Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 22 December 2008 (België). RG M80492/6047
- Section :
- Case law
- Source :
- Justel N-20081222-2
- Role number :
- M80492/6047
Summary :
Samenvatting 1
Decision :
I. Feiten
Gwendoline Z. werd vanaf de leeftijd van 13 jaar tot haar 17de seksueel misbruikt door haar vader. Als gevolg hiervan kampte zij met eetstoornissen, angstaanvallen en diende zij psychiatrisch behandeld te worden.
II. Vervolging
Bij vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te ... d.d. 13 september 2004 werd de heer Z. (geboren op ../../1958) veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens o.m. :
A. De misdaad, die geacht wordt verkrachting te zijn met behulp van geweld, zijnde elke daad van seksuele penetratie van welke aard ook en met welk middel ook te hebben gepleegd op de persoon van een minderjarige beneden de volle leeftijd van 14 jaar en boven de volle leeftijd van 10 jaar op het ogenblik van de feiten, namelijk op de persoon van Z. Gwendoline, geboren op ../../1985, met de omstandigheid dat de schuldige een bloedverwant in opgaande lijn is en behoort tot degenen die over het slachtoffer gezag uitoefent, te .., herhaaldelijk op niet nader te bepalen tijdstippen in de periode van 1 januari 1998 tot ../../1999.
B. De misdaad van verkrachting te hebben gepleegd, zijnde elke daad van seksuele penetratie van welke aard ook en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemde, toestemming er met name niet zijnde wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer, de misdaad gepleegd zijnde op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van veertien jaar en beneden die van zestien jaar, namelijk op de persoon van Z. Gwendoline, geboren op ../../1985, met de omstandigheid dat de schuldige een bloedverwant in opgaande lijn is en behoort tot degenen die over het slachtoffer gezag uitoefent, te .., herhaaldelijk op niet nader te bepalen tijdstippen in de periode van ../../1999 tot ../../ 2001.
C. De misdaad van verkrachting gepleegd te hebben, zijnde elke daad van seksuele penetratie van welke aard ook en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemde, toestemming er met name niet zijnde wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer, de misdaad gepleegd zijnde op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, ter zake op de persoon van Z. Gwendoline, geboren op ../../1985, met de omstandigheid dat de schuldige een bloedverwant in opgaande lijn is en behoort tot diegenen die over het slachtoffer gezag uitoefent, te .., herhaaldelijk op niet nader te bepalen tijdstippen in de periode van ../../ 2001 tot ../../ 2002.
D. Aanranding der eerbaarheid - aanranding bestaande van zodra er een begin van uitvoering bestaat - met geweld of bedreiging te hebben gepleegd op de persoon van een minderjarige minder dan 16 jaar oud op het ogenblik van de feiten, namelijk:
1. op de persoon van Z. Gwendoline, geboren op ../../1985, met de omstandigheid dat de schuldige een bloedverwant in opgaande lijn is en behoort tot diegenen die over het slachtoffer gezag hebben, te .., herhaaldelijk op niet nader te bepalen tijdstippen in de periode van 1 januari 1997 tot ../../2001, en minstens elk weekend;
E. Aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreiging te hebben gepleegd op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van 16 jaar op het ogenblik van de feiten, namelijk op de persoon van Z. Gwendoline, geboren op ../../1985, de aanranding bestaande zodra er en begin van uitvoering is, met de omstandigheid dat de schuldige een bloedverwant in opgaande lijn is en behoort tot diegenen die over het slachtoffer gezag hebben, te .., herhaaldelijk op niet nader te bepalen tijdstippen in de periode van ../../ 2001 tot 1 januari 2002;
Op burgerlijk gebied werd hij veroordeeld om aan verzoekster een schadevergoeding van 10.000 euro en een provisionele schadevergoeding van 1 euro hoofdens medische kosten te betalen.
