niet gegrond kon verklaren op basis van de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek door enkel in algemene bewoordingen te verklaren dat de tienjarige aansprakelijkheid van de bouwers de fout van de aannemer veronderstelt en dat eiseres er niet in slaagt de fout van verweerster aan te tonen (schending van de artikelen 1147, 1148, 1149, 1150, 1151, 1792, 2270 van het Burgerlijk Wetboek en, voor zoveel nodig, artikel 149 van de Grondwet, na de coördinatie ervan op 17 februari 1994);
Wat het eerste onderdeel betreft :
Overwegende dat artikel 1792 van het Burgerlijk Wetboek de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemer grondt op het bestaan van een gebrek in de bouw of van de ongeschiktheid van de grond;
Overwegende dat het hof van beroep, bij de opsporing van de oorzaak van het lek, dat het als een "ernstig en zeker verborgen gebrek" beschouwde, erop wijst dat eiseres de aannemer een fout verweet, bestaande in de onzorgvuldige uitvoering van de inwendige lasverbindingen, maar dat verweerster het lek verklaarde door de versnelde corrosie ten gevolge van het gebruik van een te sterk aantastend water;
Dat het hof uit de voorgelegde feitelijke gegevens afleidt dat eiseres de gegrondheid van haar stelling niet bewees;
Dat het hof van beroep het bestaan van een gebrek in de bouw niet aanneemt, zodat het onderdeel, nu het op de tegenovergestelde hypothese berust, feitelijke grondslag mist;