Arbeidshof: Arrest van 17 December 1971 (Brussel). RG 708

Summary :

Volgens art. 1051 G.W. is de termijn van beroep een maand te rekenen vanaf de betekening van het vonnis. Art. 1056, 2° G.W. voorziet dat hoger beroep wordt ingesteld :"Bij verzoekschrift dat in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn, ingediend wordt op de griffie van het gerecht in hoger beroep en door de griffier aan de gedaagde partij en, in voorkomend geval, aan haar advokaat bij gerechtsbrief ter kennis gebracht uiterlijk de eerste werkdag nadat het is ingediend". Vermeld art. 1056, 2°, bepaalt niet op welke wijze het verzoekschrift in hoger beroep wordt ingediend (déposé); het vermeldt alleen dat het wordt ingediend ter griffie doch zegt niet hoe. In tegenstelling met de hypothese voorzien door art. 1056, 3° G.W. waarbij de verzending van het aangetekend schrijven op zich zelf het beroep instelt, wordt in art. 1056, 2° het beroep ingesteld door de indiening ter griffie. Niets belet in het geval van art. 1056, 2° G.W. dat het verzoekschrift zou ingediend worden ter griffie door verzending langs de post, doch hieruit vloeit niet voort dat de verzending langs de post het hoger beroep instelt, met andere woorden het is niet de datum van verzending die in aanmerking dient te worden genomen om te bepalen wanneer het ingestelde hoger beroep werd ingediend, doch wel de effectieve datum waarop de akte ter griffie komt, "ingediend" wordt. ("déposé") Gezien de betekening geschiedde op 22 juni 1971 en de indiening op 30 juli 1971, geschiedde, is het beroep laattijdig. Is terzake niet dienend de bewering als zou het verzoekschrift aan de post toevertrouwd geweest zijn op 20 juli 1971, en de vertraging bij de uitreiking een geval van overmacht zou zijn.

Arrêt :

The full and consolidated version of this text is not available.