Hof van Cassatie: Arrest van 13 Maart 2000 (België). RG S990050F

Date :
13-03-2000
Language :
French Dutch
Size :
2 pages
Section :
Case law
Source :
Justel N-20000313-1
Role number :
S990050F

Summary :

De schorsing van het recht op werkloosheidsuitkeringen wegens langdurige werkloosheid is van toepassing op de werkloze die gelijktijdig de in het Werkloosheidsbesluit bepaalde voorwaarden vervult, o.m. de voorwaarde dat hij op de dag van de ontvangst van de hem door de directeur van het werkloosheidsbureau ter kennis gebrachte verwittiging, niet sinds ten minste zes maanden zonder onderbreking tewerkgesteld is als voltijdse werknemer.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 4 december 1998 gewezen door het Arbeidshof te Luik;
Over het middel, gesteld als volgt : schending van de artikelen 80, 81, eerste en laatste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, waarvan voornoemd artikel 80 is gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992, 22 november 1995 en 26 maart 1996 en waarvan voornoemd artikel 81 is gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992, 8 maart 1995 en 22 november 1995, 56, § 1, eerste, tweede en vijfde lid, 4°, van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, welk artikel 56, § 1, is gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 juni 1992, 30 november 1995 en 17 april 1996,
doordat het arrest, met bevestiging van het beroepen vonnis, de beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau van 27 juni 1996, waarbij het recht van verweerder op uitkeringen na een op 5 maart 1996 ter kennis gebrachte verwittiging wegens zijn langdurige werkloosheid werd geschorst, tenietdoet op grond dat verweerder door een en dezelfde onderneming is tewerkgesteld van 13 juni tot 17 december 1995 (dat is gedurende meer dan zes maanden), van 1 januari tot 12 februari 1996 en van 26 februari tot 10 maart 1996; dat eiser in zijn betoog dat verweerder op de datum van de verwittiging die aan de schorsing van het recht op uitkering wegens langdurige werkloosheid voorafging, niet sinds meer dan zes maanden zonder onderbreking is tewerkgesteld als voltijdse werknemer, het voorzetsel "tijdens" in de tekst van artikel 80, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering vervangt door het woord "sinds" en aan dat artikel een voorwaarde toevoegt die het niet bevat; dat hij bovendien, door die wijziging, de opzet van de Koning omzeilt, daar het voldoende zou zijn dat hij, wanneer hij vaststelt dat een werknemer tijdens zijn loopbaan langer werkloos is dan anderhalf maal de gemiddelde werkloosheidsduur van zijn categorie, maar dat hij intussen sinds meer dan zes maanden opnieuw werkt als voltijdse werknemer, wacht tot hij opnieuw zijn betrekking verliest om hem vervolgens een verwittiging te sturen en dan te beweren dat hij niet sinds meer dan zes maanden als voltijdse werknemer werkt; dat de eerste rechter, na te hebben vastgesteld dat verweerder gedurende meer dan zes maanden tussen het tijdstip waarop zijn werkloosheidsduur meer dan anderhalve maal de gemiddelde werkloosheidsduur van zijn categorie bedroeg en het tijdstip waarop hem de verwittiging is toegezonden als voltijdse werknemer heeft gewerkt, het beroep terecht gegrond verklaard heeft en de bestreden beslissing tenietgedaan heeft,
terwijl, eerste onderdeel, krachtens artikel 80, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991, de bepalingen inzake de schorsing van het recht op uitkeringen voor de werklozen die langer werkloos zijn dan de in de reglementering bepaalde duur, van toepassing zijn op de werkloze die "op de dag van de ontvangst van de verwittiging" die aan de schorsing voorafgaat, voldoet aan de voorwaarde, meer bepaald, dat "hij niet sinds ten minste zes maanden zonder onderbreking tewerkgesteld is als voltijdse werknemer"; de voorwaarden voor de toepassing van de bovenaangehaalde bepalingen, luidens artikel 80, moeten vervuld zijn op de dag waarop de werkloze de verwittiging ontvangt, zodat de voorwaarde dat de werkloze niet sinds ten minste zes maanden als voltijdse werknemer tewerkgesteld is geweest op die dag moet vervuld zijn; een tewerkstelling van die duur derhalve aan de toepassing van de bepalingen betreffende de langdurige werkloosheid alleen in de weg staat als de werkloze terug aan het werk is op de dag waarop hij de verwittiging ontvangt; uit het onderling verband tussen de Franse en de Nederlandse tekst van artikel 80, 3°, na de wijziging ervan bij het koninklijk besluit van 22 november 1995 wel degelijk blijkt dat zulks de strekking is van die bepaling; het arrest bijgevolg, nu het beslist dat tewerkstelling gedurende ten minste zes maanden de toepassing van de bepalingen betreffende de langdurige werkloosheid uitsluit, zelfs als de werkloze niet meer aan het werk was op de dag van de ontvangst van de voorafgaande verwittiging, artikel 80, inzonderheid 80, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 schendt;
Wat het eerste onderdeel betreft:
Overwegende dat, krachtens artikel 80, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, afdeling 8 van hoofdstuk III van titel II van dat besluit "Langdurige werkloosheid" van toepassing is op de werkloze die op de dag van de ontvangst van de verwittiging, bedoeld in artikel 81 van genoemd besluit, benevens aan de overige, in artikel 80 bepaalde voorwaarden, ook voldoet aan de voorwaarde dat hij niet gedurende ten minste zes maanden zonder onderbreking tewerkgesteld is als voltijdse werknemer;
Overwegende dat uit het onderling verband tussen de Franse en de Nederlandse tekst blijkt dat de werkloze aan de in voornoemde afdeling 8 bepaalde maatregelen alleen kan ontkomen als hij bewijst dat hij op de dag van de ontvangst van de verwittiging, sinds ten minste zes maanden zonder onderbreking tewerkgesteld was als voltijdse werknemer;
Dat het arrest, door er anders over te beslissen, artikel 80, 3°, van voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 schendt;
Dat het onderdeel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden arrest;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest
Gelet op artikel 1017, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, veroordeelt eiser in de kosten;
Verwijst de zaak naar het Arbeidshof te Brussel.