Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 07.10.1997

Date :
07-10-1997
Language :
French Dutch
Size :
5 pages
Section :
Regulation
Type :
Belgian justice
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

Amortissements d'emprunt hypothécaire,Qualité de propriétaire

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 07.10.1997
Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 07.10.1997
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 07.10.1997
Tax year : 2005
Document date : 07/10/1997
Document language : FR
Name : A 97/24
Version : 1
Court : appeal

ARRET A 97/24


Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 07.10.1997



FJF 98/74

Amortissements d'emprunt hypothécaire - Qualité de propriétaire

    A défaut d'accord du contribuable sur la rectification proposée de sa déclaration, l'administration doit envoyer à celui-ci un avis de rectification, et ce même si la rectification de la déclaration n'entraîne pas une majoration de l'impôt en raison de la compensation des corrections projetées.

    Le texte de l'article 54, 3° du CIR 1964 conduit inévitablement à reconnaître la déduction aux seuls contribuables qui ont conclu des emprunts en vue de bâtir, acquérir ou transformer un bien immeuble bâti pour eux-mêmes.

    Cette disposition légale exige donc que le prêt hypothécaire soit conclu en vue de l'acquisition, par le contribuable qui souhaite profiter de la déduction, de la propriété du bien immobilier, ce qui n'est pas le cas en l'espèce. En effet, le prêt hypothécaire fut contracté in casu par le père du contribuable, père resté débiteur hypothécaire même après que le contribuable eut acquis, avec l'accord du créancier hypothécaire, le bien immeuble qui était grevé d'hypothèque et se fut engagé à payer la dette hypothécaire solidairement et indivisiblement avec son père resté débiteur du prêt.



 

ZESDE KAMER VOORZITTER : M. Bertrand 

RAADSHEREN : J.M. Wetsels, A. Winants 

ADVOCATEN : mr. A. van Hoof loco mr. D. Fierens, mr. L. Aelbers loco mr. W. Buts 

PARTIJEN : L.D., bediende, tegen de Belgische Staat

Gelet op de aanslag in de personenbelasting, gemeente Antwerpen, - aanslagjaar 1986, inkomsten 1985, artikel 8712711, toegezonden aan de belastingplichtige op 5.07.1988; - aanslagjaar 1987, inkomsten 1986, artikel 8712132, toegezonden aan de belastingplichtige op 14.06.1988; - aanslagjaar 1988, inkomsten 1987, artikel 9711471, toegezonden aan de belastingplichtige op 6.06.1989;

Gelet op de bezwaarschriften, toegekomen bij de bevoegde directeur respectievelijk op 9.8.1988, 9.08.1988 en 13.07.1989;

Gelet op de beslissing waartegen voorziening, genomen door de directeur van de directe belastingen van de gewestelijke directie te Antwerpen I, op 23.05.1991, dezelfde datum aangetekend verzonden aan de belastingplichtige, waardoor voor het aanslagjaar 1988 de betwiste aanslag wordt herzien, rekening houdend met een aftrekbaar bedrag van 19.568 Fr. dat werd besteed aan de inschrijving op en de volstorting in geld van kapitaalaandelen in de Belgische vennootschap "N.V. K.", waarvan de vennootschap-werkgeefster "N.V. H." van eiseres een dochteronderneming is in de zin van de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en dienovereenkomstig voor dat aanslagjaar een bedrag van 8.757 Fr. werd ontheven en voor het overige de bezwaarschriften worden afgewezen;

Gelet op het verzoekschrift tot voorziening ingediend ter griffie van het Hof van beroep te Antwerpen op 27.06.1991, samen met het origineel van het exploot van kennisgeving van dezelfde datum.

Overwegende dat eiseres de bestreden beslissing wil horen teniet doen, opnieuw wijzend de bezwaren wil horen inwilligen en de bestreden aanslagen wil horen vernietigen en de Staat wil horen veroordelen tot terugbetaling van de bedragen die hij op grond van die aanslagen wederrechtelijk zou hebben geïnd in hoofdsom en interesten en tot betaling van de kosten;

dat verweerder de bevestiging van de bestreden beslissing nastreeft.

