Circulaire nr. 1/2008 (AFZ) dd. 29.01.2008
Summary :
OPDRACHT EN BEVOEGDHEDEN VAN DE FISCALE BEMIDDELINGSDIENST,BEHANDELING EN PROCEDURELE GEVOLGEN VAN EEN AANVRAAG TOT BEMIDDELING ,AANVRAGEN TOT BEMIDDELING DIE SPECIFIEK VERMELD ZIJN IN DE VERSCHILLENDE FISCALE WETBOEKEN
Original text :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||||||||||||||||||||
|
Circulaire nr. 1/2008 (AFZ) dd. 29.01.2008
Document
Search in text:
Properties
Document type : Circular letters Title : Circulaire nr. 1/2008 (AFZ) dd. 29.01.2008 Tax year : 0 Document date : 29/01/2008 Keywords : OPDRACHT EN BEVOEGDHEDEN VAN DE FISCALE BEMIDDELINGSDIENST / BEHANDELING EN PROCEDURELE GEVOLGEN VAN EEN AANVRAAG TOT BEMIDDELING / AANVRAGEN TOT BEMIDDELING DIE SPECIFIEK VERMELD ZIJN IN DE VERSCHILLENDE FISCALE WETBOEKEN Document language : NL Modification date : 22/02/2008 14:53:09 Name : 29.01.08/1 Version : 1
CIRC 29.01.08/1 Circulaire nr. 1/2008 (AFZ) dd. 29.01.2008 OPDRACHT EN BEVOEGDHEDEN VAN DE FISCALE BEMIDDELINGSDIENST BEHANDELING EN PROCEDURELE GEVOLGEN VAN EEN AANVRAAG TOT BEMIDDELING AANVRAGEN TOT BEMIDDELING DIE SPECIFIEK VERMELD ZIJN IN DE VERSCHILLENDE FISCALE WETBOEKEN Eerste commentaar op de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), Titel VII, Hoofdstuk 5 en het koninklijk besluit van 9 mei 2007 tot uitvoering van Hoofdstuk 5 van Titel VII van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). Aan alle ambtenaren van de Administratie van fiscale zaken, van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, van de Administratie der directe belastingen, van de Administratie van de invordering, van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, van de Administratie van het kadaster, van de Administratie der douane en accijnzen en van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie. I. INLEIDING 1. De wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), Titel VII, Hoofdstuk 5 (B.S. van 8 mei 2007) (zie bijlage 1), hierna "de wet" genoemd, en het koninklijk besluit van 9 mei 2007 tot uitvoering van Hoofdstuk 5 van Titel VII van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV) (B.S. 24 mei 2007) (zie bijlage 2), hierna "het uitvoeringsbesluit" genoemd, heeft een fiscale bemiddelingsdienst opgericht bij de Federale Overheidsdienst Financiën. Deze wet en zijn uitvoeringsbesluit treden in werking op 1 mei 2007 (zie nochtans nr. 11). De fiscale bemiddelingsdienst is geplaatst onder de leiding van een college samengesteld uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden, hierna "fiscaal bemiddelaars" genoemd. Dit college, eventueel met uitzondering van de voorzitter, is samengesteld uit een gelijk aantal leden die respectievelijk behoren tot de Nederlandse en Franse taalrol. 2. Deze circulaire heeft tot doel een eerste commentaar op Hoofdstuk 5 van de wet en zijn uitvoeringsbesluit te formuleren. II. OPDRACHT VAN DE FISCALE BEMIDDELINGSDIENST 3. Aansluitend op de voortdurend groeiende complexiteit van de fiscale wetgeving en op de noodzaak om belastingplichtigen akkoord te laten gaan met de heffingen waaraan ze onderworpen zijn, beoogt de tussenkomst van de fiscale bemiddelingsdienst een vermindering van de gerechtelijke geschillen en het vergemakkelijken van de inning van de fiscale schulden door de Schatkist. 4. Krachtens de verdeling van de fiscale bevoegdheden tussen de federale Staat en de Gewesten, draagt de fiscale bemiddelingsdienst de materiële bevoegdheid voor moeilijkheden die rijzen naar aanleiding van de toepassing van de fiscale wetten waarvoor de administraties van de FOD Financiën bevoegd zijn of de dienst verzekeren. In concreto, strekt deze bevoegdheid zich uit tot de belastingen en taksen vermeld in de wet, en dit op het volledige grondgebied van het Koninkrijk, met uitzondering van het Vlaamse gewest wat de onroerende voorheffing betreft. 5. Meer specifiek, heeft de fiscale bemiddelingsdienst een dubbele opdracht die gedefinieerd is in artikel 116 van de wet, zijnde:
7. In het kader van zijn opdracht, richt de dienst elk jaar een activiteitenverslag aan de Minister van Financiën door tussenkomst van de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën. Deze verslagen kunnen nuttig geachte aanbevelingen bevatten die de dienst heeft gericht aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën en vermelden de eventuele moeilijkheden die hij ondervindt bij de uitoefening van zijn ambt. 8. De fiscale bemiddelingsdienst oefent zijn opdracht uit zonder afbreuk te doen aan de bij de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen bedoelde bevoegdheden van de federale ombudsmannen. 9. Het onderzoek van de aanvragen tot bemiddeling gebeurt in alle objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Om de neutraliteit van hun tussenkomst te verzekeren, ontvangen de fiscaal bemiddelaars, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, van geen enkele overheid instructies en kunnen zij niet van hun ambt worden ontheven wegens daden die zij stellen in het raam van hun ambtsvervulling. III. BEVOEGDHEDEN VAN DE FISCALE BEMIDDELINGSDIENST 10. In de uitvoering van zijn opdracht, kan de fiscale bemiddelingsdienst:
