Hij die ter staving van een rechtsvordering tot teruggave van lichamelijkeroerende goederen aanvoert dat het door de verweerder ingeroepen bezit dubbelzinnig is, moet de dubbelzinnigheid ervan bewijzen. ( Artt. 1315, 2229 en 2279 B.W. )
Arrêt :
The full and consolidated version of this text is not available.