Arbeidshof: Arrest van 13 December 1979 (Brussel). RG 9692

Date :
13-12-1979
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Case law
Source :
Justel N-19791213-7
Role number :
9692

Summary :

Wanneer in de beroepsloopbaan een verzekeringsjaar van vóór 1946 een aanvang neemt op 1 maart om te verstrijken de laatste dag van februari van het volgend kalenderjaar, en de minimumpensioenbijdragen voor dat verzekeringsjaar werden verricht, bewijst de pensioengerechtigde krachtens artikel 9 § 1 K.B. nr 50, gekoppeld aan artikel 32 ter lid 1 en 2 K.B. 21/12/1967, getroffen in uitvoering van artikel 7 bis K.B. nr 50, zijn gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling over dit eerste kalenderjaar, waaruit volgt dat hij recht heeft op validatie van dit kalenderjaar in zijn beroepsloopbaan. Artikel 9 § 1 van het K.B. nr 50 schept in hoofde van de pensioengerechtigde een absoluut recht op een rustpensioen per kalenderjaar en niet per verzekeringsjaar, zodra voldaan is aan de 2 vereisten van die minimumpensioenbijdragen. Waar artikel 32 ter, lid 3 K.B. 21/12/1967 voor de bewijslevering van het persoonlijk en hoofdzakelijk karakter van een tewerkstelling waarvan het verzekeringsjaar gespreid wordt over twee kalenderjaren, de bewijskracht van de gedane pensioenstorting in zijn affectatie verandert door deze storting toe te bedelen aan het laatste kalenderjaar dan wanneer ze voldoende is voor de validatie van het eerste kalenderjaar, gelet op de norm bepaald bij artikel 7 bis K.B. nr 50, geconcretiseerd bij lid 2 van hetzelfde artikel 32 ter, druist het in tegen de wettekst van artikel 9 § 1 K.B. nr 50. Hieruit volgt dat de koning de hem bij artikel 7 bis K.B. nr 50 zoals ingelast bij artikel 4 wet 27/2/1976, verleende bevoegdheid heeft overschreden.

Arrêt :

The full and consolidated version of this text is not available.