11. Iedere belanghebbende kan vanaf 1 november 2007 een aanvraag tot bemiddeling indienen ofwel schriftelijk, per fax of per e-mail, ofwel mondeling tijdens de permanentie georganiseerd door de dienst. Wanneer de bemiddeling mondeling aangevraagd wordt, wordt deze aanvraag op papier gezet door de dienst. 12. De aanvragen tot bemiddeling maken het voorwerp uit van een ontvangstbewijs uitgereikt aan de aanvrager binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. In geval van een mondelinge aanvraag, wordt het ontvangstbewijs onmiddellijk uitgereikt. 13. De behandeling van een aanvraag tot bemiddeling kan geweigerd worden:
15. De fiscale bemiddelingsdienst stelt de betrokken fiscale dienst in kennis van de aanvraag tot bemiddeling die hij voornemens is te behandelen. 16. De opdracht van de fiscale bemiddelingsdienst is niet het interpreteren van de wet of het oordelen over de interpretatie gegeven door de administratie in haar circulaires en instructies. Het bemiddelingsverslag dat verzonden wordt aan de partijen, kan, desgevallend, slechts de uitéénlopende standpunten van de partijen vaststellen. V. PROCEDURELE GEVOLGEN VAN EEN AANVRAAG TOT BEMIDDELING EN VAN DE TUSSENKOMST VAN DE BEMIDDELINGSDIENST 17. Door de partijen te helpen een minnelijk akkoord te bereiken, heeft de tussenkomst van de bemiddelingsdienst ook als doel de fiscale wetgeving transparant te maken en onbegrip uit de wereld te helpen. Deze tussenkomst heeft niet de kenmerken van een administratief orgaan. Twee procedurele effecten zijn dan ook voorzien:
18. De artikelen 117 en 118 van de wet hebben de artikelen 84quater (aanvraag tot bemiddeling in geval van een blijvend meningsverschil over de taxatie) en 85ter (aanvraag tot bemiddeling in geval van invordering), ingevoegd in het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. Aanvraag tot bemiddeling in geval van een blijvend meningsverschil over de taxatie. 19. Op het vlak van taxatie, is de aanvraag tot bemiddeling slechts mogelijk in het geval van een blijvend meningsverschil, dit wil zeggen na het ogenblik waarop de belastingplichtige alle discussiemogelijkheden met de taxatieambtenaar heeft uitgeput en tijdens het beroep ingesteld op basis van artikel 84 W.B.T.W. bij de Minister van Financiën of de door hem gedelegeerde ambtenaar. 20. Teneinde te vermijden dat interferentie tussen de bemiddeling en het gerechtelijk beroep of de inwerkingstelling van een quasi-gerechtelijke procedure optreedt, en te vermijden dat de administratieve overheid haar beslissing tot in het oneindige herziet, heeft artikel 84quater, § 2, W.B.T.W. twee procedureregels ingevoerd, de ene met betrekking tot de ontvankelijkheid van de aanvraag tot bemiddeling, en de andere met betrekking tot de stopzetting van de tussenkomst van de fiscale bemiddelingsdienst. 21. Zo is de aanvraag tot bemiddeling onontvankelijk indien, voorafgaandelijk aan deze aanvraag, de schuldenaar verzet heeft aangetekend tegen het dwangbevel met toepassing van artikel 85 W.B.T.W., ofwel een deskundige schatting met toepassing van artikel 59, § 2, gevorderd heeft om de normale waarde van de goederen en de diensten die het voorwerp uitmaken van het meningsverschil te bepalen, ofwel er reeds uitspraak werd gedaan over de betwisting door de Minister van Financiën of de door hem gedelegeerde ambtenaar. 22. Anderzijds, wanneer, vóór de kennisgeving van het bemiddelingsverslag, de schuldenaar verzet aantekent tegen het dwangbevel, de deskundige schatting wordt gevorderd met toepassing van artikel 59, § 2, of er over de betwisting uitspraak werd gedaan, is de fiscale bemiddelingsdienst ontheven van zijn bevoegdheid. 23. Artikel 84quater, § 3, laat de administratieve overheid uitdrukkelijk toe om in de mate dat zij het gerechtvaardigd acht, het bedrag van de in het dwangbevel gevestigde belasting of boeten naar beneden te herzien voorzover deze herziening geen vrijstelling of vermindering van belasting inhoudt. Daarentegen is het niet toegelaten om een aanvullende belasting te vestigen. Aanvraag tot bemiddeling in geval van invordering 24. Artikel 85ter W.B.T.W., ingevoegd door artikel 118 van de wet, laat aan de schuldenaar toe om een aanvraag tot bemiddeling in te dienen in geval van betwisting met de ontvanger belast met de invordering van zijn fiscale schuld. 25. De schuldenaar kan eveneens de tussenkomst van de fiscale bemiddelingsdienst vragen in geval er een betwisting ontstaat naar aanleiding van de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake de vrijstelling van intresten of inzake het onbeperkt uitstel van de invordering. VII. AANVRAGEN TOT BEMIDDELING IN HET WETBOEK VAN DE INKOMSTENBELASTINGEN 1992 26. De artikelen 119 tot 121 van de wet hebben in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 376quinquies (aanvraag tot bemiddeling in geval van bezwaar ingediend bij de directeur der belastingen), 399bis (aanvraag tot bemiddeling in geval van invordering) en 501bis (aanvraag tot bemiddeling in geval van een blijvend meningsverschil over het kadastraal inkomen) ingevoegd. Aanvraag tot bemiddeling in geval van bezwaar ingediend bij de directeur der belastingen 27. De belastingschuldige, alsmede zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, kan, ingeval een bezwaarschrift werd ingediend conform de artikelen 366 en volgende WIB 92, een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst. 28. Zoals inzake btw, voorziet artikel 376quinquies procedureregels om te vermijden dat interferentie tussen de bemiddeling en het gerechtelijk beroep optreedt en om te vermijden dat de gewestelijke directeur zijn beslissing moet herzien. 