Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 27 Juli 1999 (België). RG 97198/589

Date :
27-07-1999
Language :
Dutch
Size :
1 page
Section :
Case law
Source :
Justel N-19990727-1
Role number :
97198/589

Summary :

Samenvatting 1

Decision :

Add the document to a folder () to start annotating it.
(...)
Uit de stukken blijkt dat verzoeker in de nacht van 22 op 23 juli 1995 in een dancing te ... tijdens een vechtpartij drie vuistslagen en een schop in het aangezicht kreeg toegediend door de genaamde ...Z... . Bij vonnis dd. 25 juli 1996 van de correctionele rechtbank te ... werd de heer ...Z... strafrechtelijk veroordeeld. Op burgerlijk gebied werd aan verzoeker een schadevergoeding toegekend van 144.453 frank.
Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen op verhaal tegenover de dader zijn nagenoeg onbestaande.
Verzoeker vermeldt in zijn verzoekschrift bij de begroting van de schadeposten ook een bedrag voor intresten. Het behoort tot de constante rechtspraak van de Commissie - en deze vloeit voort uit de bedoeling van de wet - dat intresten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Inderdaad, het principe dat de bijzaak de hoofdzaak volgt is hier niet van toepassing; immers de schuldenaar van de toegekende hulp, zijnde de Belgische Staat, is niet de veroorzaker van de schade.
De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 32 en 33 van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37 van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 17 en 18 februari 1997, en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek ontvankelijk,
Kent de verzoeker een hulp toe van 135.000 frank.