Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 14.03.2006

Date :
14-03-2006
Language :
French Dutch
Size :
5 pages
Section :
Regulation
Type :
Belgian justice
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

Geen persoonlijke fout zaakvoerder voor niet betaalde belastingschuld, wel voor bemoeilijken invordering

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 14.03.2006
Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 14.03.2006
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 14.03.2006
Tax year : 0
Document date : 14/03/2006
Document language : NL
Modification date : 24/11/2006 09:43:33
Name : A 06/1
Version : 1
Court : appeal

ARREST A 06/1


Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 14.03.2006



De Fiscale Koerier 2006/588

Geen persoonlijke fout zaakvoerder voor niet betaalde belastingschuld, wel voor bemoeilijken invordering

    Een architectenvennootschap onder de vorm van een CVBA krijgt een aantal zeer zware aanslagen van ambtswege door nalatigheid van de externe boekhouder, die tevens de bezwaartermijn laat verstrijken zodat de aanslagen definitief worden.

    De vennootschap gaat daartegen met de moed der wanhoop in bezwaar, maar zowel het bezwaar als het daarop volgend verhaal (oude procedure) worden, zoals te verwachten was, in 1998 afgewezen.

    De vennootschap verplaatst zijn zetel, verandert zijn naam, maar betaalt niet.

    De vennootschap wordt op 13 december 2005 ambtshalve door de rechtbank van koophandel ontbonden. De fiscus richt zich immers tegen een zaakvoerder van de vennootschap om de achterstallige vennootschapsbelastingen in te vorderen.

    De Rechtbank van Eerste Aanleg te Hasselt wees de vordering af als ongegrond.

    Het arrest van het hof van beroep geeft nu, net als de eerste rechter, de Belgische Staat in principe ongelijk: er wordt met betrekking tot het tot stand komen van de aanslag geen persoonlijke fout aangetoond in oorzakelijk verband met de door de Staat geleden schade.

    Het Hof neemt wél een fout aan in hoofde van de zaakvoerder m.b.t. het bemoeilijken van de invordering van de schade. Het is echter niet bewezen, volgens het Hof, dat die handelingen ertoe geleid hebben dat de hele belastingschuld verloren is gegaan: het was immers aannemelijk dat de vennootschap de volledige aanslagen toch nooit zou kunnen betalen.

    Het Hof raamt die schade dan maar ex aequo et bono op € 12 500 (i.p.v. de geëiste € 300 000, met interesten).

Commentaar

    Wederom geeft het Hof van Beroep te Antwerpen de fiscus in een dergelijke vordering tegen een bestuurder - minstens gedeeltelijk - gelijk.

    De vordering van de fiscus lijkt mij prematuur (de vennootschap bestaat immers nog) en ook het bestaan van een schade als het oorzakelijk verband met een bemoeilijkte uitvoering lijken mij betwijfelbaar.

Auteur: J. Pieters
   

 



 

Nummer:

Rep. Nummer:

Zitting van
14/3/2006

Het Hof van beroep te Antwerpen, zitting houdend te Antwerpen, ZESDE KAMER,

Recht doende in burgerlijke zaken,

heeft het volgende arrest uitgesproken:

In zake: 2003/AR/1811

de BELGISCHE STAAT, Ministerie van Financiën, in de persoon van de heer Minister van Financiën, waarvan het kabinet gevestigd is te ..., en die voor deze rechtspleging woonstkeuze doet op het kantoor van de dienstchef van de Juridische Cel der directe belastingen te Hasselt, met kantoren te ...;

a p p e l l a n t,

tegen het vonnis gewezen door de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt van 23 april 2003;

vertegenwoordigd door Meester P. B. loco Mr. P. V.d.S., advocaat te ...;

tegen:

P. R., architect, wonende te ..., in zijn hoedanigheid van bestuurder van de C.V.B.A. G. G. A., A.I.C.V., burgerlijke vennootschap dewelke de vorm van een handelsvennootschap heeft aangenomen en is ingeschreven in het register der burgerlijke vennootschappen te Doornik N° 497, met maatschappelijke zetel te ..., voorheen gekend onder de maatschappelijke benaming R. P. & P. A. A.I.C.V., H.R. te Hasselt N° 67.854, met maatschappelijke zetel te ...;

g e ï n t i m e e r d e,

vertegenwoordigd door Meester M. V.B., advocaat te ...;

* * *

Gelet op de door de wet vereiste processtukken in berhoorlijke vorm overgelegd waaronder het bestreden vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt van 23 april 2003, waarvan geen akte van betekening wordt voorgelegd, alsmede het verzoekschrift tot hoger beroep neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Antwerpen op 1 juli 2003, waarbij een naar vorm en termijn regelmatig en ontvankelijk hoger beroep wordt ingesteld.