Wat de gevorderde medische kosten betreft stelde de rechtbank:
Z. Gwendoline werd in 1998 opgenomen in het MOK wegens eetstoornissen en neerslachtigheid. Deze opname staat onmiskenbaar in oorzakelijk verband met de feiten.
Bij gebreke aan stukken ter staving van de omvang van deze schadepost kan een bedrag van 1,00 euro provisioneel worden toegekend.
Wat de gevorderde kosten wegens ontbreken diploma betreft stelde de rechtbank:
Waar de rechtbank op grond van deze gegevens van oordeel is dat het slachtoffer ten gevolge van de feiten een schooljaar verloor met vertraging van de loopbaan, wordt evenwel uit dien hoofde geen schade gevorderd.
Het niet behalen van een diploma middelbaar onderwijs op zich staat niet in causaal verband met de feiten nu niets het slachtoffer belet haar jaar over te doen of een andere studierichting te kiezen ...
Bij arrest van het Hof van beroep te ... d.d. 30 juni 2005, gewezen bij verstek, werd het bestreden vonnis bevestigd. Bij arrest van het Hof van beroep te ... d.d. 19 augustus 2005 op verzet en bij verstek werd het aangetekende verzet ongedaan verklaard.
Dit arrest verkreeg kracht van gewijsde.
III. Financiële middelen en schadeloosstelling
De verzekeringsmaatschappij van verzoekster kan de schade niet vergoeden daar de polis pas na de feiten werd afgesloten.
Beklaagde blijkt volledig insolvabel te zijn blijkens het solvabiliteitsonderzoek van gerechtsdeurwaarder Michel Vandemoortele d.d. 6 december 2005: "omzeggens geen roerende goederen bezit vatbaar voor beslag ... en zich aldus in kennelijke staat van onvermogen bevindt".
IV. Begroting van de schade door de verzoekster
De verzoekster begroot haar schade als volgt:
morele schadevergoeding euro 10.000,00
vergoedende interesten vanaf 8 november 1998
Totaal euro 15.735,89
Op de zitting van 4 november 2008 verklaarde zij zich naar de wijsheid van de Commissie te gedragen met betrekking tot het gevorderd bedrag.
V. Beoordeling door de Commissie
Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen op verhaal tegenover de dader zijn quasi onbestaande.
De wetgeving betreffende de financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
De Commissie verzekert geen integrale schadeloosstelling. Ze kan, naar billijkheid, een financiële hulp toekennen voor de schadeposten die limitatief zijn opgesomd in artikel 32, § 1 van de wet van 1 augustus 1985. Intresten zijn niet opgenomen in deze limitatieve opsomming en komen dus niet in aanmerking voor vergoeding. Het behoort overigens tot de constante rechtspraak van de Commissie - en deze vloeit voort uit de bedoeling van de wet - dat intresten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het principe dat de bijzaak de hoofdzaak volgt is hier niet van toepassing; immers de schuldenaar van de toegekende hulp, zijnde de Belgische Staat, is niet de veroorzaker van de schade. Deze zienswijze van de Commissie werd trouwens bevestigd door het arrest nr. 165.787 d.d. 12 december 2006 van de Raad van State.
Rekening houdende enerzijds met de ernst en de duur van de feiten, met het feit dat deze gepleegd werden door haar eigen vader en met de door de verzoekster daardoor geleden schade zoals zij blijkt het neergelegde dossier en anderzijds met de door de wet uitgesloten schadeposten, meent de Commissie aan verzoekster naar billijkheid een globale hulp te kunnen toekennen zoals hierna bepaald.
VI. Begroting van de hulp door de Commissie
De Commissie meent de hulp naar billijkheid te kunnen begroten op euro 15.000,00.
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37bis van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003, 22 april 2003 en de programmawet van 27 december 2004 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek ontvankelijk en kent een hulp toe van euro 15.000,00.
Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 22 december 2008.
De secretaris a.i., De voorzitter,
P. VERHOEVEN C. DELESIE