Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 19 September 2007 (België). RG M70218/5344

Date :
19-09-2007
Language :
Dutch
Size :
3 pages
Section :
Case law
Source :
Justel N-20070919-23
Role number :
M70218/5344

Summary :

Samenvatting 1

Decision :

Add the document to a folder () to start annotating it.

I. Feiten

Op 27 februari 2002 werden verzoeker en een collega, in hun hoedanigheid van inspecteurs van lokale politie, naar de Hoveniersstraat te ... gezonden om bijstand te verlenen inzake ‘agressief lastig persoon aan de balie'. Toen de inspecteurs de agressieveling verzochten hen te vergezellen met het oog op verdere afhandeling, stemde deze toe en vergezelde de inspecteurs vrijwillig naar hun dienstvoertuig. Plots bedacht verdachte zich, draaide zich om en nam verzoeker in een wurggreep. Door het gebruikte geweld kwam verzoeker ten val. Eens op de grond werd hij nog geslagen. Toen de collega van verzoeker gebruikmaakte van pepper-spray, kon het slachtoffer zich bevrijden. Hij verloor even het bewustzijn en werd overgebracht naar het ziekenhuis (hetwelk hij na verzorging mocht verlaten).

II. Vervolging

Bij beschikking van de Raadkamer van de Rechtbank van eerste aanleg te ... d.d. 18 september 2003 werd de genaamde Sumaila Z., verstekmakend, wegens het plegen van onder meer de sub I vermelde feiten, geïnterneerd.

Op burgerlijk gebied werd hij veroordeeld tot betaling van een provisionele schadevergoeding van euro 3.000 meer intresten aan verzoeker. Tevens werd Dr. B. Van Noten als deskundige aangesteld, met de gebruikelijke opdracht.

Tegen de jegens hem bij verstek gewezen beschikking d.d. 18 september 2003 werd door de beklaagde verzet aangetekend, doch bij beschikking op verzet d.d. 27 mei 2004 werd de bestreden beschikking zowel op strafrechtelijk als op burgerrechtelijk gebied bevestigd.

Tegen de beschikking d.d. 27 mei 2004 werd door Z. hoger beroep ingesteld, doch bij arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling bij het Hof van Beroep te ... d.d. 8 november 2004 werd de bestreden beschikking bevestigd en werd de zaak voor verdere afhandeling van de burgerlijke vordering terug naar de eerste rechter verwezen.

Tegen dit arrest werd door Z. nog cassatieberoep aangetekend, doch dit werd bij arrest van het Hof van Cassatie d.d. ../../2005 verworpen.

III. Medische gevolgen

In zijn deskundig verslag d.d. 13 februari 2004 weerhoudt Dr. B. Van Noten de volgende graden en periodes van tijdelijke arbeidsongeschiktheid:

100 % van 27.02.02 t.e.m. 01.04.02

12 % van 02.04.02 t.e.m. 30.04.02

100 % van 01.05.02 t.e.m. 31.05.02

12 % van 01.06.02 t.e.m. 04.08.02

100 % van 05.08.02 t.e.m. 03.10.02

12 % van 04.10.02 t.e.m. 27.12.02

100 % van 28.12.02 t.e.m. 31.03.03

12 % van 01.04.03 t.e.m. 31.08.03

Er is consolidatie op 1 september 2003, met een blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 % (bewegingsbeperking, drukpijn aan de linkerschouder).

De esthetische schade bedraagt 1,5 op de schaal van 7 (drie kleine littekens aan de linkerschouder).

IV. Mogelijkheden tot schadeloosstelling

Naar aanleiding van de sub I vermelde feiten diende verzoeker op 23 maart 2005 een verzoekschrift in bij de Commissie (zaak A.R. M50300).

Bij beslissing van de Vijfde kamer van de Commissie d.d. 15 december 2005 werd aan verzoeker, voor de morele schade tijdelijke en blijvende arbeidsongeschiktheid en de esthetische schade, een financiële hulp toegekend van euro 10.000.

Bij de bepaling van voornoemd bedrag hield de Commissie rekening met de toch wel reële mogelijkheden tot vergoeding in hoofde van de dader. Terzake verwees de Commissie naar het arrest van de K.I. bij het Hof van Beroep te ... d.d. 8 november 2004, waar op blz. 11 het volgende te lezen staat : "dat zijn financiële en familiale situatie en de door hem ter terechtzitting van dit Hof vooropgestelde toekomstperspectieven terzake zijn tewerkstelling, inverdenking-gestelde inderdaad in de mogelijkheid stellen om de burgerlijke partijen volledig te vergoeden voor de door elk van hen, ingevolge het optreden van inverdenkinggestelde, geleden schade".

Thans legt verzoeker een nieuw stuk voor, nl. een schrijven van gerechtsdeurwaarder J. Royer d.d. 30 januari 2007 waarin het volgende te lezen staat:

"Tegenpartij [Sumaila Z.] is volstrekt insolvabel.