29. Zo is de aanvraag tot bemiddeling onontvankelijk wanneer de belastingschuldige of zijn echtgenoot vooraf een vordering bij de rechtbank van eerste aanleg heeft ingesteld of wanneer er reeds uitspraak werd gedaan over het bezwaar. Daarentegen, wanneer, vóór de kennisgeving van het bemiddelingsverslag, de belastingschuldige of zijn echtgenoot een vordering bij de rechtbank van eerste aanleg heeft ingesteld of er uitspraak werd gedaan over het bezwaar, is de fiscale bemiddelingsdienst ontheven van zijn bevoegdheid. 30. Complementair aan de administratieve bezwaarprocedure, wijzigt de bemiddeling niets aan de regels die deze procedure beheersen. Zo kan, ten gevolge van het bemiddelingsverslag, de directeursbeslissing over het bezwaar geen aanvullende aanslag vestigen, noch een compensatie verwezenlijken tussen een rechtmatig bevonden ontheffing en een ontoereikendheid van aanslag die vastgesteld zou zijn. Aanvraag tot bemiddeling in geval van invordering 31. Artikel 399bis WIB 92 laat aan de belastingschuldige, alsmede aan zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, toe om een aanvraag tot bemiddeling in te dienen in geval van betwisting met de ontvanger belast met de invordering van zijn fiscale schuld. 32. De belastingschuldige, alsmede zijn echtgenoot, kan eveneens de tussenkomst van de fiscale bemiddelingsdienst vragen in geval er een betwisting ontstaat naar aanleiding van de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake de vrijstelling van intresten of inzake het onbeperkt uitstel van de invordering. Aanvraag tot bemiddeling in geval van een blijvend meningsverschil over het kadastraal inkomen 33. Het nieuwe artikel 501bis biedt de mogelijkheid aan de belastingplichtige die een geldig bezwaar heeft ingediend tegen het kadastraal inkomen dat hem werd betekend, om fiscale bemiddeling aan te vragen wanneer, na onderhandelingen, de onenigheid tussen hem en de administratie blijft bestaan. 34. De huidige procedure voor het indienen van een bezwaar tegen het kadastraal inkomen schrijft voor dat, in geval van niet-akkoord, de ambtenaar onmiddellijk na de onderhandelingen aanvangt met het opstellen van een proces-verbaal van niet-akkoord, in aanwezigheid van de bezwaarindiener. Indien de onderhandelingen evenwel niet zouden leiden tot een akkoord over de hoogte van het betekend kadastraal inkomen, zal de bezwaarindiener moeten ingelicht worden over de mogelijkheid om een tussenkomst van de fiscale bemiddelingsdienst te vragen. 35. Als hij die tussenkomst niet vraagt, zal het proces-verbaal van niet-akkoord worden opgesteld met vermelding dat de bezwaarindiener geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid geboden in artikel 501bis. 36. In geval van een aanvraag tot bemiddeling, wordt geen proces-verbaal van niet-akkoord opgesteld, althans niet onmiddellijk. De aanvraag tot bemiddeling maakt het voorwerp uit van een afzonderlijk document. Dit gedagtekend document bevat de datum van het aanvankelijke bezwaar en vermeldt dat het voortspruit uit de onderhandelingen bedoeld in artikel 501bis WIB 92 en dat, indien de bemiddeling niet slaagt, de bezwaarindiener opnieuw zal worden opgeroepen met het oog op de opstelling van het in § 2 van artikel 501bis voorziene proces-verbaal. Na de overhandiging van een kopie aan de bezwaarindiener, zendt de onderzoekende ambtenaar per fax of elektronische post het door de twee partijen ondertekend document aan de bevoegde dienst. 37. Bij een vruchteloze bemiddeling, zal de onderzoekende ambtenaar zo snel mogelijk de bezwaarindiener oproepen om de behandeling van zijn bezwaar verder te zetten en desgevallend het proces-verbaal van niet-akkoord op te stellen. De procedure blijft onveranderd. Maar de onderzoekende ambtenaar moet er over waken dat het proces-verbaal tot stand komt binnen de redelijke termijn, te weten tijdens de 6 maanden volgend op de indiening van het bezwaarschrift. 38. Als de bewaarindiener niet komt opdagen voor de onderhandelingen, blijft de huidige procedure van kracht. VIII. AANVRAGEN TOT BEMIDDELING IN HET WETBOEK VAN DE MET DE INKOMSTENBELASTINGEN GELIJKGESTELDE BELASTINGEN 39. Artikel 123 van de wet brengt wijzigingen aan in artikel 2 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen teneinde de artikelen 376quinquies en 399bis WIB 92 van toepassing te maken op deze belastingen. Bijgevolg kan de belastingschuldige, alsmede zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, een aanvraag tot bemiddeling indienen in geval van bezwaar (zie nrs. 27 tot 30) en in geval van betwisting met de ontvanger belast met de invordering van zijn belastingschuld (zie nrs. 31 en 32). IX. AANVRAGEN TOT BEMIDDELING IN HET WETBOEK DER REGISTRATIE-, HYPOTHEEK- EN GRIFFIERECHTEN 40. Artikel 124 van de wet heeft artikel 219 van het Wetboek der Registratierechten gewijzigd. 