Arbeidshof: Arrest van 26 April 1984 (Gent (Brugge)). RG 112664

Summary :

Artikel 128 alinéa 1 van het K.B. van 20/12/1963 bepaalt dat hij die met een zelfstandige samenwoont in staat moet zijn deze zelfstandige aanmerkelijk te helpen. Welnu, de echtgenote van appellant was, zoals uit het dossier blijkt, een helpster-zelfstandige. In de zin van het sociaal statuut der zelfstandigen is de helper van een zelfstandige onderworpen aan dit sociaal statuut, en is hij dus bijdrageplichtig in dit stelsel. Moet men daaruit ipso facto concluderen dat appellant samenwoont met een zelfstandige, die hij in staat is aanmerkelijk te helpen ? Dit kan uit de tekst geenszins worden afgeleid. Immers, wanneer men in staat moet zijn om de zelfstandige aanmerkelijk te helpen, dan betekent dit wel dat men in staat moet zijn te helpen in een zaak of een onderneming die de zelfstandige heeft. Welnu, de helper-zelfstandige heeft geen zaak waarin men kan helpen, daar hij alleen de zelfstandige helpt of vervangt, die zelf een zaak bezit, doch de helper zelf bezit geen zaak, waarin men kan helpen. De helper-zelfstandige staat eenvoudig ten dienste van een zelfstandige, zonder met hem door een arbeidscontract te zijn verbonden. Appellant was niet in staat zijn echtgenote, helpster-zelfstandige, aanmerkelijk te helpen om de eenvoudige reden dat ze geen zaak bezit waarin men kan helpen. Derhalve was artikel 128 alinéa 1 voornoemd niet van toepassing, en kon appellant noch geschorst noch uitgesloten worden.

Arrêt :

The full and consolidated version of this text is not available.