Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 10 Februari 2000 (België). RG 98375/871
- Section :
- Case law
- Source :
- Justel N-20000210-12
- Role number :
- 98375/871
Summary :
Samenvatting 1
Decision :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
(...)
Verzoeker raakte op 10 augustus 1989 te Lanaken aan de discotheek van Camping Z... betrokken bij een vechtpartij tussen enkele jongeren. Hij werd hierbij op de grond geworpen en uiteindelijk door S. Anthonie in het aangezicht geslagen met een gebroken glas.
Bij verstekvonnis van de correctionele rechtbank te ... dd. 19 juni 1995 werd S. Anthonie hiervoor veroordeeld tot zes maand gevangenisstraf wegens het toebrengen van opzettelijke slagen en verwondingen aan verzoeker. Op burgerlijk vlak werd de dader veroordeeld tot het betalen aan verzoeker van een schadevergoeding van 774.620 frank.
Dit vonnis is in kracht van gewijsde getreden.
Het verzoekschrift aan de Commissie tot het bekomen van een hulp is regelmatig naar de vorm en werd tijdig neergelegd.
Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.
Volgens een schrijven van de gerechtsdeurwaarder is de dader insolvabel. Verzoeker verklaart dat geen andere instantie tussenkomt in dekking van de schade.
Uit het deskundig verslag dd. 2 oktober 1991 van Dr. R. blijkt naast de tijdelijke arbeidsongeschiktheid geen blijvende werkongeschiktheid, zowel psychisch als economisch. De esthetische schade daarentegen wordt vastgesteld op 6/7.
Verzoeker begroot voor de Commissie zijn schade op 22.620 frank tijdelijke (morele) werkonbekwaamheid, 250.000 frank voor het verlies van een schooljaar, 750.000 frank voor de esthetische schade, 5.000 frank forfaitair voor de geneeskundige uitgaven, 7.500 frank aan materiële kosten en 27.420 frank voor de procedurekosten.
Verzoeker geniet op heden een inkomen als lasser.
In het vonnis van 19 juni 1995 van de Correctionele Rechtbank van ... werd zijn vraag om schadevergoeding voor het verlies van een studiejaar als gevolg van de feiten reeds afgewezen als zijnde niet bewezen.
De feiten gebeurden immers tijdens de schoolvakantie, met slechts een kleine tijdelijke arbeidsongeschiktheid vanaf de maand september.
De overige door verzoeker gevraagde bedragen komen aannemelijk voor.
De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van 31, 32 en 33 van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
Rekening houdend met de wettelijke voorschriften, de gekende feitelijke omstandigheden zoals zij ondermeer uit het strafdossier blijken, het medisch deskundig verslag en de financiële situatie van dader en slachtoffer, oordeelt de Commissie dat aan verzoeker een "hulp" van ex aequo et bono 800.000 frank kan worden toegekend.
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37 van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 17 en 18 februari 1997 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek tot het bekomen van een hulp ontvankelijk, Kent de verzoeker een hulp toe van 800.000 frank.
Verzoeker raakte op 10 augustus 1989 te Lanaken aan de discotheek van Camping Z... betrokken bij een vechtpartij tussen enkele jongeren. Hij werd hierbij op de grond geworpen en uiteindelijk door S. Anthonie in het aangezicht geslagen met een gebroken glas.
Bij verstekvonnis van de correctionele rechtbank te ... dd. 19 juni 1995 werd S. Anthonie hiervoor veroordeeld tot zes maand gevangenisstraf wegens het toebrengen van opzettelijke slagen en verwondingen aan verzoeker. Op burgerlijk vlak werd de dader veroordeeld tot het betalen aan verzoeker van een schadevergoeding van 774.620 frank.
Dit vonnis is in kracht van gewijsde getreden.
Het verzoekschrift aan de Commissie tot het bekomen van een hulp is regelmatig naar de vorm en werd tijdig neergelegd.
Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.
Volgens een schrijven van de gerechtsdeurwaarder is de dader insolvabel. Verzoeker verklaart dat geen andere instantie tussenkomt in dekking van de schade.
Uit het deskundig verslag dd. 2 oktober 1991 van Dr. R. blijkt naast de tijdelijke arbeidsongeschiktheid geen blijvende werkongeschiktheid, zowel psychisch als economisch. De esthetische schade daarentegen wordt vastgesteld op 6/7.
Verzoeker begroot voor de Commissie zijn schade op 22.620 frank tijdelijke (morele) werkonbekwaamheid, 250.000 frank voor het verlies van een schooljaar, 750.000 frank voor de esthetische schade, 5.000 frank forfaitair voor de geneeskundige uitgaven, 7.500 frank aan materiële kosten en 27.420 frank voor de procedurekosten.
Verzoeker geniet op heden een inkomen als lasser.
In het vonnis van 19 juni 1995 van de Correctionele Rechtbank van ... werd zijn vraag om schadevergoeding voor het verlies van een studiejaar als gevolg van de feiten reeds afgewezen als zijnde niet bewezen.
De feiten gebeurden immers tijdens de schoolvakantie, met slechts een kleine tijdelijke arbeidsongeschiktheid vanaf de maand september.
De overige door verzoeker gevraagde bedragen komen aannemelijk voor.
De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van 31, 32 en 33 van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
Rekening houdend met de wettelijke voorschriften, de gekende feitelijke omstandigheden zoals zij ondermeer uit het strafdossier blijken, het medisch deskundig verslag en de financiële situatie van dader en slachtoffer, oordeelt de Commissie dat aan verzoeker een "hulp" van ex aequo et bono 800.000 frank kan worden toegekend.
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37 van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 17 en 18 februari 1997 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek tot het bekomen van een hulp ontvankelijk, Kent de verzoeker een hulp toe van 800.000 frank.