Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 09.10.1995

Date :
09-10-1995
Language :
French Dutch
Size :
4 pages
Section :
Regulation
Type :
Belgian justice
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

Grondslag vermoeden,Aankoop zonder factuur,Inlichtingen BTW

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 09.10.1995
Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 09.10.1995
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 09.10.1995
Tax year : 2005
Document date : 09/10/1995
Document language : NL
Name : A 95/32
Version : 1
Court : appeal

ARREST A 95/32


Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 09.10.1995



Grondslag vermoeden - Aankoop zonder factuur - Inlichtingen BTW

Volgens de belastingplichtige had een ander persoon de goederen in kwestie, op zijn naam gekocht, maar waren de goederen niet voor hem bestemd. Uit een aantal bekende gegevens heeft de fiscus correct afgeleid dat de belastingplichtige zelf de goederen had gekocht. Het tegenbewijs wordt op geen enkele manier geleverd.






6e Kamer

Voorzitter de heer van Gelder
Raadsheren de heer Thys, mevrouw Vanstraelen
Advocaten mr. Ory loco mr. Segers, mr. van den Berghe loco mr. Masson
PartijenD.M., handelaar, tegen de Belgische Staat

Gelet op de aanslag in de personenbelasting; Gemeente Tessenderlo:


Aanslagjaar 1974, inkomsten 1973, artikel 654.103, toegezonden aan de belastingschuldige op 20 december 1976, een belasting vorderend van 209.675 F., op grond van een belast inkomen van 452.675 F.


Gelet op het bezwaarschrift, tijdig toegekomen bij de bevoegde directeur, op 3 januari 1977;


Gelet op de beslissing waartegen voorziening, genomen onder nummer 25.481 door de gedelegeerde ambtenaar van de directeur van de directe belastingen van de gewestelijke directie Hasselt op 21 oktober 1982, dezelfde datum aangetekend verzonden aan de belastingschuldige, waardoor het bezwaarschrift wordt afgewezen;


Gelet op het verzoekschrift tot voorziening, tijdig ingediend ter griffie van het Hof van beroep te Antwerpen, op 26 november 1982 samen met het origineel van het exploot van kennisgeving d.d. 24 november 1982;


Aanslagprocedure


Overwegende dat een tijdige aangifte werd ingediend, doch bij bericht van wijziging van aangifte d.d. 20-5-76, werd het netto gezamenlijk belastbaar inkomen verhoogd tot 452.675 F., waarmee appellant zich tijdig niet akkoord verklaarde;


Overwegende dat de aanslag gevestigd werd op voornoemd inkomen in toepassing van art. 246 WIB, zijnde feitelijke vermoedens;


Procedure Gewestelijke Directeur.


Overwegende dat de betwisting betrekking heeft op het bedrag van 516.144 F. aankopen uit Nederland, waarbij de administratie beweert dat deze niet zouden zijn aangegeven, door appellant;


Overwegende dat appellant voor de Gewestelijke Directeur stelde dat de aankopen in Nederland bij de B.V. G. werden gedaan door de genaamde B. en dat B. deze goederen aankocht op naam van appellant, doch deze niet voor appellant waren bestemd, ten bewijze waarvan appellant een verklaring overlegt van deze B. i.d. 10-05-76, die verklaart de goederen te hebbenaangekocht op naam van appellant zonder diens medeweten;


Overwegende dat de Gewestelijke Directeur stelde dat deze niet aangegeven aankopen ter kennis werden gebracht via:


1. inlichtingen verstrekt door de BTW - administratie;


2. een kennisgeving van de Bijzondere opsporingsbrigade van de Douane te Genk (invoer uit Nederland door Dar Marin van goederen, gekocht bij de firma B.V. G. te Maastricht - 516.144 F. in 1973);


3. een onderzoek, ingesteld door de heer Inspecteur der BTW betreffende facturen, die niet in de boekhouding werden opgenomen.


Overwegende dat de Directeur stelde dat aan de verklaring van de genaamde B. geen enkele bewijswaarde kan toegekend worden en tevens uit inlichtingen verstrekt door de Inspectie invoerrechten, Administratie van "s rijksbelastingen te Maastricht en ingenomen bij de firma G. in Nederland kon worden opgemaakt dat de betwiste aankopen wel degelijk door de heer D. werden gedaan;


Overwegende dat het bezwaarschrift dan ook werd afgewezen;


Procedure Hof


Overwegende dat beide partijen voor het Hof op hun standpunt blijven en appellant in bijkomende orde argumenteert dat de fiscus dient rekening te houden met verklaringen en overeenkomsten die worden tegengeworpen en het fictief karakter van de verklaring van B. niet wordt aangetoond:


Overwegende dat appellant op 14-2-1983 ter griffie nieuwe stukken deponeerde die tijdig en ontvankelijk zijn t.o.v. de bepalingen van artikel 278 en 282 WIB;


Overwegende dat de administratie zich met betrekking tot de aankopen in Nederland gesteund heeft op feitelijke vermoedens, in toepassing van art. 246 WIB;


Overwegende dat krachtens art. 1349 BW vermoedens gevolgtrekkingen zijn die de wet of de rechter afleidt uit een bekend feit om te besluiten tot een onbekend feit;


Dat derhalve vermoedens essentiële redeneringen zijn, door de rechter of de wetgever gemaakt, vertrekkend van een bekend feit of bekende feiten;