1. Voorafgaande feiten en procedure

1.1.

De vordering van appellant strekt ertoe geïntimeerde aansprakelijk te stellen voor de belastingschulden van de CVBA G. G. A., waarvan geïntimeerde de bestuurder is.

1.2.

Bij onderhandse akte dd. 2 januari 1987 werd een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid opgericht onder benaming P. R. & P. - Architectenbureau met zetel te ..., zijnde tevens het privé-adres van geïntimeerde.

In hoofde van deze vennootschap werden voor de aanslagjaren 1988, 1990 en 1991 ambtshalve aanslagen gevestigd in de vennootschapsbelasting, waartegen de vennootschap in bezwaar ging, en vervolgens, na een afwijzing van deze bezwaarschriften, in beroep bij het onderhavige Hof van Beroep te Antwerpen, welke bij arrest van 18 mei 1998 het geschil in het nadeel van de vennootschap beslechtte.

Bij beslissing van de algemene vergadering dd. 15 november 1998 werd de maatschappelijke zetel van de vennootschap overgebracht van het adres te ... naar het adres ... .

Ook werd de naam van de vennootschap gewijzigd in "G. G. A. A.I.C.V." en ingeschreven in het register der burgerlijke vennootschappen te Doornik onder het nummer 497.

1.3.

De CVBA G. G. A. blijft volgens appellant in gebreke de op haar rustende schulden in de vennootschapsbelasting te betalen.

De aanslagen in de vennootschapsbelasting gevestigd lastens de CVBA G. G. A. belopen in hoofdsom een bedrag van 151.526,13 EUR (6.112.549 BEF) en 76.731,72 EUR (3.095.350 BEF).

Op verzoek van appellant heeft geïntimeerde geweigerd deze belastingschulden te betalen.

Bij de gedinginleidende dagvaarding dd. 12 juli 1999 maakte appellant het geschil aanhangig voor de eerste rechter.

1.4.

Appellant stelt dat geïntimeerde in zijn hoedanigheid van bestuurder van de CVBA G. G. A. aansprakelijk is voor de betaling als schadevergoeding van een bedrag gelijk aan de onbetaalde belastingschulden van deze vennootschap.

Appellant baseert zijn vordering vooreerst op de artikelen 62 en 158 Venn. W. (oud), thans de artikelen 527, 528 en 408 W. Venn.

Vervolgens baseert appellant zich op de artikelen 1382 en 1382 BW.

1.5.

De eerste rechter wees de vordering van appellant af als ongegrond.

1.6.

De vordering van appellant, zoals laatst geformuleerd in besluiten, luidt meerbepaald als volgt:

"Het bij middel van huidig verzoekschrift ingesteld hoger beroep toelaatbaar en gegrond te verklaren,

Dienvolgens het bestreden vonnis te hervormen derwijze dat de initiële vordering van appellant ontvankelijk en gegrond wordt verklaard;

Dienvolgens onder voorbehoud van vermeerdering of vermindering, geïntimeerde te veroordelen tot betaling :

  • van tweehonderdéénenveertigduizend zeshonderdenvijf euro en zesenzeventig eurocent (241.605,76 EUR), te vermeerderen met de gerechtelijke intresten vanaf de datum van de dagvaarding tot de datum van betaling.
  • Van zesenzeventigduizend zevenhonderdnegenentwintig euro en vierentwintig eurocent (76.729,24 EUR), te vermeerderen met de gerechtelijke intresten vanaf 1 april 2000 tot de datum van betaling.
  • Van duizend tweehonderd negenendertig euro en zevenenveertig eurocent (1.239,47 EUR) te vermeerderen met de gerechtelijke intresten vanaf 1 januari 2000 tot de datum van betaling.

Geïntimeerde tevens te veroordelen tot de kosten van het geding ... "

2. Bespreking

2.1. de vordering op basis van de artikelen 62 en 158 Venn. W. (thans de artikelen 527, 528 en 408 W. Venn.)

2.1.1.

Krachtens artikel 62, lid 1 juncto artikel 158 Venn. W. (thans artikel 527, 528 en 408 W. Venn.) zijn bestuurders van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid overeenkomstig het gemeen recht verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur.

