Hof van Cassatie: Arrest van 31 Oktober 1995 (België). RG P950309N

Date :
31-10-1995
Language :
French Dutch
Size :
3 pages
Section :
Case law
Source :
Justel N-19951031-2
Role number :
P950309N

Summary :

De parkeerovertreding die erin bestaat op plaatsen met parkeermeters of parkeerautomaten te parkeren zonder te betalen overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de artt. 2.29 en 27.3 Wegverkeersreglement, wordt gepleegd op het ogenblik van het parkeren, doch is slechts voltooid nadat de termijn om de retributie te betalen is verstreken; de wil om de retributie niet te betalen hoeft op het ogenblik van het parkeren niet te bestaan.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 13 januari 1995 door de eerste kamer van het Hof van Beroep te Gent gewezen;
Over het derde middel : schending van de artikelen 2.29, 27.3.1.1°, 27.3.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, 1 en 2 van het parkeerretributiereglement van de Stad Kortrijk, goedgekeurd in gemeenteraadszitting van 13 januari 1989 en gewijzigd in gemeenteraadszitting van 13 april 1990,
doordat het bestreden arrest eiser uit hoofde van de feiten, die zich voordeden na 26 oktober 1992, veroordeelt tot een geldboete van 15 frank, telkens verhoogd met 990 opdeciemen, aldus telkens gebracht op 1500 frank of telkens een vervangende gevangenisstraf van drie dagen voor elk van de ten laste gelegde feiten, hetzij in totaal elf, op volgende gronden : "b. de inbreuken zijn vastgesteld op het Pres. Rooseveltplein, Jan Palfijnstraat en Oude Vestingsstraat, meer bepaald op plaatsen met parkeermeters of parkeerautomaten in de zin van artikel 27.3.1°. Alle toegangswegen tot het Pres. Rooseveltplein, alwaar het gaat om parkeerautomaten, zijn voorzien van een verkeersbord E9a met onderborden Ticket en Pres. Rooseveltplein (zie brief Stad Kortrijk Politie dd. 7 april 1992). In de Jan Palfijnstraat is de individuele parkeerplaats uitgerust met een parkeermeter. Deze situatie doet zich ook voor in de Oude Vestingsstraat. c. Op de parkeermeters en parkeerautomaten wordt ter kennis gebracht op welke wijze en onder welke voorwaarden het parkeren geschied. In concreto betekent dit dat op de parkeermeters en -automaten het parkeersysteem met dubbel tarief wordt uitgelegd, waartoe geopteerd werd door de gemeenteraad toen ze op 13 januari 1989 besliste over een retributie voor het parkeren op de plaatsen die uitgerust zijn (met) een parkeermeter. Op 13 april 1990 werd de retributie voor de bestuurders die opteren voor een korte parkeerduur gewijzigd. Het parkeersysteem met dubbel tarief werkt als volgt, zoals uiteengezet in P.V. 26.086 dd. 5.4.1993. Er wordt principieel vertrokken van een basistarief ('tarief 1') van 250 frank. De betaling van deze som geeft de bestuurder het recht zijn voertuig te parkeren op om het even welke parkeerplaats op de openbare weg, of zelfs op meerdere plaatsen na elkaar, gedurende een halve dag, hetzij de voormiddag van 9 uur tot 13 uur, hetzij de namiddag van 14 tot 18 uur. Deze som van 250 frank kan op drie manieren betaald worden : - ofwel door vooraf een blanco parkeerticket aan te kopen bij de stadskas of de politie en daarop datum en periode in te vullen. - ofwel door een dergelijk ticket op het ogenblik van het parkeren aan te kopen bij de parkeerwachter. - ofwel -bij afwezigheid van een parkeerwachter- door binnen de vijf dagen te betalen overeenkomstig de richtlijnen op het parkeerticket dat in dergelijk geval door de parkeerwachter op het voertuig wordt aangebracht. In afwijking van dit basistarief wordt een gunsttarief toegestaan (10 of 20 frank per uur) aan die bestuurders die vrijwillig hun parkeerduur beperken tot 1, 2 of maximum 3 uur (afhankelijk van de plaats). Zij die wensen van dit gunsttarief te genieten, moeten dan gebruik maken van de parkeermeter of de parkeerautomaat, volgens de modaliteiten van deze toestellen. Dit gunsttarief wordt aangeduid als 'tarief 2'. Wanneer bijgevolg de bestuurder geen gebruik maakt van een parkeermeter of automaat geldt een vermoeden dat hij opteert voor de derde betalingsmogelijkheid van 'tarief 1' en dat hij bijgevolg wacht op het parkeerticket dat door de parkeerwachter op het voertuig zal aangebracht worden.