Dat het voor vermoedens - als bewijstechniek - evenzeer essentiëel is dat het bekend feit of de bekende feiten ook werkelijk bekend zijn, d.w.z. dat het een feit of feiten betreft die buiten kijf staan of waaromtrent geen betwisting kan bestaan nopens de materiële werkelijkheid;


Overwegende dat blijkens de eigen commentaren de fiscus dit standpunt betreffende de draagwijdte van het begrip "bekend feit" deelt, aangezien hij stelt dat het bij de vermoedens gaat "om een redenering waardoor men, uitgaande van bekende en geverifieerde gegevens, ertoe komt andere gegevens, die niet of onvoldoende bekend waren, voor zeker te houden";


(cfr. Comm. IB 146/35);


Dat dienvolgens dient onderzocht op welke bekende feiten of geverifieerde gegevens de fiscus heeft gesteund bij het vestigen van de betwiste aanslagen door middel van vermoedens;


Overwegende dat de administratie zich terzake gesteund heeft op:


a) inlichtingen verstrekt door de BTW administratie te Beringen nl. de aankopen door de BTW opgenomen, werden ingeschreven op naam van D. en zijn BTW nummer is vermeld;


b) een kennisgeving van de bijzondere opsporingsbrigade van de douane te Genk nl. invoer uit Nederland door D.M. van goederen, gekocht bij de B.V. G. te Maastricht - 516.144 F. in 1973;


c) een onderzoek ingesteld door de heer inspecteur der BTW betreffende facturen die niet in de boekhouding werden opgenomen;


Overwegende dat de administratie derhalve over een aantal bekende gegevens beschikte;


Overwegende dat appellant hier tegenover enkel een verklaring overlegt, niet opgesteld doch ondertekend met "gelezen en goedgekeurd" door een zekere B. en slechts opgesteld op 10-5-76 dus lang na de feiten;


Overwegende dat deze verklaring door de Administratie op geen enkele wijze kan gecontroleerd worden;


Overwegende dat deze genaamde B. al jaren verdwenen was, zonder een gekend adres na te laten en van ambtswege uit het bevolkingsregister is geschrapt (zie stuk 5/10 adm. dossier);


Overwegende dat er geen controle op de waarachtigheid van de inhoud van de verklaring meer kon uitgevoerd worden;


Overwegende dat de heer B. een zelfstandig carrossier was en de facturen betrekking hebben op aankopen in geschenkartikelen;


Overwegende dat bleek dat deze B. trouwens onvermogend was ten tijde van de transactie en al de kwestieuze aankopen onmogelijk met eigen middelen kon financieren;


Overwegende dat de aankopen ook niet belast werden op naam van B.;


deze diende geen aangifte in;


Overwegende dat bovendien uit inlichtingen verstrekt door de inspectie invoerrechten, Administratie van "s Rijks belastingen te Maastricht en ingewonnen bij de B.V. G. kon worden opgemaakt dat de betwiste aankopen wel degelijk door appellant werden gedaan en dat de heer B. aan de heer G. onbekend was (zie stuk VIB H 5/17 adm. dossier);


Overwegende dat de administratie het bewijs mag leveren dat deze verklaring ondertekend door B. gesimuleerd is;


Overwegende dat de opmerking van appellant met betrekking tot de handtekening op 21 februari 1974 irrelevant is;


Overwegende dat het gaat om inkomsten met betrekking tot 1973;


Overwegende trouwens dat in de rechterbovenhoek vermeld wordt dat het om D.D. gaat en niet om appellant;


Overwegende dat appellant bovendien op geen enkele wijze aantoont hoe hij dan te weten zou gekomen zijn dat B. deze aankopen zou gedaan hebben;


Overwegende dat appellant evenmin door het neerleggen op 14 februari 1983 ter griffie van het Hof van de stukken van zijn boekhouding enig bewijs verschaft in huidige betwisting;


Overwegende dat deze geschriften geen sluitend geheel vormen;


Overwegende dat bij gebrek aan bank - kasstukken of andere bescheiden betreffende financiële verrichtingen onmogelijk kan nagegaan worden of de aan- en verkoopfacturen volledig zijn;


Overwegende dat de opgegeven inventarissen niet kunnen gecontroleerd worden;


Overwegende dat zelfs indien de geschriften aan de eisen van een regelmatige boekhouding zouden voldoen, hierdoor nog niet bewezen wordt dat de betwiste aankopen in Nederland niet door de betrokkene werden gedaan;


Overwegende dat vermits de aanslag werd gevestigd op basis van art. 246 WIB en de administratie correct is uitgegaan van bekende feiten en gegevens en de techniek van de vermoedens correct werd gehanteerd, het tegenbewijs op de belastingplichtige rust;


Overwegende dat dit tegenbewijs op geen enkele manier geleverd wordt;


Overwegende dat de bestreden beslissing dan ook volledig dient bevestigd te worden en het ingestelde fiscaal verhaal ongegrond is;


OM DIE REDENEN,


HET HOF,


Recht doende op tegenspraak:


Gelet op art. 24bis van de Wet van 15 juni 1935;


Gehoord in openbare terechtzitting het rapport van raadsheer I. Vanstraelen; Verklaart de voorziening toelaatbaar doch ongegrond;


Bevestigt de bestreden beslissing;


Verwijst appellant in de kosten, tot op heden aan de zijde van geïntimeerde begroot op nihil.