Hoewel, in de regel, de geneesheer die oordeelt een therapie te moeten toepassen waaraan zekere gevaren verbonden zijn, de voorafgaande toestemming van de zieke moet bekomen en hem daartoe voorlichten omtrent de normale gevaren waaraan hij zal blootgesteld zijn, kan de feitenrechter evenwel beslissen dat wegens de hevige pijn die de zieke had en die aanhield niettegenstaande een andere therapie, wegens zijn verzet tegen een bloedig ingrijpen en het tijdelijk en pijnloos karakter van de enige verwikkeling die normaal kon worden voorzien, de arts de toestemming van de zieke had gekregen na deze voldoende te hebben voorgelicht, hoewel hij van de mogelijke verwikkeling niet heeft gesproken, als deze inlichting zou volstaan hebben opdat de zieke zich zou verzet hebben tegen de toepassing van een doeltreffende therapie of althans de goede afloop ervan in gevaar te brengen.
Arrêt :
The full and consolidated version of this text is not available.