41. De wijzigingen aan artikel 219 van het W. Reg. hebben in de eerste plaats tot doel in dat Wetboek de mogelijkheid in te schrijven om beroep te doen op de fiscale bemiddelingsdienst. Die bemiddeling kan gevraagd worden zolang het geschil tussen de belastingplichtige en de ontvanger der registratierechten zich nog in de informele fase bevindt. Dit betekent met andere woorden dat de tussenkomst van de fiscale bemiddelingsdienst kan gevraagd worden zolang de belastingplichtige geen verzet heeft gedaan tegen het in het kader van de betwisting uitgevaardigde dwangbevel. Met dat verzet wordt immers een einde gemaakt aan de administratieve fase van het geschil en wordt het voor beslechting aan de rechterlijke macht voorgelegd. 42. Vooraleer beroep te kunnen doen op de bemiddeling, moet de belastingplichtige evenwel gepoogd hebben het geschil met de administratie op te lossen via op ernstige wijze gevoerde onderhandelingen. Er moet vooreerst een werkelijke moeilijkheid zijn en vervolgens moet die moeilijkheid zijn blijven bestaan na onderhandelingen met de administratie. Indien de fiscale bemiddelingsdienst vaststelt dat hij verzocht wordt om tussen te komen vooraleer de belastingplichtige ook maar enige moeite gedaan heeft om de moeilijkheid in samenspraak met de administratie op te lossen, kan hij weigeren op het verzoek tot tussenkomst in te gaan. 43. Het spreekt voor zich dat dergelijke bemiddeling geen nut meer heeft wanneer de formele procedure van de controleschatting wordt ingesteld of wanneer het geschil voor beslechting aan de rechter wordt voorgelegd. 44. Er wordt aan herinnerd dat de meeste registratierechten gewestelijke belastingen zijn. Voor het bekomen of behouden van bepaalde vrijstellingen en verminderingen op het vlak van gewestelijke belastingen, wordt door de Gewesten het bekomen van bepaalde attesten, die door de Gewesten zelf worden afgeleverd, vereist. De fiscale bemiddelingsdienst komt niet tussen in geschillen betreffende de aflevering van die attesten. X. AANVRAGEN TOT BEMIDDELING IN HET WETBOEK DER SUCCESSIERECHTEN 45. Artikel 125 van de wet heeft artikel 141 van het Wetboek der Successierechten gewijzigd. 46. Wat geldt voor de registratierechten (zie supra) i.v.m. de fiscale bemiddeling, geldt, mutatis mutandis, ook voor de successierechten. XI. AANVRAGEN TOT BEMIDDELING IN HET WETBOEK DIVERSE RECHTEN EN TAKSEN 47. Artikel 126 van de wet heeft artikel 2024 van het Wetboek diverse rechten en taksen gewijzigd. 48. De diversen rechten en taksen zijn geen gewestelijke belastingen. Voor het overige, wat geldt voor de registratierechten (zie supra) i.v.m. de fiscale bemiddeling, geldt ook, mutatis mutandis, voor de diverse rechten en taksen. XII. AANVRAGEN TOT BEMIDDELING IN DE ALGEMENE WET INZAKE DOUANE EN ACCIJNZEN VAN 18 JULI 1977 49. De artikelen 127 tot 130 van de wet hebben in de Algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 een nieuw Hoofdstuk XXIIIbis ingevoegd, dat de artikelen 219bis, 219ter en 219quater omvat, betreffende de aanvragen tot bemiddeling in verband met beschikkingen waartegen een administratief beroep werd ingediend. 50. Ieder persoon die een regelmatig administratief beroep tegen een beschikking van de gewestelijk directeur of een ambtenaar met een gelijkwaardige graad instelt, kan een aanvraag tot bemiddeling betreffende die beschikking indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst. 51. Op het gebied van douane en accijnzen, betreffen de beschikkingen waartegen een administratief beroep wordt ingediend, niet enkel beschikkingen met betrekking tot nationale belastingen en eigen middelen van de Europese Gemeenschap, maar ook beschikkingen die de persoon rechtstreeks en individueel raken en geen rechtstreeks verband houden met belastingen (bv. verlenen, weigeren, intrekken van allerlei vergunningen). De aanvraag tot bemiddeling wordt dus ingediend met inachtneming van de geldende nationale en communautaire wetgevingen. In het bijzonder wijzigt de bemiddeling niets aan de proceduremaatregelen van het administratief beroep voorzien in de Algemene wet inzake douane en accijnzen (artikelen 214 tot en met 219), de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek (artikel 1385decies en artikel 1385undecies) en het Communautair Douanewetboek (artikelen 243 tot en met 246). 52. Het administratief beroep kan op grond van artikel 213 van de Algemene wet inzake douane en accijnzen geen betrekking hebben op beschikkingen getroffen met toepassing van artikel 263, d. w. z. in verband met transacties waarbij de Administratie der douane en accijnzen een dading sluit met de overtreder met het oog op het vermijden van strafrechtelijke vervolging. 53. Zoals inzake btw, voorziet artikel 219ter procedureregels om te vermijden dat de bemiddeling met het gerechtelijk beroep interfereert of de procedure van het administratief beroep en de invordering van de fiscale schulden (nationale of eigen middelen van de Europese Gemeenschap) vertraagt. 54. Zo is de aanvraag tot bemiddeling onontvankelijk wanneer de aanvrager voorafgaandelijk een vordering bij de rechtbank van eerste aanleg heeft aanhangig gemaakt of wanneer over het administratief beroep bij toepassing van artikel 219 een beslissing werd getroffen. Daarentegen, wanneer, vóór de kennisgeving van het bemiddelingsverslag, de belastingschuldige een vordering bij de rechtbank van eerste aanleg heeft aanhangig gemaakt of wanneer over het administratief beroep bij toepassing van artikel 219 een beslissing werd getroffen, is de fiscale bemiddelingsdienst ontheven van zijn bevoegdheid. 