Hof van Cassatie: Arrest van 24 November 1992 (België). RG 5693
Summary :
Een beslissing is gegrond op dubbelzinnige redenen, wanneer de redenen op verscheidene wijzen kunnen worden uitgelegd; een dergelijke beslissing is niet regelmatig met redenen omkleed als zij volgens een van die uitleggingen wettelijk verantwoord is en volgens de andere niet.
Arrêt :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
HET HOF; - Gelet op het bestreden vonnis, op 27 maart 1991 op verwijzing in hoger beroep gewezen door de Correctionele Rechtbank te Tongeren;
Gelet op het arrest van het Hof van 16 oktober 1990 (A.R.nr. 4217, A.C., 1990-91, nr. 84);
Over eisers memorie waarvan een door de griffier van het Hof voor eensluidend verklaarde kopie aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt :
Overwegende dat een beslissing gestoeld is op dubbelzinnige redenen wanneer de redenen op verscheidene wijzen kunnen worden uitgelegd; dat een dergelijke beslissing niet regelmatig met redenen is omkleed als zij volgens een van die uitleggingen wettelijk verantwoord is en volgens de andere niet;
Overwegende dat de rechtbank haar beslissing niet op dubbelzinnige wijze motiveert nu ze, eensdeels, oordeelt dat uit de elementen van het onderzoek "geenszins kan worden afgeleid dat de beide feiten (strafbare gedragingen) verbonden zijn door een onduldbare ingesteldheid om de Belgische snelheidsvoorschriften op flagrante wijze niet na te leven", anderdeels, vaststelt dat "(eiser) reeds voor gelijkaardige feiten werd veroordeeld";
Overwegende dat, wanneer de feitenrechter vaststelt dat er voor misdrijven reeds vroeger een definitieve strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken en dat andere als misdrijf aangemerkte feiten die bij hem aanhangig zijn gemaakt, zijn gepleegd voor die beslissing, hij alvorens te beslissen of de feiten al dan niet een enkel strafbaar feit zijn, dient na te gaan of de dader al dan niet met een en dezelfde opzet heeft gehandeld;
Overwegende dat de feitenrechter enkel in het geval hij vaststelt dat het geheel van de feiten wegens de eenheid van opzet van de dader een enkel strafbaar feit oplevert gebonden is door het gezag van het rechterlijk gewijsde van de vorige beslissing dat het verval van de strafvordering heeft teweeggebracht, en niet bevoegd is om te beslissen of de dader van de feiten waarvan hij thans kennis neemt, zich daaraan al dan niet heeft schuldig gemaakt;
Overwegende dat de appelrechters onder meer op grond van de ontleding van de verklaringen van eiser oordelen "dat nergens uit blijkt dat dezelfde misdadige wil op 18 juni 1988 en op 1 november 1988 aanwezig was, noch dat de onderscheiden strafbare gedragingen op de verwezenlijking van eenzelfde doel gericht waren";
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
Om die redenen, verwerpt de voorziening; veroordeelt eiser in de kosten.
(3) A.R. nr. 4217 (A.C., 1990-91, nr. 84).
Gelet op het arrest van het Hof van 16 oktober 1990 (A.R.nr. 4217, A.C., 1990-91, nr. 84);
Over eisers memorie waarvan een door de griffier van het Hof voor eensluidend verklaarde kopie aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt :
Overwegende dat een beslissing gestoeld is op dubbelzinnige redenen wanneer de redenen op verscheidene wijzen kunnen worden uitgelegd; dat een dergelijke beslissing niet regelmatig met redenen is omkleed als zij volgens een van die uitleggingen wettelijk verantwoord is en volgens de andere niet;
Overwegende dat de rechtbank haar beslissing niet op dubbelzinnige wijze motiveert nu ze, eensdeels, oordeelt dat uit de elementen van het onderzoek "geenszins kan worden afgeleid dat de beide feiten (strafbare gedragingen) verbonden zijn door een onduldbare ingesteldheid om de Belgische snelheidsvoorschriften op flagrante wijze niet na te leven", anderdeels, vaststelt dat "(eiser) reeds voor gelijkaardige feiten werd veroordeeld";
Overwegende dat, wanneer de feitenrechter vaststelt dat er voor misdrijven reeds vroeger een definitieve strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken en dat andere als misdrijf aangemerkte feiten die bij hem aanhangig zijn gemaakt, zijn gepleegd voor die beslissing, hij alvorens te beslissen of de feiten al dan niet een enkel strafbaar feit zijn, dient na te gaan of de dader al dan niet met een en dezelfde opzet heeft gehandeld;
Overwegende dat de feitenrechter enkel in het geval hij vaststelt dat het geheel van de feiten wegens de eenheid van opzet van de dader een enkel strafbaar feit oplevert gebonden is door het gezag van het rechterlijk gewijsde van de vorige beslissing dat het verval van de strafvordering heeft teweeggebracht, en niet bevoegd is om te beslissen of de dader van de feiten waarvan hij thans kennis neemt, zich daaraan al dan niet heeft schuldig gemaakt;
Overwegende dat de appelrechters onder meer op grond van de ontleding van de verklaringen van eiser oordelen "dat nergens uit blijkt dat dezelfde misdadige wil op 18 juni 1988 en op 1 november 1988 aanwezig was, noch dat de onderscheiden strafbare gedragingen op de verwezenlijking van eenzelfde doel gericht waren";
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
Om die redenen, verwerpt de voorziening; veroordeelt eiser in de kosten.
(3) A.R. nr. 4217 (A.C., 1990-91, nr. 84).