Hof van Cassatie: Arrest van 26 Maart 2010 (België). RG C.09.0534.F

Date :
26-03-2010
Language :
French Dutch
Size :
2 pages
Section :
Case law
Source :
Justel N-20100326-3
Role number :
C.09.0534.F

Summary :

Wanneer de rechter akte verleent van de afstand van geding van een partij, mag hij niet langer uitspraak doen over de grond van de door die partij ingestelde vorderingen, daarbij inbegrepen de grond van een uitgebreide en gewijzigde vordering die, zelfs na de afstand, werd ingesteld op basis van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek (1). (1) Zie Cass., 25 maart 1994, AR F.1991.N, A.C., 1994, nr. 147; Cass., 23 nov. 1995, AR C.94.0355.N, A.C., 1995, nr. 505, redenen.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Nr. C.09.0534.F

M. P.,

Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie,

tegen

D. E.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis, op 29 juni 2009 in hoger beroep gewezen door de rechtbank van eerste aanleg te Namen.

Raadsheer Albert Fettweis heeft verslag uitgebracht.

Procureur-generaal Jean-Francois Leclercq heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDELEN

De eiser voert twee middelen aan.

Geschonden wettelijke bepalingen

- de artikelen 807, 820, 826 en 1042 van het Gerechtelijk Wetboek.

Aangevochten beslissingen

Het bestreden vonnis oordeelt eerst "dat (eisers) weigering om voor de eerste rechter de afstand (van de verweerder) te aanvaarden, niet wettig was" en dat "het beroepen vonnis op dat punt gewijzigd moet worden" en beslist vervolgens dat de vordering tot huurontbinding ten nadele van de eiser, die voor het eerst in hoger beroep door de verweerster is ingesteld, ontvankelijk is, om alle redenen ervan die geacht worden hier integraal te zijn weergegeven, en inzonderheid om de onderstaande redenen:

"De in artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde uitbreidende of wijzigende vorderingen, kunnen immers, als uitzondering op het beginsel dat in hoger beroep geen enkele nieuwe vordering mag worden ingesteld teneinde te vermijden dat aan de tegenpartij, tegen haar wil, het voordeel van de dubbele aanleg van rechtspraak wordt ontzegd betreffende de punten van de vordering die voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld, voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld, als ze, zoals hier, berusten op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd.

Artikel 807 vereist niet dat de uitgebreide of gewijzigde vordering ten aanzien van de partij tegen wie de oorspronkelijke vordering is ingesteld, voor de eerste rechter werd gebracht of virtueel in de oorspronkelijke vordering vervat was, m.a.w. dat zij impliciet vervat was in het voorwerp van de oorspronkelijke vordering.

Aldus is de uitbreidende of wijzigende vordering die in hoger beroep is ingesteld zonder voor de eerste rechter te zijn gebracht, ontvankelijk aangezien zij geen nieuwe procedurele relatie schept of anders gezegd, verloopt tussen de partijen die oorspronkelijk ten opzichte van elkaar eiser waren (...).

In deze zaak heeft (de verweerster) het voorwerp van haar vordering in hoger beroep gewijzigd in het kader van een en dezelfde procedure en haar vordering berustte op een in de gedinginleidende dagvaarding aangevoerde akte, namelijk de weigering de huurovereenkomst voor te zetten, zodat haar vordering met toepassing van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek ontvankelijk is.

De rechtbank moet bovendien uitspraak doen met inachtneming van de feiten die zich sinds het begin van het geding hebben voorgedaan en een invloed op het geschil kunnen hebben".

Grieven

Artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek luidt als volgt: "een vordering die voor de rechter aanhangig is, kan uitgebreid of gewijzigd worden, indien de nieuwe, op tegenspraak genomen conclusies, berusten op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd, zelfs indien hun juridische omschrijving verschillend is".

Artikel 820, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt: "bij afstand van geding ziet de partij af van de rechtspleging die zij is begonnen met een hoofdvordering of met een tussenvordering". Artikel 826, eerste lid, luidt als volgt: "afstand van geding die aangenomen is, houdt van rechtswege in dat de partijen ermee instemmen dat de zaken over en weder in dezelfde staat worden teruggebracht alsof er geen geding geweest was".

Ingevolge artikel 1042 van dat wetboek zijn die drie bepalingen van toepassing in hoger beroep.

Daaruit volgt dat de rechter, wanneer hij akte verleent van de afstand van geding, ofwel omdat die door de verweerder is aanvaard, ofwel omdat hij denkt dat laatstgenoemde geen wettige reden had om zich ertegen te verzetten, niet langer uitspraak kan doen over de vordering die bij hem werd ingesteld door de partij die afstand doet van haar geding.

Hij kan evenmin uitspraak doen over een vordering die de oorspronkelijke vordering uitbreidt of wijzigt.

Het bestreden vonnis, dat oordeelt dat "de rechtbank beschikt (...) over een beoordelingsrecht op grond waarvan zij akte kan verlenen van de afstand, ook al is die niet aanvaard door de partij waaraan hij betekend is, als hij de geldigheid van die niet-aanvaarding betwist (...), aangezien bleek dat de weigering (van de eiser) om voor de eerste rechter de afstand van (de verweerster) te aanvaarden niet wettig was" en dat, in weerwil van die afstand, de uitbreiding of de wijziging van de vordering van de verweerster ontvankelijk verklaart, schendt alle in het middel aangewezen bepalingen.

III BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Het middel

Artikel 820, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat bij afstand van geding de partij afziet van de rechtspleging die zij is begonnen met een hoofdvordering of met een tussenvordering.

Luidens artikel 826, eerste lid, van dat wetboek houdt afstand van geding die aangenomen is, van rechtswege in dat de partijen ermee instemmen dat de zaken over en weder in dezelfde staat worden teruggebracht alsof er geen geding geweest was.

Krachtens artikel 807 van dat wetboek kan een vordering die voor de rechter aanhangig is, uitgebreid of gewijzigd worden, indien de nieuwe, op tegenspraak genomen conclusies, berusten op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd.

Uit het onderling verband tussen die bepalingen volgt dat de rechter, wanneer hij akte verleent van de afstand van geding van een partij, niet langer uitspraak mag doen over de grond van de door die partij ingestelde vorderingen, daarbij inbegrepen de grond van een uitgebreide en gewijzigde vordering die, zelfs na de afstand, werd ingesteld op grond van voornoemd artikel 807.

Aangezien de appelrechters akte hebben verleend van de afstand van geding door de verweerster, konden zij geen uitspraak doen over "de nieuwe wijzigende vordering die in hoger beroep door (de verweerster) was ingesteld" en ertoe strekte de huurontbinding ten nadele van de eiser doen uitspreken, zonder hierdoor de voornoemde wetsbepalingen te schenden.

Het middel is gegrond.

(...)

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden vonnis behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis.

Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Dinant, zitting houdende in hoger beroep.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Paul Mathieu, de raadsheren Didier Batselé, Albert Fettweis, Sylviane Velu en Martine Regout, en in openbare terechtzitting van 26 maart 2010 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Paul Mathieu, in aanwezigheid van procureur-generaal Jean-François Leclercq, met bijstand van griffier Patricia De Wadripont.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Beatrijs Deconinck en overgeschreven met assistentie van griffier Johan Pafenols.

De griffier, De raadsheer,