Hof van Cassatie: Arrest van 4 Maart 2015 (België). RG P.14.1835.F-P.14.1836.F

Date :
04-03-2015
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Case law
Source :
Justel N-20150304-3
Role number :
P.14.1835.F-P.14.1836.F

Summary :

De materiële onbevoegdheid van een rechtscollege is van openbare orde en kan niet worden gedekt door het feit dat de beklaagde geen bezwaar heeft ingediend.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Nr. P.14.1835.F - P.14.1836.F

I. R. U.,

Mr. Sven Mary en mr. Cédric Moisse, beiden advocaat bij de balie te Brussel,

II. Z. F.,

Mr. Nathalie Gallant, advocaat bij de balie te Brussel.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

De cassatieberoepen zijn gericht tegen de arresten die op 5 november 2014, res-pectievelijk met de nummers 3698 en 3694 van het repertorium zijn gewezen door het hof van beroep te Brussel, correctionele kamer.

De eisers voeren in twee memories die aan dit arrest zijn gehecht, elk een middel aan.

Afdelingsvoorzitter Frédéric Close heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Raymond Loop heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Het behoort de zaken samen te voegen aangezien de cassatieberoepen door twee medebeklaagden zijn ingesteld en zij gericht zijn tegen beslissingen die in een zelfde rechtspleging zijn gewezen, die rechtspleging gemeen is aan de beide eisers en de stukken ervan gelijktijdig aan het onderzoek van het Hof zijn voorgelegd.

A. Cassatieberoep van R. U.

Ambtshalve middel : schending van de artikelen 179 en 216novies Wetboek van Strafvordering

Uit de in het middel aangehaalde bepalingen volgt dat de correctionele rechtbank in de regel bevoegd is om wanbedrijven te berechten, terwijl alleen het hof van assisen kennis kan nemen van misdaden, met uitzondering van de gevallen waarin deze met toepassing van de artikelen 2 of 3, derde lid, Wet Verzachtende Omstandigheden zijn gecorrectionaliseerd.

Met overneming van de redenen van de vordering van de procureur des Konings, heeft de beschikking van de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg van 22 februari 2013 de eiser naar de correctionele rechtbank verwezen wegens criminele brandstichting zonder met name een verzachtende omstandigheid te zijnen gunste aan te nemen.

Het hof van beroep, dat uitspraak heeft gedaan over de gegrondheid van de straf-vordering zonder, met toepassing van het voormelde artikel 3, derde lid, de aan-hangig gemaakte feiten eerst te correctionaliseren, heeft net als de correctionele rechtbank de regels betreffende de correctionele bevoegdheid geschonden.

De materiële onbevoegdheid van een rechtscollege is van openbare orde en kan niet worden gedekt door het feit dat de beklaagde geen klacht heeft ingediend.

Het door de eiser aangevoerde middel, dat niet tot ruimere vernietiging of tot ver-nietiging zonder verwijzing kan leiden, behoeft geen antwoord.

(...)

Dictum

Het Hof,

Voegt de zaken samen ingeschreven op de algemene rol onder de nummers P.14.1835.F en P.14.1836.F.

Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de strafvordering tegen R. U.

Verwerpt het cassatieberoep van Z. F.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeel-telijk vernietigde arrest.

Veroordeelt Z. F. tot de kosten van zijn cassatieberoep en laat de kosten van het cassatieberoep van R. U. ten laste van de Staat.

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Luik.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door eerste voorzitter ridder Jean de Codt, afdelingsvoorzitter Frédéric Close, de raads-heren Benoît Dejemeppe, Gustave Steffens en Françoise Roggen, en in openbare terechtzitting van 4 maart 2015 uitgesproken door eerste voorzitter ridder Jean de Codt, in aanwezigheid van advocaat-generaal Raymond Loop, met bijstand van griffier Tatiana Fenaux.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Sidney Berneman en over-geschreven met assistentie van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky.

De afgevaardigd griffier, De raadsheer,