Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 11.02.1999

Date :
11-02-1999
Language :
French Dutch
Size :
2 pages
Section :
Regulation
Type :
Belgian justice
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

Overdracht handelsfonds,Vergoeding aandelen

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 11.02.1999
Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 11.02.1999
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 11.02.1999
Tax year : 2005
Document date : 11/02/1999
Document language : NL
Name : G 99/12
Version : 1
Court : appeal

ARREST G 99/12


Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 11.02.1999



Overdracht handelsfonds - Vergoeding aandelen

Op 31 december 1984 heeft de eiser het materiaal en het cliënteel van zijn eenmanszaak overgelaten aan de B.V.B.A. Matrijzenbouw Mestdag en daarvoor een overlatingsfac-tuur opgesteld. Hierin werd bedongen dat het cliënteel wordt overgelaten door een aan-deel toe te kennen aan de overlater (de eiser) in de toekomstige winsten van de vennoot-schap, namelijk maximum 25% van de bruto-winst van de vennootschap en dit gedu-rende 10 jaar te rekenen vanaf het tijdstip van overlating. Het Hof oordeelt dat deze overeenkomst volledig rechtsgeldig tot stand is gekomen zon-der schending van enige wettelijke verplichting. De partijen hadden daartoe de vrije keuze en het staat vast dat zij alle juridische gevolgen van hun handeling hebben aan-vaard. De omstandigheid dat de overnameprijs uiteindelijk evolueerde naar een veel-voud van de laatste jaaromzet is enkel het gevolg van de voor de eiser gunstige evolutie van het door hem genomen risico de overnameprijs afhankelijk te st

ellen van de toe-komstige resultaten van het overgelaten klantenbestand.In graad van beroep trad de Administratie overigens het standpunt van de eisers bij en vorderde zij bij conclusie dat het fiscaal verhaal ontvankelijk en gegrond zou worden verklaard.




Overwegende dat de eisers tijdig en regelmatig een voorziening hebben ingediend van de beslissing van de gewestelijke directeur der directe belastingen te Brugge van 10 februari 1994, waarbij het bezwaar tegen de op hun naam gevestigde aanslagen in de personenbelasting en aanvullende gemeentebelasting voor de aanslagjaren 1991 en 1992 (kohierartikelen 3711717 en 3711772) werd afgewezen;


Overwegende dat de eiser een éénmanszaak had en de B.V.B.A. M.M. de handelsactiviteit van de eiser en het cliënteel van zijn éénmanszaak heeft overgenomen;


Overwegende dat de B.V.B.A. M., met als zaakvoerder de eiser, werd opgericht op 20 december 1984 met een kapitaal van 250.000 BEF, onderschreven en volstort door onder ander de eiser voor 245.000 BEF;


Overwegende dat op 31 december 1984 de eiser het materiaal en het clienteel van zijn éénmanszaak aan de B.V.B.A. M.M. heeft overgelaten en dat daarvoor een overlatingsfactuur werd opgesteld;


Overwegende dat daarin werd bedongen dat het cliënteel wordt overgelaten door een aandeel toe te kennen aan de overlater (de eiser) in de toekomstige winsten van de vennootschap, namelijk maximum 25% van de brutowinst van de vennootschap en dit gedurende 10 jaar te rekenen vanaf het tijdstip van overlating;


Overwegende dat het bedrag van de overlating voor het aanslagjaar 1991 2.198.859 BEF en voor het aanslagjaar 1992 545.092 BEF bedroeg, bedragen die door de eisers in hun aangifte werden aangegeven als stopzettingsmeerwaarde, afzonderlijk belastbaar tegen een aanslagvoet van 16,5%;


Overwegende dat in een eerder bericht van wijziging met betrekking tot het aanslagjaar 1990 aan de eiser werd medegedeeld dat het afgesloten overnamecontract van 31 december 1984 buitensporige bepalingen bevatte en dat overeenkomstig artikel 23 van het Koninklijk Besluit van 8 oktober 1976 de overnameprijs voor het cliënteel "niet hoger macht zijn dan de prijs die op het ogenblik van de inbreng of de bestemming voor de aankoop van de betrekken goederen op de markt zou moeten betaald worden"; dat de Administratie dan ook, rekening houdend met de formules toegepast door het Instituut van Bedrijfsrevisoren, de maximumwaarde van de overlatingsvergoeding voor het cliënteel bepaalde op 5.100.000 BEF, zijnde vier maal de gemiddelde nettowinst van de drie laatste exploitatiejaren van de éénmanszaak; dat zij toen reeds stelde dat nu dit bedrag per 31 december 1988 voor 5.082.911 BEF werd opgebruikt, het saldo of 17.089 BEF voor het aanslagjaar 1990 nog kon worden aanvaard als een vergoeding voor het cliënteel en derhalve afzonderlijk kon worden belast doch dat het verschil of 2.137.115 BEF diende belast te worden in hoofde van de werkende vennoot (de eiser) als bijkomende toekenning (bezoldiging) en niet als afzonderlijke belastbare stopzettingsmeerwaarde;


Overwegende dat met betrekking tot de aanslagjaren 1991 en 1992 gelijkaardige berichten van wijziging werden overgemaakt op 17 juni 1993; dat daarin onder meer werd bepaald dat de overlatingsvergoedingen voor het cliënteel ten bedrage van respectievelijk 2.198.859 BEF en 545.092 BEF niet konden worden beschouwd als stopzettingsmeerwaarde doch als bijkomende bezoldiging;


Overwegende dat de eisers lieten weten daarmede niet akkoord te gaan doch dat zij toch werden belast zoals was aangekondigd;


Overwegende dat de eisers bezwaar indienden; dat daarin werd aangevoerd dat het overlatingscontract geen buitensporige bepalingen bevatte en dat de overlatingsvergoeding op een normale, reële basis werd berekend; dat de vergoedingen van 2.198.859 BEF en 545.092 BEF onder code 700 moesten worden belast (stopzettingsmeerwaarde);