Er wordt een P.V. opgesteld wanneer een bestuurder opteert voor de derde betalingsmodaliteit van 'tarief 1' (betaling binnen de vijf dagen), of vermoed wordt dat te doen en binnen de voorziene termijn geen 250 frank betaald heeft aan de stadskas. d. de vaststellingen hebben betrekking op de Jaguar met nummerplaat AJH632, waarvan de beklaagde houder is, uitgezonderd in de gevallen van 9 oktober 1992, van 25 januari (10.46 u) en 12 februari 1993 (9.50) waarin de vaststelling betrekking heeft op een Fiat met nummerplaat AVU585 waarvan Rita Sobry - echtgenote van beklaagde - houdster is. Met het hogerstaande wordt reeds aangetoond dat de kritiek van beklaagde niet gefundeerd is en dat er werkelijk een verkeersovertreding werd begaan door C. Deleu, die volgens de ter plaatse kenbaar gemaakte modaliteiten beslist heeft om binnen bepaalde tijdspanne een bepaalde som te betalen overeenkomstig de richtlijnen vermeld op het parkeerticket dat in dergelijk geval door de parkeerwachter op het voertuig wordt aangebracht, maar dan toch niet betaalde. Ware de retributie tijdig betaald dan was er geen misdrijf zodat de betaling geenszins dient als administratieve boete waarmee de strafrechtelijke sanctie kan worden ontlopen; zoals voorgehouden door beklaagde. De betaling, gedaan buiten de bepaalde tijdspanne, impliceert niet de uitdoving van de publieke vordering",
terwijl, eerste onderdeel, artikel 2.29 van het Wegverkeersreglement bepaalt dat onder betalend parkeren wordt verstaan elke reglementering met betrekking tot een parkeerplaats of een geheel van parkeerplaatsen waarvan tegen betaling gebruik mag worden gemaakt, op de wijze en onder de voorwaarden die ter plaatse ter kennis worden gebracht van de betrokkenen. Bij artikel 27.3.3 van het wegverkeersreglement wordt gepreciseerd dat het parkeren eveneens kan geschieden op andere wijzen, d.i. op andere wijzen dan door het gebruik van de parkeerautomaat of van een betaalparkeerkaart, waarvan sprake in artikel 27.3.1.1°, en onder andere voorwaarden, die ter plaatse ter kennis worden gebracht van de betrokkenen, zoals opgemerkt door het bestreden arrest, te Kortrijk een parkeersysteem met dubbel tarief geldt ingevolge het parkeerretributiereglement van de Stad Kortrijk, zoals goedgekeurd in de gemeenteraad van 13 januari 1989 en gewijzigd tijdens de gemeenteraadszitting van 13 april 1990, met dien verstande dat de bestuurder kan opteren voor een tarief van 250 frank, waarvan de betaling hem recht geeft zijn voertuig gedurende een halve dag te parkeren op om het even welke parkeerplaats op de openbare weg (tarief 1) en een tarief van 10 of 20 frank per uur, in welk geval de bestuurder vrijwillig de parkeerduur beperkt (tarief 2). Uit voormeld parkeerretributiereglement volgt dat tarief 1 op drie manieren kan worden betaald, hetzij door vooraf een blanco parkeerticket aan te kopen, hetzij door een dergelijk ticket op het ogenblik van het parkeren bij de parkeerwachter aan te kopen, hetzij door binnen de vijf dagen te betalen overeenkomstig de richtlijnen op het parkeerticket dat in dat geval door de parkeerwachter op het voertuig wordt aangebracht. Hieruit volgt dat eerst na verloop van 5 dagen het misdrijf van het parkeren in overtreding van de voorwaarden, bepaald in het gemeentereglement zal voltrokken zijn. Te dezen eiser werd vervolgd om te Kortrijk onder meer op 4, 15 en 22 december 1992, 14 januari 1993, 25 januari 1993 (10.17 uur), 25 januari 1993 (10.46 uur), 8 februari 1993, 9 februari 1993 om 11.
