Hof van Cassatie: Arrest van 5 December 2013 (België). RG C.13.0056.N

Date :
05-12-2013
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Case law
Source :
Justel N-20131205-5
Role number :
C.13.0056.N

Summary :

Krachtens artikel 38, §4, van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg, moeten de regresvorderingen ontstaan uit de overeenkomst tot vervoer van goederen over de weg, op straffe van verval, worden ingesteld binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de dagvaarding die aanleiding geeft tot recht van regres; wanneer aan die voorwaarde is voldaan, kan de regresvordering ook worden ingesteld na verloop van de termijn van een jaar, op voorwaarde dat de hoofdvordering tijdig werd ingesteld (1). (1) Zie concl. O.M .

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Nr. C.13.0056.N

SIMEX NEDERLAND bv, vennootschap naar Nederlands recht, met zetel te 1521 NC Wormerveer (Nederland), Industrieweg 17,

eiseres,

vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Central Plaza, Loksumstraat 25, waar de eiseres woon-plaats kiest,

tegen

TRANS CARGO CARE bvba, met zetel te 2960 Brecht, Zagerijstraat 17,

verweerster,

vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel, Louizalaan 149, bus 20, waar de verweerster woon-plaats kiest.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 23 april 2012.

Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft op 17 oktober 2013 een schriftelij-ke conclusie neergelegd.

Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDEL

De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, een middel aan.

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

1. Artikel 32, lid 1, CMR-Verdrag bepaalt dat de rechtsvorderingen waartoe een aan dit verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, verjaren door verloop van een jaar, behoudens in geval van opzet of van schuld die met opzet wordt ge-lijkgesteld.

Luidens artikel 32, lid 3, van dit verdrag wordt, met inachtneming van de bepa-lingen van het tweede lid, de schorsing van de verjaring beheerst door de wet van het gerecht waarvoor de zaak aanhangig is. Hetzelfde geldt voor de stuiting van de verjaring.

2. Krachtens artikel 38, § 4, van de wet van 3 mei 1999 betreffende het ver-voer van zaken over de weg, moeten de regresvorderingen ontstaan uit de over-eenkomst tot vervoer van goederen over de weg, op straffe van verval, worden in-gesteld binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de dagvaarding die aanleiding geeft tot recht van regres.

Wanneer aan die voorwaarde is voldaan, kan de regresvordering ook worden in-gesteld na verloop van de termijn van een jaar, op voorwaarde dat de hoofdvorde-ring tijdig werd ingesteld.

3. De appelrechters stellen vast dat:

- de verweerster als hoofdvervoerder op 12 maart 2009 werd gedagvaard door de ladingbelanghebbende en de verzekeraar en deze vordering tijdig werd inge-steld;

- de verweerster tegen de eiseres als ondervervoerder een regresvordering heeft ingesteld op 7 april 2009.

4. De appelrechters die oordelen dat de vrijwaringsvordering van de eiseres niet is verjaard omdat zij binnen de termijn van een maand bedoeld in artikel 38, § 4, van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg werd ingesteld, ook al is dit buiten de eenjarige termijn van artikel 32, lid 1, CMR-Verdrag, verantwoorden hun beslissing naar recht.

Het middel kan niet worden aangenomen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiseres tot de kosten.

Bepaalt de kosten voor de eiseres op 585,90 euro en voor de verweerster op 405,40 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen-gesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Albert Fettweis, en de raadsheren Alain Smetryns, Koen Mestdagh en Geert Jocqué, en in openbare rechtszitting van 5 december 2013 uitgesproken door afdelingsvoor-zitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.

K. Vanden Bossche G. Jocqué K. Mestdagh

A. Smetryns A. Fettweis E. Dirix