Overwegende dat het fiscaal verhaal tijdig en ontvankelijk is.

Overwegende dat de gevolgde taxatieprocedures, de omstandigheden die hieraan ten grondslag liggen en de door eiser tegen de betwiste aanslagen aangevoerde bezwaren op passende wijze in de bestreden beslissing werden uiteengezet;

dat het Hof deze uiteenzetting bijtreedt en hier voor hernomen houdt,

Overwegende dat eiseres in haar bezwaarschrift met betrekking tot de bestreden aanslagjaren doet gelden dat voor de inkomsten van de betrokken jaren ten onrechte geen rekening werd gehouden met de kapitaalaftrek voor een middelgrote woning (voor het aanslagjaar 1986: 7.221 x 400.000: 1.200.000 = 2.407 Fr.), (voor het aanslagjaar 1987: 33.138 x 400.000: 1.200.000 = 11.046 Fr.), (voor het aanslagjaar 1988: minstens voor 400.000: 1.200.000 of 13.666 Fr.) terwijl haar lening voldoet aan de voorwaarden van een sociale lening en zij een sociale woning zou hebben;

dat zij met betrekking tot het aanslagjaar 1988 tevens als grief aanvoert dat verschillende bedragen van haar aangifte werden genegeerd zonder bericht van wijziging.

1. Het aanslagjaar 1988:

Overwegende dat voor het aanslagjaar 1988 de gegevens van de aangifte enkel werden gewijzigd met betrekking tot de aankoop van aandelen en eiseres geen bedrag had aangegeven onder code 354;

Dat die gegevens werden gewijzigd zonder voorafgaand bericht van wijziging van aangifte, volgens verweerder omdat de verwachte belastbare grondslag, namelijk 558.649 Fr., lager was dan de aangegeven grondslag;

Dat volgens verweerder immers de dubbel aangegeven voordelen van alle aard ten bedrage van 20.273 Fr. werden geschrapt tegenover een verwijdering van slechts 20.000 Fr. aftrek voor aankoop van aandelen, omdat de bijlage D die zou volgen nog niet toegevoegd was, wat werd rechtgezet bij de beslissing nr. 192317 en geen andere gegevens werden genegeerd;

Dat nochtans, bij gebrek aan het akkoord van eiseres met de voorgenomen wijziging, de administratie aan haar een bericht van wijziging had moeten verzenden, zelfs indien de wijziging van de aangifte geen verhoging van de belasting opleverde omdat de voorgenomen verbeteringen elkaar zouden compenseren;

Dat, aangezien deze substantiële formaliteit ontbreekt, de betrokken aanslagprocedure voor het aanslagjaar 1988 onwettig is en de bestreden aanslag voor het aanslagjaar 1988, inkomsten 1987, artikel 9711471 moet worden vernietigd;

2. De aanslagjaren 1986 en 1987:

Overwegende dat de vader van eiseres op 6.11.1984 een lening afsloot bij de N.V. H. voor een bedrag van 1.200.000 Fr. en tot zekerheid en waarborg van de terugbetaling een hypothecaire inschrijving toestond op het onroerend goed gelegen te Antwerpen, A.-straat;

dat hij op diezelfde datum bij akte verleden voor notaris V. te Wuustwezel het onder hypotheek gestelde goed onder de opschortende voorwaarde van de voltrekking van haar echtscheiding aan eiseres verkocht onder de verplichting de hypothecaire lening af te lossen;

dat de echtscheiding op 17.10.1985 werd voltrokken en eiseres sedertdien de hypothecaire schuld van haar vader betaald heeft;

