Hof van Cassatie: Arrest van 22 November 1994 (België). RG P940017N
Summary :
De rechter mag, om het bestaan van herhaling aan te nemen en de strafmaat te bepalen, geen rekening houden met een vroegere veroordeling die uitgewist is. (Artt. 195, 619, 620 en 634 Sv.).
Arrêt :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
HET HOF,
Gelet op het bestreden vonnis, op 10 december 1993 in hoger beroep gewezen door de Correctionele Rechtbank te Kortrijk;
A. Wat de telastleggingen A en B betreft :
Overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
B. Wat de telastleggingen C, D, E en F betreft :
Over het middel :
Overwegende dat, ingevolge artikel 619, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gewijzigd bij de wet van 9 januari 1991, de veroordelingen tot geldboeten die zijn opgelegd krachtens de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, ongeacht hun bedrag, worden uitgewist na verloop van drie jaar vanaf de dag van de rechterlijke eindbeslissing waarbij ze zijn uitgesproken; dat die bepaling van toepassing is op de veroordelingen die vervallenverklaringen of ontzettingen inhouden waarvan de gevolgen zich over niet meer dan drie jaar uitstrekken, tenzij het gaat om veroordelingen die het verval inhouden van het recht te sturen wegens lichamelijke ongeschiktheid;
Overwegende dat de uitwissing van veroordelingen, overeenkomstig de artikelen 620 en 634 van dat wetboek, de gevolgen heeft van herstel in eer en rechten, wat verhindert dat de beslissing als grondslag dient voor herhaling, een beletsel vormt voor de voorwaardelijke veroordeling of in de uittreksels uit het strafregister of uit het militair stamboek wordt vermeld;
Overwegende dat de rechters eiser schuldig verklaren aan de telastleggingen C, D, E en F met, wat betreft de telastleggingen C, D en E, de omstandigheid van bijzondere herhaling ingevolge een vonnis van de Politierechtbank te Torhout van 15 oktober 1990 waarbij hij onder andere wegens dronken sturen was veroordeeld tot een geldboete met bovendien verval van het recht te sturen voor een duur van één maand; dat zij hem dienvolgens veroordelen, wat de telastlegging C betreft, tot een geldboete met verval van het recht te sturen gedurende één maand en voor de telastleggingen D, E en F samen tot een geldboete met verval van het recht te sturen gedurende twee jaar wegens de bewezen telastleggingen D en E;
Overwegende dat de rechters derhalve, om het bestaan van bijzondere herhaling aan te nemen en de strafmaat te bepalen, rekening houden met voormeld vonnis van 15 oktober 1990 dat, gewezen zijnde meer dan drie jaar voor de uitspraak van het bestreden vonnis, krachtens artikel 619 van het Wetboek van Strafvordering was uitgewist;
Dat het middel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het eiser veroordeelt wegens de telastleggingen C, D, E en F;
Verwerpt de voorziening voor het overige;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis;
Veroordeelt eiser in een derde van de kosten en laat de overige twee derden ten laste van de Staat;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Correctionele Rechtbank te Brugge, zitting houdende in hoger beroep.
Gelet op het bestreden vonnis, op 10 december 1993 in hoger beroep gewezen door de Correctionele Rechtbank te Kortrijk;
A. Wat de telastleggingen A en B betreft :
Overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
B. Wat de telastleggingen C, D, E en F betreft :
Over het middel :
Overwegende dat, ingevolge artikel 619, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gewijzigd bij de wet van 9 januari 1991, de veroordelingen tot geldboeten die zijn opgelegd krachtens de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, ongeacht hun bedrag, worden uitgewist na verloop van drie jaar vanaf de dag van de rechterlijke eindbeslissing waarbij ze zijn uitgesproken; dat die bepaling van toepassing is op de veroordelingen die vervallenverklaringen of ontzettingen inhouden waarvan de gevolgen zich over niet meer dan drie jaar uitstrekken, tenzij het gaat om veroordelingen die het verval inhouden van het recht te sturen wegens lichamelijke ongeschiktheid;
Overwegende dat de uitwissing van veroordelingen, overeenkomstig de artikelen 620 en 634 van dat wetboek, de gevolgen heeft van herstel in eer en rechten, wat verhindert dat de beslissing als grondslag dient voor herhaling, een beletsel vormt voor de voorwaardelijke veroordeling of in de uittreksels uit het strafregister of uit het militair stamboek wordt vermeld;
Overwegende dat de rechters eiser schuldig verklaren aan de telastleggingen C, D, E en F met, wat betreft de telastleggingen C, D en E, de omstandigheid van bijzondere herhaling ingevolge een vonnis van de Politierechtbank te Torhout van 15 oktober 1990 waarbij hij onder andere wegens dronken sturen was veroordeeld tot een geldboete met bovendien verval van het recht te sturen voor een duur van één maand; dat zij hem dienvolgens veroordelen, wat de telastlegging C betreft, tot een geldboete met verval van het recht te sturen gedurende één maand en voor de telastleggingen D, E en F samen tot een geldboete met verval van het recht te sturen gedurende twee jaar wegens de bewezen telastleggingen D en E;
Overwegende dat de rechters derhalve, om het bestaan van bijzondere herhaling aan te nemen en de strafmaat te bepalen, rekening houden met voormeld vonnis van 15 oktober 1990 dat, gewezen zijnde meer dan drie jaar voor de uitspraak van het bestreden vonnis, krachtens artikel 619 van het Wetboek van Strafvordering was uitgewist;
Dat het middel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het eiser veroordeelt wegens de telastleggingen C, D, E en F;
Verwerpt de voorziening voor het overige;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis;
Veroordeelt eiser in een derde van de kosten en laat de overige twee derden ten laste van de Staat;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Correctionele Rechtbank te Brugge, zitting houdende in hoger beroep.