55. De Administratie der douane en accijnzen ziet in het bijzonder toe op de correcte toepassing van deze bepaling die haar toelaat om haar communautaire verplichtingen na te komen. Hoe dan ook, mag de bemiddeling nooit tot gevolg hebben dat de terbeschikkingstelling van de eigen middelen aan het communautaire budget wordt vertraagd. 56. Het verslag van de bemiddelaar heeft geen dwingend karakter tegenover de autoriteit die beslist over het administratief beroep, maar laat deze toe om het standpunt en de situatie van de belanghebbende beter te begrijpen. De Administratie neemt kennis van het bemiddelingsverslag en houdt er rekening mee in de motivering van de beslissing over het administratief beroep. 57. Artikel 219quater heeft tot doel artikel 244 van het Communautair Douanewetboek na te leven dat bepaalt dat het instellen van een administratief beroep de tenuitvoerlegging van de aangevochten beschikking niet schorst. 58. De Administratie kan de tenuitvoerlegging van de aangevochten beschikking evenwel geheel of gedeeltelijk opschorten indien zij gegronde redenen heeft om aan de overeenstemming van die beschikking met de douanewetgeving te twijfelen of indien de belanghebbende onherstelbare schade dreigt te lijden. Indien de aangevochten beschikking tot de toepassing van rechten bij invoer of van rechten bij uitvoer leidt, dient ingeval van opschorting van de tenuitvoerlegging van deze beschikking een zekerheid te bestaan of te worden gesteld. XIII. PRAKTISCHE REGELS MET BETREKKING TOT DE TUSSENKOMST VAN DE FISCALE BEMIDDELINGSDIENST 59. Artikel 7 van het uitvoeringsbesluit voorziet dat de fiscaal bemiddelaars een reglement van interne orde moeten opstellen en dat dit reglement moet worden goedgekeurd door de Minister van Financiën en moet worden bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad. De memorie van toelichting van de wet voorziet ook dat een protocol de samenwerking tussen de fiscale bemiddelingsdienst en de administratie zal regelen. 60. De praktische regels met betrekking tot de tussenkomst van de fiscale bemiddelingsdienst zullen opgenomen worden in deze documenten. XIV. INWERKINGTREDING 61. Deze circulaire is onmiddellijk van toepassing. NAMENS DE MINISTER: De adjunct-administrateur-generaal, Paul NECKEBROECK Bijlage 1 25 APRIL 2007. - Wet houdende diverse bepalingen (IV) TITEL VII. - Financiën HOOFDSTUK V. - Bemiddeling op fiscaal gebied Afdeling 1. - De fiscale bemiddelingsdienst Art. 116. § 1. De fiscale bemiddelingsdienst onderzoekt de hem in het raam van dit hoofdstuk voorgelegde aanvragen tot bemiddeling, in alle objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid en met inachtneming van de wet; hij streeft ernaar de standpunten van de partijen te verzoenen en zendt hen een bemiddelingsverslag. De fiscale bemiddelingsdienst weigert een aanvraag tot bemiddeling te behandelen: 1° indien de aanvraag duidelijk ongegrond is; 2° indien de aanvrager duidelijk geen stappen bij de betrokken bevoegde administratieve overheid heeft ondernomen teneinde de standpunten met elkaar te verzoenen. De indiening en het onderzoek van een aanvraag tot bemiddeling hebben geen enkele schorsende of stuitende werking. Tegen de bemiddelingsverslagen en de beslissingen betreffende de ontvankelijkheid kan geen administratief of een gerechtelijk beroep worden ingesteld. § 2. De fiscale bemiddelingsdienst kan ook aanbevelingen richten aan de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën, in het bijzonder met betrekking tot bestuurshandelingen of de bestuurlijke werking die in strijd zijn met de principes van behoorlijk bestuur en de wetten en verordeningen. § 3. In de uitvoering van zijn opdrachten kan de fiscale bemiddelingsdienst: 1° alle inlichtingen inwinnen die hij nodig acht; 2° alle betrokken personen horen; 3° en ter plaatse alle vaststellingen doen. § 4. De fiscale bemiddelingsdienst oefent zijn in dit hoofdstuk omschreven opdracht uit zonder afbreuk te doen aan de bij de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen bedoelde bevoegdheden van de federale ombudsmannen. § 5. De Koning, bij een in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad: - richt de dienst met als naam "fiscale bemiddelingsdienst" op bij de Federale Overheidsdienst Financiën en bepaalt de werkingswijze ervan; - benoemt, na advies van het directiecomité, de bestuurders van de bovenvermelde dienst; - bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit hoofdstuk. Afdeling 2. - Wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde Art. 117. In het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wordt een artikel 84quater ingevoegd, luidende: " Art. 84quater . § 1. Ingeval een blijvend meningsverschil over de taxatie gebracht wordt voor de minister van Financiën of de door hem gemachtigde ambtenaar, kan de schuldenaar van de belasting een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). § 2. De aanvraag tot bemiddeling