40 uur, 9 februari 1993 om 15.40 uur, 12 februari 1993 en 5 maart 1993 op de plaatsen met parkeermeters of parkeerautomaten de reglementering op het betalend parkeren niet te hebben nageleefd, en meer bepaald verzuimd te hebben te parkeren op de wijze en onder de voorwaarden, die op deze toestellen zijn vermeld of op de andere wijzen en onder de andere voorwaarden, die ter plaatse ter kennis van de betrokkenen worden gebracht, het betalend parkeren op die plaatsen gereglementeerd zijnde ingevolge hoger vernoemd parkeerretributiereglement. Uit de aangehaalde bepalingen weliswaar volgt dat op voornoemde ogenblikken de ten laste gelegde misdrijven nog niet waren voltrokken, nu het bestreden arrest vaststelt dat eiser opteerde voor tarief 1 en hij op voornoemde tijdstippen derhalve nog over een termijn van vijf dagen beschikte om de retributie te voldoen, zodat het bestreden arrest niet wettig kon beslissen dat eiser zich op de hierboven aangehaalde tijdstippen schuldig maakte aan een overtreding van de regels inzake het betalend parkeren (schending van de artikelen 2.29, 2.7.3.1.1°, 27.3.3° van het wegverkeersreglement, 1 en 2 van het parkeerretributiereglement van de Stad Kortrijk, goedgekeurd in gemeenteraadszitting van 13 januari 1989 en gewijzigd in gemeenteraadszitting van 13 april 1990);
tweede onderdeel, ieder misdrijf de aanwezigheid veronderstelt van een materieel en een moreel bestanddeel, zelfs zo de wettelijke omschrijving van dit misdrijf geen gewag maakt van opzet of onachtzaamheid. Zulks evenzeer geldt ten aanzien van verkeersovertredingen. Het derhalve de vervolgende partij toekomt het bewijs te leveren van het voorhanden zijn van beide bestanddelen. Te dezen eiser werd vervolgd en veroordeeld om op welbepaalde data de bepalingen inzake het betalend parkeren niet te hebben nageleefd. Uit de vaststellingen van het bestreden arrest echter blijkt dat blijkens het parkeerretributiereglement eiser telkens over vijf dagen, te rekenen van het parkeren, beschikte om aan het gemeentereglement te voldoen. Het derhalve het hof van beroep, dat eiser veroordeelt om op welbepaalde data in miskenning van voormeld reglement te hebben geparkeerd, aldus kennelijk oordelende dat het misdrijf reeds op voornoemde tijdstippen voltrokken was, toekwam vast te stellen dat de intentie om de bepalingen van het parkeerretributiereglement niet na te leven vaststond op het ogenblik van het parkeren, zodat het bestreden arrest dat eiser veroordeelt om op welbepaalde tijdstippen de wagen niet volgens het parkeerretributiereglement van de Stad Kortrijk te hebben geparkeerd, zonder vast te stellen dat op die welbepaalde data ook reeds de wil bestond om niet aan het reglement te voldoen, de tenlastelegging niet wettig bewezen kon verklaren (schending van de artikelen 2.29, 27.3.1.1°, 27.3.3 van het Wegverkeersreglement, 1 en 2 van het parkeerretributiereglement van de Stad Kortrijk, goedgekeurd in gemeenteraadszitting van 13 januari 1989 en gewijzigd in gemeenteraadszitting van 13 april 1990) :
Wat de beide onderdelen samen betreft :
Overwegende dat de omstandigheid dat de parkeerovertreding slechts is voltooid nadat de termijn van vijf dagen om de retributie te betalen is verstreken, geen afbreuk doet aan het feit dat de overtreding wordt gepleegd op het ogenblik van het parkeren zelf; dat de wil om ondanks de gemaakte keuze de retributie niet te betalen niet reeds hoeft te bestaan op het ogenblik van het parkeren zelf;
Dat het middel faalt naar recht;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing geen onwettigheid bevat die eiser kan grieven;
OM DIE REDENEN,
Verwerpt de voorziening;
Veroordeelt eiser in de kosten.