Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 06.06.2000

Date :
06-06-2000
Language :
French Dutch
Size :
5 pages
Section :
Regulation
Type :
Belgian justice
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

Présomption homme,Données tirées d'un dossier pénal

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 06.06.2000
Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 06.06.2000
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 06.06.2000
Tax year : 2005
Document date : 06/06/2000
Document language : FR
Name : A 00/3
Version : 1
Court : appeal

ARRET A 00/3


Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 06.06.2000



Le Courrier Fiscal 2000/403

Présomption homme - Données tirées d'un dossier pénal

Le contribuable, diamantaire, a été imposé pour l'exercice d'imposition 1986 sur la base de données que l'administration avait tirées du dossier pénal à charge de Kirschen & C o . La cour constate que la plus-value imposée par le fisc est le résultat d'une accumulation de présomptions partant d'une identification contestable d'un compte, toutes les transactions portées sur ce compte étant supposées constituer des opérations commerciales et ces transactions étant en outre présumées avoir été effectuées avec une marge bénéficiaire de 4,7 %. La cour estime de plus que les documents provenant d'une comptabilité en noir de tiers ne présentent une valeur probante que dans la mesure où elles se trouvent confirmées par d'autres données vérifiables, ce qui n'est pas le cas en l'espèce. Le recours est donc déclaré fondé et la cotisation entreprise mise à néant.




Antwerpen

Zesde kamer

A-R

Voorzitter: Mevr. M. Bertrand
Raadsheren: Mevr. A. Winants, Mevr. D. Wouters
Griffier: Dhr. A. van Lint
Partij: Ades Raphael t. De Belgische Staat

Gelet op de aanslag in de personenbelasting - Gemeente Antwerpen:

- aanslagjaar 1986 - artikel 8718403 - toegezonden aan de belastingplichtige op 20.12.1988;

Gelet op het bezwaarschrift tijdig toegekomen bij de bevoegde directeur op 24.2.1989;

Gelet op de bestreden beslissing genomen door de gedelegeerde ambtenaar van de gewestelijke directeur van de directe belastingen te Antwerpen op 9.4.1993 en op 12.4.1993 aangetekend verzonden aan de belastingplichtige waardoor de bezwaren werden afgewezen;

Gelet op het verzoekschrift tot voorziening tijdig ingediend ter griffie van dit Hof op 10.5.1993 samen met het exploot van betekening d.d. 10.5.1993;

Overwegende dat het Hof naar de bestreden beslissing verwijst in zoverre de aanslagprocedure, de onderliggende feiten en de bezwaren worden toegelicht;

Overwegende dat een eerste supplementaire aanslag na totstandkoming van een schriftelijk akkoord werd ingekohierd op een gezamenlijk belastbaar inkomen van 386.000 F.;

Overwegende dat per 1.7.1988 een vraag tot inlichtingen werd verstuurd aan eiser met verzoek opgave te doen van alle verrichtingen die met of via de de "V.G.N. Kirschen en C o " werden gedaan in de periode gaande van 1981 tot en, met 1986 nu uit een gerechtsdossier zou gebleken zijn dat een reeks transacties met dit wisselkantoor niet in de boekhouding werden opgenomen en er aanwijzingen waren dat belangrijke inkomsten niet werden aangegeven;

Overwegende dat de thans bestreden aanslag gevestigd werd na verzending van een bericht van wijziging d.d. 15.9.1988 waarin de herziening van de aanslag werd aangekondigd op grond van gegevens geput uit een gerechtsdossier gekend als het dossier "Kirschen & C o ";

Dat volgens dit rectificatiebericht wit het onderzoek zou gebleken zijn dat de vennootschap van eiser talrijke transacties verricht had met bedoeld wisselkantoor en zij ook over een rekening-courant beschikte bij Kirschen;

Dat de winst op deze niet in de boekhouding opgenomen verrichtingen werd bepaald op grond van de winstpercentages blijkend wit de eigen exploitatierekeningen gevoegd bij de aangifte;

Dat alzo het gezamenlijk belastbaar inkomen werd vastgesteld op de som van 2.609.595 F.

en deze aanslag ondanks niet akkoord van de belastingplichtige werd ingekohierd op 15.12.1988;

Dat eiser bezwaar instelde en ontkende transacties te hebben gedaan met bedoeld wisselkantoor waar hij evenmin over een rekening-courant zou beschikt hebben;

Dat tijdens de bezwaarfase eiser liet weten de betwiste taxatie alg louter willekeurig te beschouwen en hij met betrekking tot een transactie (betaling van een bedrag van $ 722 via de rekening "Ades") aangaf dat dit hoogst waarschijnlijk een privé-transactie betrof;

Overwegende dat dit bezwaar werd afgewezen onder de redengeving dat uit het onderzoek van het gerechtsdossier en meer bepaald uit de in beslag genomen "zwarte" boekhouding en agenda's bijgehouden door het personeel van het wisselkantoor genoegzaam bleek dat een rekening gecodeerd als "Ades" aan eiser toebehoorde en het aan deze code gekoppelde telefoonnummer toebehoorde aan "Louraph Jewellery Cy" handelszaak ingeschreven op naam van de moeder van eiser die met hem samenwoonde;

