Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 26 Oktober 2005 (België). RG M40860;3707
- Section :
- Case law
- Source :
- Justel N-20051026-1
- Role number :
- M40860;3707
Summary :
Samenvatting 1
Decision :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
(...)
I. Feiten
Op 4 september 2002 was verzoeker zijn haag op zijn eigendom aan het snoeien. Zoals gebruikelijk diende hij ook te snoeien aan de andere kant, waardoor hij zich deels diende te begeven op de eigendom van de vroegere echtelijke woning Dominique X. Anja S..
Op het ogenblik van de feiten bleek dit plots niet meer getolereerd te worden door mevrouw S.. Zij probeerde de stekker van de zaagmachine van verzoeker uit te trekken. Verzoeker probeerde zijn werk verder te zetten.
S. is daarop een dolk gaan halen en dreigde ermee de kabel van de zaagmachine door te snijden. Nadien dreigde ze er ook mee om verzoeker met de dolk dood te steken.
II. Vervolging
Bij vonnis van de Correctionele rechtbank te ... d.d. 21 januari 2004 werd mevrouw Anja S. wegens onder meer de sub I vermelde feiten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden (met probatie-uitstel gedurende een termijn van drie jaar) en een geldboete van EURO 250.
Op burgerlijk gebied werd ze veroordeeld tot betaling van een morele schadevergoeding van EURO 250 meer intresten aan verzoeker (er werd een provisioneel bedrag van EURO 2.500 gevorderd).
Blijkens een attest van de griffie bekwam voormeld vonnis kracht van gewijsde.
III. Begroting van de schade door de verzoeker
Verzoeker begroot de schade als volgt:
- morele schade (conform vonnis d.d. 21.01.04): EURO 250,00
- intresten: EURO 41,33
Totaal: EURO 291,33
IV. Beoordeling door de Commissie
Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.
De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
In het schrijven van het secretariaat aan de advocaat van verzoeker d.d. 13 september 2004 werd de aandacht gevestigd op artikel 33, ,§ 2, van de wet van 1 augustus 1985, luidens welke bepaling de hulp per schadegeval en per verzoeker toegekend wordt voor schade boven 500 euro en beperkt is tot een bedrag van 62 000 euro.
In het onderhavig dossier wordt door verzoeker een hulp gevraagd van EURO 291,33, dus minder dan het wettelijk toekenbare minimum van EURO 500.
Het secretariaat wees er op dat huidig verzoek dan ook ongegrond lijkt.
In haar schrijven d.d. 13 april 2005 repliceerde de advocaat van verzoeker als volgt op de brief van het secretariaat: "Voor wat betreft het verzoek van de heer Stefan P., noteer ik dat deze persoon niet beantwoordt aan de voorwaarden van schadevergoeding."
In die omstandigheden kan de Commissie niet anders dan het verzoek als ongegrond af te wijzen.
x
x x
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 ,§ 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37bis van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003, 22 april 2003 en 27 december 2004, en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek ontvankelijk doch ongegrond.
Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 26 oktober 2005.
I. Feiten
Op 4 september 2002 was verzoeker zijn haag op zijn eigendom aan het snoeien. Zoals gebruikelijk diende hij ook te snoeien aan de andere kant, waardoor hij zich deels diende te begeven op de eigendom van de vroegere echtelijke woning Dominique X. Anja S..
Op het ogenblik van de feiten bleek dit plots niet meer getolereerd te worden door mevrouw S.. Zij probeerde de stekker van de zaagmachine van verzoeker uit te trekken. Verzoeker probeerde zijn werk verder te zetten.
S. is daarop een dolk gaan halen en dreigde ermee de kabel van de zaagmachine door te snijden. Nadien dreigde ze er ook mee om verzoeker met de dolk dood te steken.
II. Vervolging
Bij vonnis van de Correctionele rechtbank te ... d.d. 21 januari 2004 werd mevrouw Anja S. wegens onder meer de sub I vermelde feiten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden (met probatie-uitstel gedurende een termijn van drie jaar) en een geldboete van EURO 250.
Op burgerlijk gebied werd ze veroordeeld tot betaling van een morele schadevergoeding van EURO 250 meer intresten aan verzoeker (er werd een provisioneel bedrag van EURO 2.500 gevorderd).
Blijkens een attest van de griffie bekwam voormeld vonnis kracht van gewijsde.
III. Begroting van de schade door de verzoeker
Verzoeker begroot de schade als volgt:
- morele schade (conform vonnis d.d. 21.01.04): EURO 250,00
- intresten: EURO 41,33
Totaal: EURO 291,33
IV. Beoordeling door de Commissie
Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.
De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
In het schrijven van het secretariaat aan de advocaat van verzoeker d.d. 13 september 2004 werd de aandacht gevestigd op artikel 33, ,§ 2, van de wet van 1 augustus 1985, luidens welke bepaling de hulp per schadegeval en per verzoeker toegekend wordt voor schade boven 500 euro en beperkt is tot een bedrag van 62 000 euro.
In het onderhavig dossier wordt door verzoeker een hulp gevraagd van EURO 291,33, dus minder dan het wettelijk toekenbare minimum van EURO 500.
Het secretariaat wees er op dat huidig verzoek dan ook ongegrond lijkt.
In haar schrijven d.d. 13 april 2005 repliceerde de advocaat van verzoeker als volgt op de brief van het secretariaat: "Voor wat betreft het verzoek van de heer Stefan P., noteer ik dat deze persoon niet beantwoordt aan de voorwaarden van schadevergoeding."
In die omstandigheden kan de Commissie niet anders dan het verzoek als ongegrond af te wijzen.
x
x x
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 ,§ 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37bis van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003, 22 april 2003 en 27 december 2004, en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek ontvankelijk doch ongegrond.
Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 26 oktober 2005.