Tegenpartij geniet een werkloosheidsuitkering waarop reeds drie beslagen en een vrijwillige loonsafstand gevestigd zijn.

Tegenpartij heeft geen nummerplaten op zijn naam.

De waarde van de roerende goederen op de domicilie van tegenpartij is volstrekt onvoldoende om over te gaan tot een succesvolle openbare en gerechtelijke verkoop.

Naar de toekomst toe voorzien wij niet direct positieve veranderingen."

V. Begroting en verantwoording van het verzoek tot aanvullende hulp

Verzoeker vraagt om de toekenning van een aanvullende hulp van euro 6.500 (zijnde een afronding naar boven van euro 6.432,52 - zie berekening hieronder).

- TAO moreel: euro 6.415,05

- TAO meerinspanningen: euro 691,22

- BAO moreel: euro 8.676,25

( euro 1.735,25 x 10) : 2 (louter moreel)

- esthetische schade (1,5/7): euro 650,00

min toegekende hulp (beslissing d.d. 15/12/05): - euro 10.000,00

Totaal: euro 6.432,52

Verzoeker vraagt dus als aanvullende hulp het voor de Commissie in de zaak M50300 gevorderde bedrag, verminderd met de toegekende hulp.

Verzoeker meent aanspraak te kunnen maken op een aanvullende hulp omdat de Commissie bij de beoordeling van het hulpverzoek in de zaak M50300 ten onrechte was uitgegaan van de solvabiliteit van de dader. Dat deze laatste volstrekt insolvabel is wordt door verzoeker thans aangetoond aan de hand van een recente brief van gerechtsdeurwaarder Royer (zie punt IV).

VI. Beoordeling door de Commissie

Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.

Verzoeker vraagt om de toekenning van een aanvullende financiële hulp - bovenop de hoofdhulp van euro 10.000 die hem werd toegekend bij beslissing van de Commissie d.d. 15 december 2005 - omdat de Commissie bij de beoordeling van het hoofdhulpverzoek ten onrechte was uitgegaan van de solvabiliteit van de dader.

De Commissie wenst te benadrukken dat zij er in haar beslissing d.d. 15 december 2005 uitdrukkelijk op gewezen heeft dat:

- de wet van 1 augustus 1985 geen subjectief recht op schadeloosstelling voorziet, maar wel het recht op het indienen van een verzoek om een eventuele financiële hulp;

- uit de aard van de hulp volgt dat volledige vergoeding van de door het slachtoffer geleden schade niet wordt gewaarborgd;

- de Commissie naar billijkheid een financiële hulp toekent, voor de schadeposten die limitatief zijn opgesomd in artikel 32, § 1, van de wet. Meerinspanningen, waarvoor verzoeker de som van euro 691,22 vroeg, zijn daarbij niet opgenomen;

- de kansen op recuperatie van de dader gering lijken (blz. 3, derde al.).

De mogelijkheden tot vergoeding van de dader zoals vermeld in het arrest d.d. 8 november 2004 van de K.I. vormen dus slechts één van de elementen die de Commissie in acht heeft genomen bij de toekenning van de financiële hulp.

De Commissie beschikte inzake de solvabiliteit van de dader over geen andere objectieve gegevens dan deze vermeld in het arrest d.d. 8 november 2004 van de K.I., aangevuld met de stukken 9 en 10 voorgelegd door verzoeker (budgetbegeleiding - sociale woning).

Niettegenstaande het arrest melding maakt van volledige vergoeding door de dader, heeft de Commissie een billijke vergoeding van euro 10.000 toegekend voor de morele en de esthetische schade.

Uit dit laatste blijkt dat de Commissie wel degelijk ook rekening heeft gehouden met de door de verzoeker voorgelegde stukken vermeld onder punt IV, derde alinea van de beslissing, stukken waaruit valt af te leiden dat recuperatie vanwege de dader zeer moeizaam zou zijn.

De wetgever heeft de voorwaarde voor het bekomen van een aanvullende financiële hulp precies geformuleerd: "De commissie kan een aanvullende hulp toekennen wanneer na de toekenning van de hulp, het nadeel kennelijk is toegenomen, onverminderd de toepassing van de artikelen 31 tot 33, § 1." (artikel 37 Wet 1 augustus 1985).

Met dit "nadeel" wordt de "ernstige lichamelijke of psychische schade als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad" bedoeld, zoals geformuleerd in artikel 31, 1°, van de wet.

Met betrekking tot de voorliggende zaak moet worden vastgesteld dat deze schade in hoofde van verzoeker na de beslissing d.d. 15 december 2005 niet kennelijk is toegenomen.

In die omstandigheden dient het verzoek tot aanvullende hulp als ongegrond te worden afgewezen.

*

* *

OP DIE GRONDEN,

De Commissie,

Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37bis van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003, 22 april 2003 en 27 december 2004, en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,

Verklaart het verzoek ontvankelijk doch ongegrond.

Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 19 september 2007.

De secretaris, De voorzitter,

G. VAN DEN ABBEELE D. DESMET