Hof van Cassatie: Arrest van 23 November 2006 (België). RG C060006F

Date :
23-11-2006
Language :
French Dutch
Size :
2 pages
Section :
Case law
Source :
Justel N-20061123-3
Role number :
C060006F

Summary :

De rechter miskent het recht van verdediging van de eiser wanneer hij diens rechtsvordering verwerpt op een door de verweerder niet aangevoerde grond, zonder de eiser de gelegenheid te geven zijn verweermiddelen op dat punt voor te dragen (1). (1) Zie Cass., 24 maart 2006, AR C.05.0360.F, nr ...

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Nr. C.06.0006.F

DOD, naamloze vennootschap,

Mr. Ludovic De Gryse, advocaat bij het Hof van Cassatie,

tegen

1. SMAY INTERNATIONAL,

2. A.J.L. INDUSTRIA DE CONFECCOES Lda, vennootschap naar Portugees recht.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest, op 24 september 2004 gewezen door het Hof van Beroep te Brussel.

Raadsheer Christian Storck heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDELEN

De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan :

Geschonden wettelijke bepalingen

- het artikel 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek;

- het algemeen rechtsbeginsel, beschikkingsbeginsel genaamd;

- het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging.

Aangevochten beslissingen

Na de eiseres te hebben veroordeeld wegens het feit dat zij "van de merken Christian Dior onrechtmatig gebruik heeft gemaakt door herenhemden te verkopen of te koop aan te bieden onder de beschermde tekens die onrechtmatig op de litigieuze artikelen waren aangebracht" en na haar uit dien hoofde onder meer tot schadeloosstelling van de vennootschap Christian Dior Couture te hebben veroordeeld, verwerpt het arrest de vordering van de eiseres, de vroegere naamloze vennootschap Yoca, die ertoe strekte de twee vennootschappen, verweersters, te doen veroordelen om haar te vrijwaren tegen elke veroordeling die tegen haar ten voordele van de vennootschap Christian Dior Couture mocht worden uitgesproken en tot vergoeding van de schade die het gevolg was van de derving van de winsten die zij had kunnen boeken op de verkoop van de 789 stukken die zij nog in haar bezit had toen ze onder sekwester werden geplaatst. Het arrest bevestigt derhalve het bestreden vonnis in zoverre het de door de naamloze vennootschap Yoca (de eiseres) tegen de verweersters ingestelde vorderingen niet gegrond verklaarde.

Het bestreden arrest wijst die vordering tot vrijwaring af "met toepassing van de artikelen 1108 en 1131 van het Burgerlijk Wetboek, daar is vastgesteld dat Yoca niet te goeder trouw was, aangezien zij doelbewust het risico genomen heeft om artikelen waarop een bepaald merk op bedrieglijke wijze was aangebracht en waarvan de herkomst hoe dan ook twijfelachtig was te koop te stellen". Volgens het arrest "kan Yoca zich niet aan de toepassing van die bepalingen onttrekken door zich te beroepen op haar onwetendheid omtrent de herkomst van de artikelen, aangezien zij van haar leverancier enkel een bewijs hoefde te eisen dat (de vennootschap Christian Dior) ingestemd had met haar verkoop van die artikelen in de Gemeenschap, wat zij niet gedaan heeft. Zij moest immers weten dat de eenvoudige vermelding van het merk Christian Dior op de aankoopfacturen in geen geval het bewijs van die toestemming opleverde". "Overigens is er", volgens het arrest "geen enkele aanwijzing dat de vennootschap Ismay (de eerste verweerster), die door de vennootschap Recoser ervan op de hoogte was gebracht dat over de ¿plaats van fabricage' geen enkele informatie was verstrekt, zich zelf jegens haar klant Y. verbonden heeft tot schadeloosstelling in geval van vervolgingen of dat de Portugese vennootschap A.J.L. (de tweede verweerster) een dergelijke verbintenis heeft aangegaan".

Grieven

Door de vordering tot vrijwaring die de eiseres tegen de verweersters had ingesteld te verwerpen op grond van de artikelen 1108 en 1131 van het Burgerlijk Wetboek, heeft het hof van beroep ambtshalve een middel aangevoerd dat door de partijen niet was opgeworpen. Aldus heeft het hof de oorzaak van de vordering gewijzigd, derhalve het beschikkingsbeginsel miskend en artikel 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek waarin dat beginsel was vastgelegd, geschonden.

In haar appelconclusie heeft de eerste verweerster - de enige van de verweersters die voor het hof van beroep verweer heeft gevoerd - tegen de door de eiseres ingestelde vordering tot vrijwaring als enig verweermiddel aangevoerd dat de vordering van Dior tegen de eiseres niet gegrond was. Noch zij noch de eiseres hadden zich beroepen op de artikelen 1108 en 1131 van het Burgerlijk Wetboek.

Door de verwerping van de vordering tot vrijwaring ten aanzien van de verweersters uitsluitend te gronden op de toepassing van die bepalingen, schendt het arrest, zoals hierboven gepreciseerd, het beschikkingsbeginsel alsook artikel 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek.

Door zijn beslissing op die ambtshalve aangevoerde reden te gronden, zonder de eiseres uit te nodigen om haar verweermiddelen op dat punt naar voor te brengen, schendt het arrest tevens de rechten van de verdediging en het algemeen rechtsbeginsel waarin zij zijn vastgelegd.

III. BESLISSING VAN HET HOF

Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan blijkt niet dat de partijen, die verweer voerden op de door de eiseres tegen hen ingestelde vordering tot vrijwaring, hebben aangevoerd dat zij niet te goeder trouw was.

Door die vordering "met toepassing van de artikelen 1108 en 1131 van het Burgerlijk Wetboek" te verwerpen op grond dat "is vastgesteld dat [de eiseres] niet te goeder trouw was", zonder de eiseres de gelegenheid te geven haar verweermiddelen op dat punt voor te dragen, miskent het arrest het algemeen beginsel van het recht van verdediging.

In zoverre is het middel gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest, in zoverre het de vordering tot vrijwaring van de eiseres tegen de verweersters verwerpt.

Beveelt dat van het arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Luik.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door raadsheer Christian Storck, waarnemend voorzitter, de raadsheren Didier Batselé, Albert Fettweis, Sylviane Velu en Philippe Gosseries, en in openbare terechtzitting van drieëntwintig november tweeduizend en zes uitgesproken door raadsheer Christian Storck, waarnemend voorzitter, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster, met bijstand van griffier Marie-Jeanne Massart.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van afdelingsvoorzitter Ernest Waûters en overgeschreven met assistentie van griffier Philippe Van Geem.

De griffier, De afdelingsvoorzitter,