is onontvankelijk indien de schuldenaar van de belasting vooraf verzet heeft aangetekend tegen het dwangbevel, wanneer de deskundige schatting gevorderd werd met toepassing van artikel 59, § 2, of wanneer reeds uitspraak werd gedaan over de betwisting. Wanneer de schuldenaar van de belasting verzet aantekent tegen het dwangbevel, wanneer de deskundige schatting gevorderd is met toepassing van artikel 59, § 2, of wanneer over de betwisting uitspraak werd gedaan, vóór de kennisgeving van het bemiddelingsverslag, is de fiscale bemiddelingsdienst ontheven van zijn bevoegdheid. § 3. Ingevolge het bemiddelingsverslag kan de administratieve beslissing het bedrag van de fiscale schuld aanpassen, voor zover dit geen vrijstelling of vermindering van belasting inhoudt. Het is evenwel niet toegelaten een aanvullende belasting te vestigen.". Art. 118. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 85ter ingevoegd, luidende: "Art. 85 ter . In geval van betwisting met de ontvanger die belast is met de invordering van zijn fiscale schuld, kan de belastingschuldige een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV).". Afdeling 3. - Wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Art. 119. In het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt een artikel 376 quinquies ingevoegd, luidende: "Art. 376quinquies. § 1. Ingeval een bezwaarschrift werd ingediend bij de directeur der belastingen, kan de belastingschuldige, evenals zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). § 2. De aanvraag tot bemiddeling is onontvankelijk wanneer de belastingschuldige vooraf een vordering bij de rechtbank van eerste aanleg heeft ingesteld of wanneer reeds uitspraak werd gedaan over het bezwaar. Wanneer de belastingschuldige een vordering bij de rechtbank van eerste aanleg heeft ingesteld of wanneer reeds uitspraak werd gedaan over het bezwaar, vóór de kennisgeving van het bemiddelingsverslag, is de fiscale bemiddelingsdienst ontheven van zijn bevoegdheid.". Art. 120. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 399 bis ingevoegd, luidende: "Art. 399 bis. In geval van betwisting met de ontvanger belast met de invordering van zijn fiscale schuld, kan de belastingschuldige, evenals zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV).". Art. 121. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 501bis ingevoegd luidende: "Art. 501 bis . - § 1. Indien in de loop van de behandeling van het bezwaar en na onderhandelingen de onenigheid blijft bestaan, kan de bezwaarindiener, via de tussenkomst van de onderzoekende ambtenaar, een aanvraag om bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). Wanneer het proces-verbaal van niet-akkoord, dat opgesteld is met het oog op het vorderen van de scheidsrechterlijke beslissing bedoeld in § 2 aan de belastingplichtige werd betekend vóór de kennisgeving van het bemiddelingsverslag, is de fiscale bemiddelingsdienst ontheven van zijn bevoegdheid. § 2. Indien de onderzoekende ambtenaar en de bezwaarindiener, ondanks de eventuele bemiddeling, geen akkoord bereiken over het kadastraal inkomen dat aan het onroerend goed moet worden toegekend, wordt een proces-verbaal van niet-akkoord opgesteld en hebben de onderzoekende ambtenaar en de bezwaarindiener de mogelijkheid een scheidsrechterlijke beslissing te vorderen teneinde het bedoelde kadastraal inkomen vast te stellen.". Art. 122. In hetzelfde Wetboek wordt het eerste lid van artikel 502 opgeheven. Afdeling 4. - Wijziging van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen Art. 123. In artikel 2, eerste lid, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen worden de woorden " 399 bis , "ingevoegd tussen de woorden" 398 "en de woorden" 409". Afdeling 5. - Wijzigingen aan het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, aan het Wetboek der successierechten en aan het Wetboek diverse rechten en taksen Onderafdeling 1. - Wijzigingen aan het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten Art. 124 . In artikel 219 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vervangen door artikel 66 van de wet van 15 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden: a) na het woord "heffing" de woorden "of de invordering" ingevoegd; b) de woorden "of de door hem gemachtigde ambtenaar" ingevoegd tussen de woorden "de minister van Financiën" en het woord "opgelost"; 2° tussen het eerste en het tweede lid worden de volgende leden ingevoegd: "Indien, na onderhandelingen, met de minister of met de door hem gemachtigde ambtenaar geen akkoord wordt bereikt over een moeilijkheid als bedoeld in het eerste lid, kan de belastingplichtige een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). Ingeval de moeilijkheid de verkoopwaarde betreft van een goed dat aan de in artikel 189 bedoelde schatting is onderworpen, kan de bemiddeling van de fiscale bemiddelingsdienst daarover niet meer gevraagd of worden voortgezet zodra de vordering tot controleschatting is ingesteld. De Koning kan bepalen voor welke moeilijkheden in verband met de heffing en invordering van de registratierechten bemiddeling door de fiscale bemiddelingsdienst is uitgesloten."; 3° in het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "of de door