Hof van Cassatie: Arrest van 7 Oktober 2008 (België). RG P.08.1421.N

Date :
07-10-2008
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Case law
Source :
Justel N-20081007-6
Role number :
P.08.1421.N

Summary :

Niet ontvankelijk is het cassatieberoep dat gericht is tegen een arrest dat de voorlopige hechtenis niet handhaaft, maar zich ertoe beperkt om een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling van een beklaagde, die verzet aantekende tegen het arrest dat hem bij verstek veroordeelt en tevens zijn onmiddellijke aanhouding beveelt, maar die niet van zijn vrijheid is beroofd, niet ontvankelijk te verklaren bij gebrek aan belang (1). (1) Cass., 25 april 2000, AR P.00.0605.N, A.C., 2000, nr 264; Cass., 13 dec. 2006, AR P.06.1353.F, A.C., 2006, nr 647. In dit laatste arrest preciseert het Hof dat dergelijke beslissing geen eindbeslissing is in de zin van artikel 416, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, en evenmin onder de gevallen valt die in het tweede lid van dat artikel zijn bepaald; DECLERCQ, R., Beginselen van Strafrechtspleging, 4° Ed. 2007, p. 977, nr 2149; VERSTRAETEN, R., Handboek Strafvordering, 2005, p. 910, nr 1922.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Nr. P.08.1421.N

C P,

eiser,

met als raadsman mr. Sven Mary, advocaat bij de balie Brussel, met kantoor te 1060 Sint-Gillis, Afrikastraat 92, waar de eiser woonplaats kiest,

ter rechtszitting bijgestaan door mr. Alexis Fierens, advocaat bij de balie te Brussel.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen, correctionele kamer, van 23 september 2008.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

Raadsheer Etienne Goethals heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Patrick Duinslaeger heeft geconcludeerd.

II. FEITEN

Nadat de eiser verzet heeft aangetekend tegen een arrest dat hem bij verstek veroordeelt en tevens zijn onmiddellijke aanhouding beveelt, heeft hij op de griffie van het gerecht waar zijn verzet aanhangig is, op grond van artikel 27, § 2, Wet Voorlopige Hechtenis een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling ingediend.

Het bestreden arrest verklaart het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling niet ontvankelijk daar de eiser, tegen wie het bevel tot onmiddellijke aanhouding is uitgevaardigd, niet van zijn vrijheid is benomen.

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

1. Een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling heeft in alle gevallen slechts een voorwerp als er een vrijheidsberoving is.

Dit is hier niet het geval.

Het cassatieberoep is niet ontvankelijk.

2. De eiser vraagt aan het Grondwettelijk Hof navolgende prejudiciële vraag te stellen:

"Schenden de artikelen 27, § 2 en 34, § 3 van de Wet op de Voorlopige Hechtenis de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, inzoverre deze artikelen inhouden dat slechts een daadwerkelijk reeds aangehouden persoon op ontvankelijke wijze een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling kan neerleggen, terwijl een persoon tegen wie een bevel tot aanhouding werd uitgesproken doch dewelke evenwel nog niet werd uitgevoerd, niet op ontvankelijke wijze een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling zou kunnen indienen?"

De voorgestelde prejudiciële vraag betreft personen die zich niet in dezelfde feitelijke toestand bevinden.

De vraag moet niet worden gesteld.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiser in de kosten.

Begroot de kosten op 63,39 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, en de raadsheren Luc Huybrechts, Etienne Goethals, Paul Maffei en Luc Van hoogenbemt, en op de openbare rechtszitting van 7 oktober 2008 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van advocaat-generaal Patrick Duinslaeger, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.