dat op 11.12.1985 de N.V. H. (hypothecaire schuldeiser), de vader van eiseres (hypothecaire schuldenaar) en eiseres een onderhandse overeenkomst afsloten waaruit blijkt dat eiseres de verbintenis aanging om hoofdelijk en ondeelbaar, met en tussen haar erfgenamen en rechtverkrijgenden, ter ontlasting van haar vader te betalen het kapitaal en de interesten die deze aan de N.V. H. uit hoofde van de hypothecaire lening verschuldigd is; dat de vader van eiseres daarbij niet werd bevrijd van zijn verplichtingen ten opzichte van die vennootschap, zolang ze daarin niet heeft toegestemd; dat eiseres en haar vader beiden daarbij de verbintenis aangingen tegenover de N.V. H. het op 6.09.1985 gewaardeerd kapitaal van 1.186.900 Fr. binnen de 19 jaar en 2 maanden terug te betalen;

dat de grief van eiseres met betrekking tot de kapitaalsaflossing werd verworpen omdat artikel 56 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1964), hierna kortheidshalve WIB/64, bepaalt dat bij het sluiten van het verzekeringscontract de verzekerde kapitalen ten minste gelijk moeten zijn aan de geleende en die voorwaarde niet is vervuld; dat verweerder in conclusies tot de afwijzing van het fiscaal verhaal besluit omdat niet eiseres maar haar vader de betrokken hypothecaire lening heeft aangegaan;

Overwegende dat luidens artikel 54, 3° WIB/64 van het totale bedrijfsinkomen worden afgetrokken de sommen besteed tot aflossing of herstelling van hypothecaire leningen gesloten voor het bouwen, het verwerven of het verbouwen van een gebouwd onroerende goed en gewaarborgd door een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal;

dat artikel 56 § 1 van dat wetboek bepaalt dat de aftrek van aan de aflossing of aan de herstelling van hypotheekleningen bestede sommen, als bedoeld in artikel 54 § 3, slechts wordt toegestaan op voorwaarde dat 1.... bij het sluiten van het verzekeringscontract de verzekerde kapitalen ten minste gelijk zijn aan de geleende;

dat volgens artikel 56 § 2 WIB/64, wanneer het verzekeringscontract is gesloten vanaf 1 januari 1963, de aftrek bovendien slechts in de volgende gevallen wordt toegestaan: 1. De lening tot voorwerp heeft de aankoop, het bouwen of het verbouwen van een sociale woning, een kleine landeigendom of een woning die ermee gelijkgesteld is krachtens de Huisvestingscode, 2. De lening tot voorwerp heeft het kopen, het bouwen of het verbouwen van een woning die als middelgroot wordt beschouwd krachtens de Huisvestingscode; in dit geval wordt de lening slechts in aanmerking genomen ten belope van een aanvangsbedrag van 400.000 Fr., en, in afwijking van vorig 1, mag de verzekerde geldsom tot dat bedrag worden verminderd;

Overwegende dat de betrokken woning voor het Vlaamse Gewest een met een sociale woning gelijkgestelde woning is in de zin van de Huisvestingscode, wat overigens niet betwist is;

dat er voor dergelijke woningen, indien de wettelijke voorwaarden vervuld zijn, een volledige vrijstelling is, aangezien geen vrijstellingsgrens bepaald werd;

dat, te dezen, geen volledige vrijstelling kan worden toegestaan omdat de wettelijke voorwaarden, zoals gezegd, niet vervuld waren;

dat, indien de wettelijke voorwaarden vervuld zijn, voor middelgrote woningen de hypothecaire lening vrijgesteld is tot beloop van een aanvangsbedrag van 400.000 Fr.;

dat als middelgrote woningen in de zin van de Huisvestingscode te beschouwen zijn het woongebouw of het gedeelte van het woongebouw, hieronder begrepen een appartement, bestemd voor de huisvesting van een familie of van een alleenstaande persoon, waarvan de verkoopwaarde het bedrag van 2.500.000 Fr. niet overschrijdt wanneer het om een aankoop gaat en 2.700.000 Fr. wanneer het een bouw, verbouwingen of een aankoop met verbouwingen betreft;

dat de woning van eiseres bijgevolg niet alleen een verkoopwaarde had die beneden de maximumgrens voor sociale woningen lag, maar ook beneden de maximumgrens bepaald voor middelgrote woningen, waaruit af te leiden is dat eiseres principieel aanspraak kan maken op de tot het aanvangsbedrag van 400.000 Fr. beperkte vrijstelling;