hem gedelegeerde ambtenaar" ingevoegd tussen de woorden "De minister van Financiën" en de woorden "gaat dadingen met de belastingplichtigen aan". Onderafdeling 2. - Wijzigingen van het Wetboek der successierechten. Art. 125. In artikel 141 van het Wetboek der successierechten, gewijzigd bij de artikelen 96 van de wet van 4 augustus 1986 en 73 van de wet van 15 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden: a) na het woord "heffing" de woorden "of de invordering" ingevoegd; b) de woorden "of de door hem gemachtigde ambtenaar" ingevoegd tussen de woorden "komt de minister van Financiën" en het woord "toe"; 2° tussen het eerste en het tweede lid worden de volgende leden ingevoegd: "Indien, na onderhandelingen met de minister of met de door hem gemachtigde ambtenaar geen akkoord wordt bereikt over een moeilijkheid als bedoeld in het eerste lid, kan de belastingplichtige een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). Ingeval de moeilijkheid de verkoopwaarde betreft van een goed dat aan de in artikel 111 bedoelde schatting is onderworpen, kan de bemiddeling van de fiscale bemiddelingsdienst daarover niet meer gevraagd of voortgezet worden van zodra de vordering tot controleschatting is ingesteld. De Koning kan bepalen voor welke moeilijkheden in verband met de heffing en invordering van de successierechten bemiddeling door de fiscale bemiddelingsdienst is uitgesloten."; 3° in het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "of de door hem gemachtigde ambtenaar" ingevoegd tussen de woorden "De minister van Financiën" en de woorden "gaat de transacties met de belastingplichtigen aan". Onderafdeling 3. - Wijzigingen van het Wetboek diverse rechten en taksen Art. 126. In artikel 2024 van het Wetboek diverse rechten en taksen, gewijzigd bij artikelen 75 van de wet van 4 augustus 1986 en 83 van de wet van 15 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden: a) de woorden "het innen" vervangen door de woorden "de heffing of de invordering"; b) de woorden "of de door hem gemachtigde ambtenaar" ingevoegd tussen de woorden "de minister van Financiën" en het woord "opgelost"; 2° tussen het eerste en het tweede lid worden de volgende leden ingevoegd: "Indien, na onderhandelingen met de minister of met de door hem gemachtigde ambtenaar geen akkoord wordt bereikt over een moeilijkheid als bedoeld in het eerste lid, kan de belastingplichtige een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). De Koning kan bepalen voor welke moeilijkheden in verband met de heffing en invordering van de diverse rechten en taksen bemiddeling door de fiscale bemiddelingsdienst is uitgesloten.". Afdeling 6. - Wijzigingen van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 Art. 127. In de Algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 wordt een nieuw hoofdstuk XXIIIbis ingevoegd, dat de artikelen 219bis tot 219quater omvat, luidende: "Hoofdstuk XXIII bis. - Fiscale bemiddeling" Art. 128. In dezelfde wet wordt een artikel 219bis ingevoegd, luidende: "Art. 219 bis . Iedere persoon die, overeenkomstig de artikelen 211 tot en met 219, een regelmatig administratief beroep tegen een beschikking instelt, kan een aanvraag tot bemiddeling betreffende die beschikking indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV).". Art. 129. In dezelfde wet wordt een artikel 219ter ingevoegd, luidende: "Art. 219 ter . De aanvraag tot bemiddeling is onontvankelijk wanneer de aanvrager vooraf een vordering bij de rechtbank van eerste aanleg heeft ingesteld of wanneer over het administratief beroep bij toepassing van artikel 219 een beslissing werd getroffen. Wanneer de belastingschuldige een vordering bij de rechtbank van eerste aanleg heeft ingesteld of wanneer over het administratief beroep bij toepassing van artikel 219 een beslissing werd getroffen, vóór de kennisgeving van het bemiddelingsverslag, is de fiscale bemiddelingsdienst ontheven van zijn bevoegdheid.". Art. 130. In dezelfde wet wordt een artikel 219quater ingevoegd, luidende: "Art. 219 quater. - De aanvraag tot bemiddeling schort de tenuitvoerlegging van de aangevochten beschikking niet.". Afdeling 7. - Gemeenschappelijke bepaling Art. 131. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te bepalen datum. Bijlage 2 9 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk 5 van Titel VII van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV) HOOFDSTUK I. - Oprichting van de fiscale bemiddelingsdienst en aanwijzing van zijn leden Artikel 1. Bij de federale Overheidsdienst Financiën wordt een fiscale bemiddelingsdienst, hierna "de dienst" genoemd, opgericht en onder de leiding geplaatst van een college samengesteld uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden, hierna "fiscaal bemiddelaars" genoemd. De Minister van Financiën wijst onder de leden van het college een Voorzitter aan. Dit college, eventueel met uitzondering van de Voorzitter, is samengesteld uit een gelijk aantal leden die respectievelijk behoren tot de Nederlandse en de Franse taalrol. Art. 2. De fiscaal bemiddelaars worden aangeduid, na een oproep tot kandidaatstelling op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel in bijlage. De fiscaal bemiddelaars worden aangeduid voor