De voormelde bestuursfouten zoals bedoeld in artikel 62, lid 1 juncto artikel 158 Venn. W. kunnen in hoofde van een bestuurder enkel aansprakelijkheid teweeg brengen ten aanzien van de vennootschap en niet ten aanzien van derden.

In casu is de fiscus een derde t.a.v. geïntimeerde.

2.1.2.

Krachtens artikel 62, lid 2 juncto artikel 158 Venn. W. (thans artikel 528 en 408 W. Venn.) zijn zij, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van een overtreding van de bepalingen van de vennootschapswet of van de statuten van de vennootschap.

Het vraagstuk of er een overtreding van de bepalingen van de vennootschapswet of de statuten (in de zin van artikel 62, lid 2 juncto artikel 158 Venn. W.) in oorzakelijk verband met de schade van appellant bestaat en de hoegrootheid hiervan wordt hierna behandeld (zie ook hierna randnr. 2.2.).

2.2. de vordering op basis van de artikelen 1382 en 1383 BW

De litigieuze belastingsschuld betreft in principe een schuld van de vennootschap.

Terecht stelt de eerste rechter dat in hoofde van geïntimeerde geen persoonlijke fout in oorzakelijk verband met de schade van appellant is aangetoond.

2.2.1.

Uit de stukken, en meerbepaald uit de procedure gevoerd voor het Hof van Beroep te Antwerpen m.b.t. de litigieuze aanslagjaren, blijkt dat de vennootschap in wezen het slachtoffer is geworden van een nalatig boekhoudkundig mandataris die ervoor gezorgd heeft dat de boekhouding niet adequaat werd bijgehouden, de aangiftes in de vennootschapsbelasting laattijdig werden ingediend, en bovendien dat niet tijdig bezwaar werd ingediend, met als gevolg dat dit resulteerde in (veel te) zware taxaties van ambtswege, waartegen de vennootschap - om procedureredenen - geen valabel verhaal meer kon instellen.

2.2.2.

Anderzijds is gebleken dat geïntimeerde wél deels verantwoordelijk is voor het feit dat, eens de aanslagen definitief waren, de uitvoering van deze aanslagen lastens de vennootschap bemoeilijkt wordt : de zetel van de vennootschap werd verplaatst naar een fictief adres.

De vennootschap heeft klaarblijkelijk geen activiteiten meer, jaarrekeningen worden ook niet neergelegd op de balanscentrale, ... inmiddels werd de vennootschap bij vonnis van 13 december 2005 van de rechtbank van koophandel te Doornik ontbonden.

2.2.3.

Blijft evenwel de vraag of door de fout van geïntimeerde activa van de vennootschap zijn verloren gegaan waarmee de vordering van de fiscus geheel of gedeeltelijk aangezuiverd had kunnen worden, of dat de voorhanden zijnde activa aangewend werden om schuldeisers te voldoen waarvan de vordering qua rangorde na deze van de fiscus komt.

In casu genereert de vennootschap de inkomsten uit de architectuuractiviteiten van geïntimeerde doch geïntimeerde staat aan het einde van zijn beroepsloopbaan zodat het voldoende aannemelijk is dat de vennootschap nooit meer in staat zou geweest zijn om de (inmiddels aanzienlijk opgelopen) litigieuze belastingsschuld te voldoen.

Geïntimeerde kan bij wijze van schadevergoeding dan ook niet veroordeeld worden tot de totale gevorderde belastingsschuld van de vennootschap.

De door de fiscus op geïntimeerde verhaalbare schade kan ex aequo et bono geraamd worden op het bedrag van 12.500 EURO.
       

OM DEZE REDENEN,

HET HOF, recht doende op tegenspraak,

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935.

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gegrond in de hierna bepaalde mate.

Hervormt het bestreden vonnis.

Opnieuw recht doende,

Veroordeelt geïntimeerde tot betaling aan appellant van het bedrag van 12.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf de gedinginleidende dagvaarding tot de datum der algehele betaling.

Veroordeelt geïntimeerde tot de kosten van beide aanleggen, begroot aan de zijde van appellant op:

  • dagvaardingskosten:                                  125,51 EUR
  • rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg:    312,35 EUR
  • rechtsplegingsvergoeding hoger beroep:   446,21 EUR,

volgens opgave in concluisie.

    Aldus gewezen en uitgesproken in openbare terechtzitting van het HOF VAN BEROEP te ANTWERPEN van VEERTIEN MAART TWEEDUIZENDENZES,
waar aanwezig waren:

R. T., Voorzitter;
D. W.  
en M. V.d.B., Raadsheren;
A. V.L., Griffier.