Zelfs indien blijkt dat, in de loop van de hervatting van het gemeenschappelijk leven, de verhoudingen tussen de echtgenoten gespannen zijn geweest, moet men beschouwen dat er verzoening is opgetreden wanneer dit gemeenschappelijk leven niet het gevolg is van een eenzijdige handeling van de beledigde echtgenoot, doch van een wilsovereenstemming tussen echtgenoten waarbij de beledigde echtgenoot werkelijk de begane fouten vergeeft en de schuldige echtgenoot de wil uitdrukte niet terug te vallen in zijn voorgaande fouten. Bijgevolg is de door de echtgenoten ingeroepen exceptie van verzoening gegrond. De echtgenoot mag echter, zelfs voor de eerste maal in hoger beroep een getuigenverhoor vorderen om het bestaan van een nieuwe grief te laten vaststellen, die de oude grieven zou doen herleven.
Arrêt :
The full and consolidated version of this text is not available.
