Hof van Cassatie: Arrest van 14 Juni 2017 (België). RG P.17.0231.F

Date :
14-06-2017
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Case law
Source :
Justel N-20170614-4
Role number :
P.17.0231.F

Summary :

De rechter kan geen bijkomende straf opleggen die bij wet niet was bepaald voordat de bewezen verklaarde misdrijven werden gepleegd.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Nr. P.17.0231.F

T. J.,

Mr. Pascal Rodeyns, advocaat bij de balie te Luik,

tegen

1. S. M.,

2. R. J.,

3. A. J.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Luik, cor-rectionele kamer, van 2 februari 2017.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

Raadsheer Tamara Konsek heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Michel Nolet de Brauwere heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

(...)

Ambtshalve middel: schending van de artikelen 2 en 382bis, eerste lid, 4°, Straf-wetboek.

Met toepassing van artikel 2, tweede lid, Strafwetboek kan een nieuwe straf enkel worden opgelegd wegens feiten die na de inwerkingtreding van de wet zijn ge-pleegd.

Artikel 5 van de wet van 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, heeft artikel 382bis, eerste lid, Strafwetboek aangevuld met een bepaling onder 4°, waarin wordt voorzien in de ontzetting, voor een termijn van een jaar tot twintig jaar, van het recht om te wonen, te verblijven of zich op te houden in de door de rechter aangewezen zone.

Die ontzetting kan worden uitgesproken na elke veroordeling wegens feiten die met name in de artikelen 372 tot 377 Strafwetboek worden bedoeld.

Die bepaling is op 2 mei 2013 in werking getreden, dit is tien dagen na de be-kendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad op 22 april 2013.

De door het arrest bewezen verklaarde misdrijven werden uiterlijk op 26 maart 2012 gepleegd.

In zoverre het arrest de eiser een bijkomende straf oplegt die door de wet niet was bepaald voordat de jegens hem bewezen verklaarde misdrijven werden gepleegd, schendt het de voormelde bepalingen.

Ambtshalve onderzoek van de beslissing

Voor het overige zijn de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht genomen en is de beslissing overeenkomstig de wet gewe-zen.

(...)

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de ontzetting uit de rechten bepaald in artikel 31, eerste lid, Strafwetboek en de ontzetting van het recht op verblijf, bepaald in artikel 382bis, eerste lid, 4°, Strafwetboek.

Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeel-telijk vernietigde arrest.

Veroordeelt de eiser tot vier vijfde van de kosten, houdt de beslissing over het overige gedeelte aan en laat deze over aan de verwijzingsrechter.

Zegt dat de vernietiging van de veroordeling tot ontzetting van het recht op ver-blijf, bepaald in artikel 382bis, eerste lid, 4°, Strafwetboek, zal worden uitgespro-ken zonder verwijzing.

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Bergen.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door raadsheer Benoît Dejemeppe, waarnemend voorzitter, de raadsheren Françoise Roggen, Eric de Formanoir, Tamara Konsek en Frédéric Lugentz, en in openbare terechtzitting van 14 juni 2017 uitgesproken door waarnemend voorzitter Benoît Dejemeppe, in aanwezigheid van advocaat-generaal Michel Nolet de Brauwere, met bijstand van griffier Fabienne Gobert.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Peter Hoet en overge-schreven met assistentie van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky.

De afgevaardigd griffier, De raadsheer,