Hof van Cassatie: Arrest van 4 December 1995 (België). RG S950074N

Date :
04-12-1995
Language :
French Dutch
Size :
2 pages
Section :
Case law
Source :
Justel N-19951204-4
Role number :
S950074N

Summary :

In burgerlijke zaken is, ten aanzien van de omvang van de vernietiging, niet een beschikkend gedeelte dat onderscheiden is van het bestredene, datgene waartegen partijen geen ontvankelijk cassatieberoep kunnen instellen.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 23 maart 1995 door het Arbeidshof te Antwerpen gewezen;
Over het middel, gesteld als volgt : schending van de artikelen 80, 81, 82, 83, en 142, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992, 26 juni 1992, 5 augustus 1992, 14 september 1992, 2 oktober 1992, 21 december 1992, 25 mei 1993 en voor de wijziging bij de koninklijke besluiten van 27 december 1993, 10 mei 1994 en 8 maart 1995, 56, 57, van het ministerieel besluit van 26 november 1991, houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 30 juni 1992, 16 december 1992 en 27 mei 1993;
doordat, het bestreden arrest van hervorming de beslissing van de directeur van het Werkloosheidsbureau te Tongeren van 24 juni 1993 in haar geheel herstelt op grond "dat art. 82, alinéa 2, 5, voorschrijft dat men niet kan geschorst worden wegens langdurige werkloosheid wanneer de onvrijwillige deeltijdse werknemer gedurende het volledig jaar voorafgaand aan de dag van de ontvangst van de verwittiging gelijktijdig de volgende voorwaarden vervult : 1) een wekelijkse arbeidsduur hebben die normaal gemiddeld ten minste de helft bedraagt van deze van de maatman; 2) tewerkgesteld zijn op dagen en uren die van week tot week verschillen; 3) een beperkte arbeidsongeschiktheid hebben of laag geschoold zijn. Dat, terecht, niet wordt betwist dat eiseres voldoet aan de eerste en de derde voorwaarde. Dat, verweerder echter inroept dat eiseres de tweede voorwaarde niet vervult. Dat de dagen, noch de uren variëren. Dat het Arbeidshof vaststelt, na onderzoek van de stukken van het dossier en in het bijzonder van de voorgebrachte, niet gedagtekende verklaring van de werkgever die uitlegt dat eiseres, als halftijdse productiearbeidster, naast de dagdienst, dikwijls ook in wisselende ploegen moet werken, en de aanduiding van de gewerkte uren op de formulieren C3 deeltijds, dat er wel degelijk sprake is van een tewerkstelling op dagen en uren die van week tot week verschillen. Dat het vonnis van de eerste rechter in dit opzicht dient te worden bevestigd. Dat art. 82 echter nog andere voorwaarden stelt aan dewelke men moet voldoen wil men niet uitgesloten worden als langdurig werkloze, o.m. moet aangetoond worden dat de werkloze uitzonderlijke en ononderbroken inspanningen heeft geleverd, om werk te vinden gedurende de ganse duur van de werkloosheid. Dat het Arbeidshof terzake vaststelt dat eiseres nalaat enig bewijs hiervan naar voren te brengen ... Dat derhalve de bestreden beslissing van 24 juni 1993 terecht werd genomen,
terwijl, de directeur de werkloze verwittigt van de datum waarop zijn werkloosheidsduur het dubbel zal overschrijden van de gemiddelde gewestelijke werkloosheidsduur en van de datum waarop zijn recht op uitkeringen geschorst zal worden; dat de werkloze deze verwittiging tot schorsing kan betwisten door een verplicht administratief beroep bij de nationale administratieve commissie op de gronden van art. 82, alinéa 2 van het K.B. van 25 november 1991; dat dit administratief beroep ambtshalve gegrond verklaard wordt, indien het ingesteld wordt door een onvrijwillige deeltijdse werknemer die gedurende het volledig jaar voorafgaand aan de dag van de ontvangst van de verwittiging gelijktijdig de drie volgende voorwaarden vervult : 1° een wekelijkse arbeidsduur hebben die normaal gemiddeld ten minste de helft bedraagt van deze maatman;
2) tewerkgesteld zijn op dagen en uren die van week tot week verschillen; 3) een beperkte arbeidsongeschiktheid hebben of laag geschoold zijn; dat het administratief beroep van de onvrijwillig deeltijdse werknemer die deze drie voorwaarden vervult, ambtshalve gegrond verklaard wordt zonder dat die onvrijwillig deeltijdse werknemer bovendien moet aantonen dat hij uitzonderlijke en ononderbroken inspanningen heeft geleverd om werk te vinden gedurende de ganse duur van de werkloosheid; dat het bestreden arrest vaststelt dat eiseres voldoet aan de drie opgesomde voorwaarden; dat het bestreden arrest derhalve ten onrechte beslist dat eiseres terecht werd uitgesloten als langdurige werkloze omdat eiseres nalaat het bewijs te leveren dat zij uitzonderlijke en ononderbroken inspanningen geleverd heeft om werk te vinden gedurende de ganse duur van de werkloosheid (schending van art. 82, alinéa 2, vijfde lid, K.B. 25 november 1991); dat het bestreden arrest op die grond niet wettelijk kon beslissen dat de beslissing van de directeur van het Werkloosheidsbureau te Tongeren van 24 juni 1993 terecht werd genomen (schending van art. 80, 81, 82, 83 en 142, K.B. 25 november 1991, 56 en 57, M.B. 26 november 1991), zodat het bestreden arrest de in het middel aangewezen bepalingen geschonden heeft :
Overwegende dat, krachtens artikel 82, alinéa 2, vijfde lid, van het Werkloosheidsbesluit van 25 november 1991, het administratief beroep tegen de verwittiging tot schorsing als bedoeld in artikel 81, ambtshalve gegrond wordt verklaard indien de onvrijwillig deeltijdse werknemer gedurende het volledig jaar voorafgaand aan de dag van de ontvangst van de verwittiging gelijktijdig de volgende voorwaarden vervult : 1° een wekelijkse arbeidsduur hebben die normaal gemiddeld ten minste de helft bedraagt van deze van de maatman; 2° tewerkgesteld zijn op dagen en uren die van week tot week verschillen; 3° een beperkte arbeidsongeschiktheid hebben of laag geschoold zijn;
Overwegende dat het arrest vaststelt dat eiseres aan die voorwaarden voldoet maar niettemin met vernietiging van het beroepen vonnis de beslissing tot schorsing van 24 juni 1993 bevestigt om reden dat eiseres niet aantoont dat zij uitzonderlijke en ononderbroken inspanningen heeft geleverd om werk te vinden gedurende de ganse duur van de werkloosheid;
Dat het arrest aldus een vereiste stelt voor de specifieke beroepsgrond van artikel 82, alinéa 2, vijfde lid, die erin niet voorkomt, mitsdien deze wetsbepaling schendt;
Dat het middel gegrond is;
Overwegende dat de vernietiging van de bestreden beslissing de vernietiging meebrengt van de beslissing dat eiseres aan de in artikel 82, alinéa 2, vijfde lid, gestelde voorwaarden voldeed; dat immers laatstgenoemde beslissing, nu geen enkele partij daartegen een ontvankelijke voorziening kon instellen, wat de omvang van de vernietiging betreft, niet te onderscheiden is van het bestreden beschikkende gedeelte;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest;
Gelet op artikel 1017, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, veroordeelt verweerder in de kosten;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Arbeidshof te Brussel.