Overwegende dat eiser in zijn tijdig neergelegde conclusies volgende grieven inroept:

a) met betrekking tot de bewijsvergaring: - schending van artikel 235 Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1964 door het ontbreken van de bewijzen van toelating tot inzage van het gerechtsdossier minstens ontbreekt het bewijs dat de B.B.I. van Antwerpen dergelijke toelating verkreeg; - onrechtmatige bewijsvergaring indien de stukken van het gerechtsdossier door de B.B.I. van Brussel werden overgemaakt aan hun collega's te Antwerpen en indien de gegeven toelating niet vermeldt dat de informatie mocht aangewend worden ten overstaan van eiser; - schending van artikel 224 dat verbiedt inlichtingen in te zamelen in rekeningen, boeken en documenten van bank- en andere financiële instellingen; b) ten gronde: - samengevat: onregelmatige bewijsvoering nu enerzijds het ingeroepen strafdossier niet of slechts fragmentarisch wordt bijgebracht en anderzijds de stukken uitgaande van derden (de zwarte boekhouding van Kirschen en de nota's van het personeel) geen identificatie toelaten van de gecodeerde rekening - Ades die zonder verdere bewijsvoering onterecht aan eiser wordt toegeschreven en opeenstapeling van vermoedens die niet vertrekken van bekende feiten of de conclusie niet verantwoorden; - ondergeschikt wordt de in aanmerking genomen winstmarge (4,7%) betwist; a  bewijsvergaring

Overwegende dat overeenkomstig artikel 235 Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1964 de fiscale administratie het recht heeft een strafdossier in te zien en afschrift te bekomen mits uitdrukkelijk verlof van de Procureur-generaal (of de Auditeurgeneraal);

Overwegende dat uit de door verweerder bijgebrachte stukken blijkt dat de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Brussel tussen januari en november 1986 verscheidene malen toelating verleende aan de administratie van de bijzondere belastinginspectie (hierna B.B.I. genoemd) directie Brussel tot inzage en kopiename van het gerechtsdossier ten laste van de genaamden Salomon Goldstein, François Leiser en Hilaire Beelen, dossier ook gekend als Kirschen en C o ;

Overwegende dat het gerechtsdossier derhalve na bekomen van de vereiste toelating werd ingezien niet door de B.B.I. van Antwerpen doch door de B.B.I. van Brussel die zonder enige wettelijke bepaling te schenden de gegevens nodig geacht voor onderhavige taxaties aan een andere directie heeft overgemaakt;

Dat regelmatig door een administratie bekomen inlichtingen immers zelf door een andere administratie mogen gebruikt worden om tot een juiste heffing der belastingen te komen;

Overwegende dat anders dan eiser stelt de gegevens uit een gerechtelijk dossier waarvan op regelmatige wijze werd kennis genomen door de administratie ook mogen gebruikt worden bij de vestiging van aanslagen in hoofde van andere personen dan deze vernoemd in de machtiging van de Procureur-generaal;

Dat zulks ondermeer blijkt uit artikel 243 Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1964 dat bepaalt dat elke inlichting, elk stuk, proces-verbaal of akte in het uitoefenen van zijn functie ontdekt of bekomen door een ambtenaar van een fiscaal staatsbestuur hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van een der in de artikelen 235 en 236 Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1964 aangeduide diensten of besturen door de Staat kan worden ingeroepen voor het opsporen van elke krachtens de belastingwetten verschuldigde som;

Dat anders dan eiser stelt deze bepaling niet is beperkt tot de controle van een welbepaalde belastingplichtige doch algemeen geldt, gesteld zijnde dat de inlichtingen op regelmatige wijze verkregen werden in casu na machtiging van de procureur-generaal;

Overwegende dat eiser verder stelt dat door inzage en afschrift te nemen van rekeningen en boeken afkomstig van het wisselkantoor Kirschen artikel 224 Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1964 dat de administratie verbiedt inlichtingen in te zamelen in de rekeningen van financiële instellingen met het oog op het belasten van hun cliënten werd geschonden ook al werden deze stukken in beslag genomen en aan het gerechtsdossier gevoegd;

Overwegende dat in casu bij het wisselkantoor Kirschen geen inlichtingen werden gevraagd omtrent de rekeningen en er evenmin stukken vanwege dit kantoor werden bekomen;

Dat het verbod van artikel 224 Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1964 slaat op de plaats waar de stukken worden ingezien - in casu bij de financiële instelling zelf, en niet op de aard der stukken die door de administratie werden aangetroffen in het strafdossier dat met de toelating van de procureur-generaal werd ingezien;

Dat deze machtiging geenszins onwettig is en het door eiser geciteerd proces-verbaal van de algemene vergadering van het Hof van Cassatie d.d. 21.12.1995 een gans andere situatie beschrijft met name het machtigen van door de minister van Justitie aangewezen derden (hoogleraren) tot inzage van stukken uit een lopend gerechtelijk onderzoek;

