Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 13 December 2007 (België). RG M70826/5638

(...)

I. Feiten

Verzoekster was in de periode tussen 1 juni 1994 tot 5 juni 1999 achtereenvolgens te ..., ..., ... en ... slachtoffer van aanranding van de eerbaarheid en verkrachting gepleegd door haar stiefvader.

II. Vervolging

- Bij vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te ... d.d. 11 oktober 2006 werd Z. op strafrechterlijk gebied veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met uitstel. Op burgerlijk gebied werd hij veroordeeld om aan verzoekster euro 25.000 te betalen voor morele en materiële schade vermengd.

- Bij arrest van het Hof van beroep te ... d.d. 26 maart 2007 werd de dader veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar voor een gedeelte van 2 jaar van de opgelegde hoofdgevangenisstraf.

Op burgerlijk gebied werd het vonnis bevestigd.

Het arrest is in kracht van gewijsde getreden.

III. Financiële middelen tot schadeloosstelling

Uit de verklaring van gerechtsdeurwaarder Deckmyn blijkt dat Z. insolvabel is.

Hij bezit geen roerende of onroerende goederen. Hij geniet enkel van niet inbeslagbare invaliditeitsvergoedingen.

IV. Psychologische gevolgen voor verzoekster

- Reeds vanaf haar negen jaar werd X. voor bepaalde periodes opgenomen in instellingen betreffende Jeugdzorg en psychiatrische instellingen via het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg en/of de Bemiddelingscommissie. Zij kon de feiten niet uiten. Deze vertaalden zich in agressief en zelfdestructief gedrag (bekrassen van haar lichaam).

- Wegens het aanhoudend destructief gedrag werd haar dossier doorverwezen naar de Jeugdrechtbank te .... Bovenvermeld gedrag was een middel om thuis weg te komen en een einde te maken aan het seksueel misbruik.

- De moeder van verzoekster had steeds een blindelings vertrouwen in haar echtgenoot. Uit haar huwelijk met Z. werden nog 5 kinderen geboren.

- Vanaf 23 januari 2001 tot 5 juni 2004 velde de Jeugdrechtbank te ... 25 beschikkingen en/of vonnissen. Gedurende de periodes van plaatsing verbleef verzoekster in 10 instellingen, waaronder 10 maanden in de gesloten instelling CBJ De Z... te ....

- Ten gevolge van de feiten verloor verzoekster haar gezin en gezinsleven. Haar moeder, broer, halfbroer en -zussen hebben geen contact meer met haar. Ook naar de toekomst toe lijkt het gezinsleven zich niet te herstellen. De dader heeft nooit spijt betoond tegenover haar.

- De talloze processen - verbaal van ondervragingen bevinden zich in het dossier.

V. Begroting van de schade (nota burgerlijke partij stelling)

- materiële schade euro 25.000

- morele schade euro 50.000

euro 75.000

- Verzoekster vraagt vergoeding voor zowel materiële als morele schade, dit zowel voor schade uit het verleden als toekomstige schade.

- Zij vraagt dat deze bedragen worden vermeerderd met de intresten.

- Tengevolge van de feiten en de plaatsingen in instellingen kon zij geen diploma secundair onderwijs halen. Zij heeft hierdoor meerdere schooljaren verloren. De leerkrachten verklaren in één van de processen-verbaal dat zij nochtans een getalenteerd en verstandig kind was.

VI. Beoordeling door de Commissie

Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen op verhaal tegenover de dader zijn quasi onbestaande.

De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd.

Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.

- Het behoort tot de constante rechtspraak van de Commissie - en deze vloeit voort uit de bedoeling van de wet - dat intresten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het principe dat de bijzaak de hoofdzaak volgt is hier niet van toepassing; immers de schuldenaar van de toegekende hulp, zijnde de Belgische Staat, is niet de veroorzaker van de schade. De zienswijze van de Commissie ten aanzien van de intresten werd bevestigd bij arrest nr. 165.787 van de Raad van State, afdeling administratie, d.d. 12 december 2006 (G. Bijnens t./Belgische Staat).

- Het arrest van het Hof van beroep te ... d.d. 26 maart 2007 citeert:

"De feiten zijn uitermate zwaarwichtig daar beklaagde erdoor fundamentele maatschappelijke normen heeft overtreden, dit over een tijdspanne van meerdere jaren; hij daarbij gehandeld heeft ter loutere bevrediging van eigen behoeften zonder enige aandacht of bekommernis voor de lichamelijke en morele integriteit van zijn jonge slachtoffer en hij daardoor haar persoonlijkheidsontwikkeling diepgaand heeft geschaad."

Rekening houdend met de ernst van de feiten en vooral met de lange periode waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld, is de Commissie van oordeel in billijkheid een hulp toe wegens materiële en morele schade vermengd van

euro 50.000 te moeten toekennen.

*

* *

OP DIE GRONDEN,

De Commissie,

Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37bis van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003 en 22 april 2003, de programmawet van 27 december 2004 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986.

Verklaart het verzoek ontvankelijk.

Kent de verzoekster een hulp toe van euro 50.000.

Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 13 december 2007

De secretaris a.i., De voorzitter,

M. STEYAERT P. DRAULANS