een termijn van vijf jaar, deze aanduiding is hernieuwbaar. Zij oefenen hun mandaat voltijds uit. De eerste samenstelling van het college zal uitsluitend bestaan uit ambtenaren van niveau 1 (A) van de Federale Overheidsdienst Financiën. Art. 3. De Koning kan, na advies van het directiecomité, bij in Ministerraad overlegd besluit een einde maken aan het mandaat van de fiscaal bemiddelaars: 1) op hun verzoek; 2) om ernstige redenen. Het mandaat eindigt van rechtswege wanneer zij de leeftijd van 65 jaar bereiken. Art. 4. De dienst is samengesteld uit ten minste twintig personeelsleden die titularis zijn van een betrekking van niveau A of B en ten minste drie personeelsleden die titularis zijn van een betrekking van niveau C. Met het oog op de aanduiding van deze personeelsleden wordt in al de administraties en diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën een oproep tot de kandidaten gericht. Om te kunnen worden aangeduid, moeten de kandidaten een gunstige vermelding bekomen aan het einde van een selectieprocedure op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel. Deze selectieprocedure wordt vastgesteld door de Minister van Financiën. Uit de lijst van de op basis van voormelde selectieprocedure weerhouden kandidaten, duidt de Minister van Financiën de personeelsleden aan bedoeld in het eerste lid, op voordracht van de fiscaal bemiddelaars. De aanduiding geldt voor vijf jaar. Zij is hernieuwbaar. Op verzoek van de fiscaal bemiddelaars, of op verzoek van het personeelslid kan, in uitzonderlijke omstandigheden van deze duur worden afgeweken bij behoorlijk gemotiveerde beslissing van de Minister van Financiën. Een mutatie, een verandering van graad, een verandering van vakklasse of een bevordering in de administratie van oorsprong kan evenwel niet worden beschouwd als een uitzonderlijke omstandigheid bedoeld in het vorige lid. Art. 5. De personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën, bedoeld in de artikelen 2 en 4, worden ter beschikking gesteld van de dienst en behouden in hun administratie van oorsprong hun rechten op bevordering, verandering van vakklasse, verandering van graad en op mutatie. HOOFDSTUK II. - Werking van de fiscale bemiddelingsdienst Art. 6. Binnen de grenzen van hun bevoegdheid, ontvangen de fiscaal bemiddelaars van geen enkele overheid instructies. Behoudens in geval van zware fout, kunnen zij niet van hun ambt worden ontheven wegens daden die zij stellen in het raam van hun ambtsvervulling. Art. 7. De fiscaal bemiddelaars stellen een reglement van interne orde op. Dit reglement wordt goedgekeurd door de Minister van Financiën en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Art. 8. Onverminderd de delegaties die de ze elkaar bij collegiale beslissing verlenen, treden de fiscaal bemiddelaars op als college. De beslissingen worden genomen door een meerderheid van het quorum van de leden van het college, elk lid beschikkend over één stem en het quorum zoals bepaald door het reglement van interne orde. In geval van pariteit van stemmen, is de stem van de Voorzitter doorslaggevend. Art. 9. Iedere belanghebbende kan een aanvraag tot bemiddeling indienen ofwel schriftelijk, per fax of per e-mail ofwel mondeling tijdens de permanentie georganiseerd door de dienst. Art. 10. De aanvragen tot bemiddeling maken het voorwerp uit van een ontvangstbewijs uitgereikt aan de aanvrager binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. Wanneer de bemiddeling mondeling aangevraagd wordt, wordt zij op papier gezet door de dienst. In afwijking van het eerste lid wordt het ontvangstbewijs onmiddellijk uitgereikt. Art. 11. De dienst deelt de aanvrager ten laatste binnen de vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van de aanvraag tot bemiddeling haar beslissing mee om deze aanvraag al dan niet te behandelen of ze aan een andere ombudsman door te zenden. De weigering om een klacht te behandelen wordt gemotiveerd. De dienst fiscaal bemiddelaar stelt de betrokken fiscale dienst in kennis van de aanvraag tot bemiddeling die zij voornemens is te behandelen. Art. 12. Het bemiddelingsverslag wordt aan de aanvrager en de betrokken fiscale dienst ter kennis gebracht. Art. 13. Elk jaar en uiterlijk op 31 maart richt de dienst een verslag over haar activiteiten aan de Minister van Financiën door tussenkomst van de voorzitter van de FOD Financiën. Deze verslagen kunnen nuttig geachte aanbevelingen bevatten die de dienst heeft gericht aan de voorzitter van de FOD Financiën en vermelden de eventuele moeilijkheden die ze ondervindt bij de uitoefening van haar ambt. De identiteit van de aanvrager en van de personeelsleden van de FOD Financiën mag niet worden vermeld in deze verslagen. De verslagen worden openbaar gemaakt door de Minister van Financiën. Art. 14. De bepalingen van Hoofdstuk 5 van Titel VII van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV) en dit besluit treden in werking op 1 mei 2007. In afwijking van het vorige lid kan de aanvraag tot bemiddeling slechts worden ingediend, met ingang van de eerste dag van de zesde maand die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. Art. 15. Onze Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit. |
|||||||||||||||||||||||||