Dat in casu aan de door de wet voorziene personen inzage werd verleend van het strafdossier Kirschen dat een reeks bankdocumenten bevatte die op regelmatige wijze in beslag werden genomen voor het strafonderzoek en door de administratie werden ingezien;

Dat in casu het bewijsmateriaal met name de gegevens en inlichtingen vervat in het gerechtsdossier op wettelijke wijze werd bekomen en derhalve kon aangewend worden voor het vestigen van onderhavige aanslagen;

b  ten gronde

Overwegende dat de administratie op grond van de gegevens geput uit het strafdossier Kirschen volgende conclusies trok:

- de als "Ades" gecodeerde rekening teruggevonden in de zwarte boekhouding van het wisselkantoor hoort toe aan eiser; - alle verrichtingen op deze rekening (crediteningen van 48.864.333 F.) betreffen niet aangegeven verkopen (handelstransacties); - het winstpercentage bedraagt 4,7%; - de meeromzet voor aanslagjaar 1986 bedraagt 48.864.333 F. x 4,7% = 2.325.942 F.;

Overwegende dat wanneer feitelijke vermoedens als bewijsmiddel worden aangewend de administratie moet vertrekken van bekende en vaststaande gegevens die middels een logische redenering toelaten te besluiten tot het onbekende feit; Dat deze bewijstechniek een opeenstapeling van vermoedens verbiedt en de rechterlijke toetsing veronderstelt dat de stukken door de administratie aangewend - in casu de relevante gegevens van het strafdossier, aan het Hof worden voorgelegd;

Overwegende dat in casu het onbekende feit dat door vermoedens moet bewezen worden de belaste meeromzet is en niet (enkel) de identificatie der gecodeerde rekening zoals wordt gesteld in de bestreden beslissing;

Overwegende dat het door de administratie gebruikt bewijsmateriaal hoofdzakelijk zo niet uitsluitend werd gehaald uit het strafdossier Kirschen dat evenwel niet aan het Hof wordt voorgelegd en de verklaringen afgelegd door diverse personeelsleden van Kirschen dat deze stukken de zwarte boekhouding uitmaken van het wisselkantoor niet kan gecontroleerd worden;

Dat de fragmentarisch neergelegde stukken verwijzen naar een rekening met code Ades gekoppeld aan een telefoonnummer toebehorende aan een vennootschap van eisers moeder;

Dat volgens de administratie deze vennootschap in wezen geleid wordt door eiser, gegeven dat voor betwisting vatbaar is en niet nader wordt toegelicht dan door te verwijzen naar het samenwonen van moeder en zoon;

Overwegende dat de door de administratie belaste meerwinst het resultaat is van een opeenstapeling van vermoedens nu uitgaande van een betwistbare identificatie van de rekening Ades alle verrichtingen vermoed werden handelstransacties te zijn en deze transacties verder werden vermoed te zijn gebeurd met een winstpercentage van 4,7%, percentage dat volgens de administratie zou moeten blijken uit een vroeger gesloten akkoord doch volgens de nota van de onderzoekende inspecteur alleszins niet correct is en door de taxatieambtenaar verkeerd werd berekend;

Dat het uitsluitend vaststaand gegeven een nota is houdende opdracht tot betaling van 722 $ op een buitenlandse rekening en ondertekend door eiser die evenwel blijft betwisten dat de met dit bedrag gedebiteerde rekening Ades hem toebehoort;

Dat stukken uit een "zwarte" boekhouding afkomstig van derden enkel dan enige bewijswaarde hebben indien zij bevestiging vinden in andere verifieerbare elementen die niet voorhanden zijn of niet worden voorgelegd;

Dat het vaststaande feit van één betalingsopdracht van 722 $ gegeven door eiser de conclusie van de te belasten meerwinst niet verantwoordt en de identificatie van de gecodeerde rekening op zich reeds een vermoeden is en geen bekend gegeven dat als vertrekpunt kan gelden voor de bewijsvoering door middel van vermoedens;

Dat derhalve de belastbare grondslag niet op regelmatige wijze werd aangetoond en de bestreden aanslag dan ook willekeurig is;

Dat de bestreden beslissing dan ook niet kan behouden worden en de voorziening gegrond is;

OM DEZE REDENEN,

HET HOF,

recht doende op tegenspraak:

Gelet op artikel 24bis van de wet van 15 juni 1935;

Gehoord in openbare zitting het verslag van raadsheer A. Winants;

Verklaart de voorziening ontvankelijk en gegrond;

Hervormt de bestreden beslissing en opnieuw recht doende, doet de bestreden aanslag teniet;

Beveelt de teruggave van de onterecht geïnde bedragen meer de moratoriumintresten op de belastingen;

Verwijst verweerder in de kosten, begroot aan de zijde van eiser op: (orig. + kopie: 304 + rollen: 144)= 448 fr.