Overwegende dat de administratie de vrijstelling van de kapitaalaflossing in code 354 verwierp omdat niet was voldaan aan de voorwaarden daartoe, inzonderheid omdat het bedrag van de schuldsaldoverzekering (800.000 Fr.) lager was dan dit van de hypothecaire lening (1.200.000 Fr.), zoals blijkt uit het bericht van wijziging;

Dat verweerder voor het eerst in voorziening doet gelden dat evenmin was voldaan aan de vereiste dat de hypothecaire lening moet zijn aangegaan door de belastingplichtige zelf;

Dat de betwisting de rechtmatigheid van de door eiseres in haar aangifte verwerkte vrijstelling van de kapitaalsaflossing van de hypothecaire lening betreft en het Hof van die betwisting regelmatig is gevat;

Dat daardoor het Hof de plicht heeft om, binnen de grenzen van haar saisine, alle middelen en argumenten te onderzoeken die de wettigheid of de gegrondheid van de bestreden aanslagen betreffen en daarbij niet gebonden is door overwegingen in feite of in rechte in de bestreden beslissing, noch door de conclusies van partijen;

Dat het Hof bijgevolg dit voor het eerst in voorziening door verweerder opgeworpen argument ter staving van de verwerping van het bedrag in code 354 mag en moet onderzoeken;

Dat de betrokken hypothecaire lening werd aangegaan door de vader van eiseres, die de hypothecaire schuldenaar is gebleven ook nadat eiseres het met hypotheek bezwaarde onroerende goed met instemming van de hypothecaire schuldeiser had verworven en zij zich tot het betalen van de hypothecaire schuld solidair en ondeelbaar met haar vader, die schuldenaar van die lening bleef, had verbonden;

Dat de tekst van artikel 54, 3° WIB/64 onvermijdelijk leidt tot de toekenning van de aftrek aan slechts die belastingplichtigen die hypothecaire leningen hebben aangegaan voor het bouwen, verwerven of verbouwen van een gebouwd onroerend goed voor zichzelf;

Dat die wetsbepaling vereist dat de hypothecaire lening werd aangegaan voor de eigendomsverwerving van een onroerend goed door de belastingplichtige die van de aftrek wil genieten, wat te dezen niet het geval is;

Dat voor de aanslagjaren 1986 en 1987 de bezwaren van eiseres, weliswaar om andere redenen, terecht werden afgewezen;

OM DIE REDENEN,

HET HOF, na beraad,

Recht doende op tegenspraak,

Gelet op artikel 24bis van de wet van 15 juni 1935,

Gehoord in openbare terechtzitting, het rapport van raadsheer J.M. Wetsels,

Verklaart de voorziening toelaatbaar,

Verklaart de voorziening gegrond met betrekking tot het aanslagjaar 1988 en ongegrond voor het overige,

Bevestigt de bestreden beslissing in zoverre de bestreden aanslagen voor de aanslagjaren 1986 en 1987 werden afgewezen,

Wijzigt de bestreden beslissing voor zoveel het bezwaar van eiseres tegen de regelmatigheid van de bestreden aanslag voor het aanslagjaar 1988 werd afgewezen,

Opnieuw wijzend op dat punt,

Verklaart dat bezwaar gegrond,

Doet die aanslag teniet,

Veroordeelt verweerder tot terugbetaling van alle op grond van de vernietigde aanslag, artikel 9711471, aanslagjaar 1988 ten onrechte geïnde bedragen, vermeerderd met de moratoriuminteresten op de belastingen overeenkomstig artikel 418 WIB/92;

Verwijst verweerder in de kosten, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op : (orig. + kopie: 290 + rollen : 207)= 497 fr.