Hof van Cassatie: Arrest van 25 Maart 2015 (België). RG P.14.1891.F

Date :
25-03-2015
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Case law
Source :
Justel N-20150325-3
Role number :
P.14.1891.F

Summary :

Wanneer het vonnisgerecht de zaak, op grond van artikel 189ter Wetboek van Strafvordering, heeft aangebracht bij de kamer van inbeschuldigingstelling, is deze niet bevoegd om de regelmatigheid van de rechtspleging in haar geheel te onderzoeken, met inbegrip van de regelmatigheid van de onderzoekshandelingen; in dat geval is de bevoegdheid van de kamer van inbeschuldigingstelling beperkt tot het toezicht op het vertrouwelijk dossier en is alleen de feitenrechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, bevoegd om de regelmatigheid van de rechtspleging te onderzoeken; laatstgenoemde blijft het strafdossier overigens onder zich houden (1). (1) Zie Cass. 16 februari 2010, AR P.10.0012.N, AC 2010, nr. 104, met concl. van advocaat-generaal TIMPERMAN.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Nr. P.14.1891.F

P. M.,

Mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie,

tegen

BELGOSTOCK bvba.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel, kamer van inbeschuldigingstelling, van 26 november 2014.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

Raadsheer Gustave Steffens heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Raymond Loop heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

A. In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de beslissing die, uitspraak doende met toepassing van artikel 235ter Wetboek van Strafvordering, ver-klaart dat de bijzondere opsporingsmethode observatie onregelmatig is

De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.

B. In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de beslissing die, uitspraak doende met toepassing van artikel 235bis Wetboek van Strafvordering, be-paalde stukken nietig verklaart, beveelt dat ze uit het dossier worden verwij-derd en de inzage alsook de aanwending ervan verbiedt

Middel

Het middel voert schending aan van artikel 235bis Wetboek van Strafvordering.

Volgens de eiser hebben de appelrechters, die door het vonnisgerecht verzocht werden de aangewende bijzondere opsporingsmethode observatie te onderzoeken, met toepassing van artikel 235ter in combinatie met artikel 189ter Wetboek van Strafvordering, na te hebben vastgesteld dat zij onmogelijk het toezicht konden verrichten dat door die artikelen is bepaald, niet naar recht kunnen beslissen dat zij bevoegd waren om de stukken betreffende de litigieuze methode nietig te ver-klaren en te zeggen dat zij uit het dossier moesten worden verwijderd.

Wanneer, zoals te dezen, het vonnisgerecht de zaak heeft aangebracht bij de ka-mer van inbeschuldigingstelling op grond van artikel 189ter van het voormelde wetboek, bevindt deze laatste zich niet in een van de "andere gevallen" bedoeld in het voormelde artikel 235bis en is zij dus niet bevoegd om de regelmatigheid van de rechtspleging in haar geheel te onderzoeken, met inbegrip van de regelma-tigheid van de onderzoekshandelingen. In dat geval is de bevoegdheid van de ka-mer van inbeschuldigingstelling beperkt tot het toezicht op het vertrouwelijk dos-sier bepaald in artikel 235ter en is uitsluitend de feitenrechter die kennisneemt van de zaak bevoegd om de regelmatigheid van de rechtspleging te onderzoeken. Laatstgenoemde blijft het strafdossier overigens onder zich houden.

Bijgevolg verantwoordt de kamer van inbeschuldigingstelling die het vertrouwe-lijk dossier niet heeft kunnen inzien omdat het verdwenen is, niet naar recht de beslissing dat de stukken betreffende de bijzondere opsporingsmethoden observa-tie nietig zijn en uit het dossier moeten worden verwijderd. De verwijdering van die stukken is immers slechts nuttig in de gevallen waarin het toezicht door de kamer van inbeschuldigingstelling aan de aanhangigmaking van de zaak bij het vonnisgerecht voorafgaat. Dat is in het onderhavige geval, waarin het gerecht reeds van het volledige strafdossier heeft kunnen kennisnemen, niet het geval.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het de stukken nietig verklaart, zegt dat ze uit het dossier zullen worden verwijderd en niet langer ingezien of aangewend mogen worden.

Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeel-telijk vernietigde arrest.

Veroordeelt de eiser tot de helft van de kosten en laat de andere helft ten laste van de Staat.

Zegt dat er geen grond is tot verwijzing.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Frédéric Close, de raadsheren Benoît Dejemeppe, Pierre Cornelis, Gustave Steffens en Françoise Roggen, en in openbare terechtzitting van 25 maart 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Frédéric Close, in aanwezigheid van advocaat-generaal Raymond Loop, met bijstand van griffier Tatiana Fenaux.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Erwin Francis en overge-schreven met assistentie van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky.

De afgevaardigd griffier, De raadsheer,