Circulaire nr. AOIF 39/2005 (E.T.108.816) dd. 27.09.2005
Summary :
DIENSTEN,Bedrijvencentrum,Complexe dienstprestatie volledig aan BTW onderworpen,Dienstencentrum,Plaats van de dienst,ONROEREND GOED,Onroerende verhuur met bijkomende diensten,Terbeschikkingstelling van ruimten die onroerend uit hun aard zijn in het kader van een complexe dienstprestatie
Original text :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||
Circulaire nr. AOIF 39/2005 (E.T.108.816) dd. 27.09.2005
Document
Search in text:
Properties
Document type : Circular letters Title : Circulaire nr. AOIF 39/2005 (E.T.108.816) dd. 27.09.2005 Tax year : 0 Document date : 27/09/2005 Keywords : DIENSTEN / Bedrijvencentrum / Complexe dienstprestatie volledig aan BTW onderworpen / Dienstencentrum / Plaats van de dienst / ONROEREND GOED / Onroerende verhuur met bijkomende diensten / Terbeschikkingstelling van ruimten die onroerend uit hun aard zijn in het kader van een complexe dienstprestatie door een bedrijvencentrum of dienstencentrum / RECHT OP AFTREK Document language : NL Modification date : 31/08/2007 15:50:21 Name : 39/2005 Version : 1
CIRC 39/2005 Circulaire nr. AOIF 39/2005 (E.T.108.816) dd. 27.09.2005 DIENSTEN Bedrijvencentrum Complexe dienstprestatie volledig aan BTW onderworpen Dienstencentrum Plaats van de dienst ONROEREND GOED Onroerende verhuur met bijkomende diensten Terbeschikkingstelling van ruimten die onroerend uit hun aard zijn in het kader van een complexe dienstprestatie door een bedrijvencentrum of dienstencentrum RECHT OP AFTREK Aan alle ambtenaren van de niveaus A, B en C van het AOIF-sector BTW. 1. INLEIDING Bedrijven- of dienstencentra hebben als hoofdactiviteit het verlenen aan ondernemingen, zelfstandigen of beoefenaars van een vrij beroep, van een geheel van niet te scheiden diensten door middel van een complete en geïntegreerde infrastructuur. Dit geheel van diensten dat tegen een forfaitaire prijs wordt aangeboden, omvat tegelijkertijd de terbeschikkingstelling van gemeubelde, privatieve lokalen, het gebruik van een infrastructuur die voor het gemeenschappelijk gebruik van alle "huurders" is bestemd (vergaderzalen, sanitair, ontvangst- of ontspanningsruimte, fax, kopieerapparaat, enz.…), het gebruik van een telefoon- en bureauticanetwerk, evenals diensten van diverse aard (zoals het onthaal van bezoekers, het ontvangen van de post, het onderhoud van de lokalen, enz….). Tot op heden is de administratie ervan uitgegaan dat :
2. EVOLUTIE IN DE JURISPRUDENTIE Volgens het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moet men, om te bepalen of een handeling al dan niet kan worden gekwalificeerd als een onroerende verhuur, het voorwerp zelf van de overeenkomst analyseren (arrest van 18 november 2004, zaak C-284/03, Temco Europe). Indien het in hoofdzaak gaat om het gebruik van een gebouw, moet de handeling worden gekwalificeerd als een onroerende verhuur die bijgevolg van de BTW is vrijgesteld zonder recht op aftrek te verlenen aan de verhuurder. Indien daarentegen het voorwerp van de overeenkomst hoofdzakelijk bestaat uit een andere dienst, is de handeling in principe aan de BTW onderworpen, met recht op aftrek in hoofde van de dienstverrichter, ongeacht hoe deze handeling wordt gekwalificeerd. Het Hof heeft gewezen op de noodzaak om een onderscheid te maken tussen de handelingen van onroerende verhuur, die in hoofdzaak gekenmerkt worden door een passieve terbeschikkingstelling van ruimten of oppervlakten in gebouwen, tegen een vergoeding die verband houdt met het tijdsverloop, en de handelingen die een dienst genereren die voor een andere kwalificatie in aanmerking komt. Als gevolg van dit arrest heeft de administratie beslist om haar zienswijze over de toepasselijke regeling inzake BTW voor de handelingen van bedrijven- of dienstencentra te herzien en om een standpunt in te nemen dat in essentie kan worden geïllustreerd door een arrest van 30.4.2004 van het Hof van beroep te Gent. Dit Hof heeft immers geoordeeld dat hoewel de terbeschikkingstelling van individuele ruimten in het kader van contracten gesloten door een bedrijven- of dienstencentrum daadwerkelijk een belangrijk element van de overeenkomst uitmaakt, dit echter niet inhoudt dat deze terbeschikkingstelling daarom de hoofddienst zou zijn. Het Hof heeft bovendien geoordeeld dat de terbeschikkingstelling van een individuele ruimte geen zelfstandige dienstverrichting is en dat de andere verleende prestaties evenmin één of meer andere onafhankelijke dienstverrichtingen uitmaken. Met betrekking tot de bedrijven- of dienstencentra die één geheel van diensten "in pakket" aan hun klanten aanbieden "met het voor hen voor de hand liggend voordeel dat zij toetreden tot een bepaalde werkorganisatie en -omgeving waarin zij kant-en-klaar de nodige middelen voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheid aantreffen", heeft het Hof beslist dat de door een bedrijven- of dienstencentrum verleende diensten één geheel uitmaken dat bij toepassing van artikel 18, § 1, eerste lid, van het Wetboek voor het geheel aan de BTW is onderworpen. 3. ONDERSCHEID TUSSEN HANDELINGEN VAN BEDRIJVEN- OF DIENSTENCENTRA EN ONROERENDE VERHUUR MET BIJKOMENDE DIENSTEN Om de handelingen van bedrijven- of dienstencentra die aan de belasting zijn onderworpen, te onderscheiden van vrijgestelde onroerende verhuur (in voorkomend geval met bijkomende diensten), heeft de administratie, na onderzoek in deze sector, een aantal criteria bepaald waaraan verplicht moet worden voldaan opdat de door de bedrijven- of dienstencentra verleende dienstprestatie volledig aan de BTW zou zijn onderworpen. 3.1. Kenmerken van het contract Het bedrijven- of dienstencentrum moet met zijn klanten een contract sluiten waarin het zich ertoe verbindt om minimum een geheel van niet te scheiden diensten te verlenen (zie hierna) tegen een enige, forfaitaire prijs. De klant mag niet de mogelijkheid hebben om aan bepaalde van deze diensten te verzaken tegen prijsvermindering. Deze forfaitaire prijs bevat allereerst alle lasten, taksen en belastingen met betrekking tot het gebouw en de uitrusting van het bedrijven- of dienstencentrum (verzekeringen, onroerende voorheffing, diverse gewest- en gemeentebelastingen). Hij bevat eveneens de klassieke lasten (water, elektriciteit en verwarming), met dien verstande dat de respectievelijke meters van de distributiemaatschappijen op naam staan van het centrum zelf. 3.2. Minimum vereiste diensten Opdat de gevraagde forfaitaire prijs voor het geheel aan de belasting zou zijn onderworpen, moet het bedrijven- of dienstencentrum minimum de volgende diensten als tegenprestatie voor deze prijs aanbieden :
In dit opzicht wordt er op gewezen dat indien de door het bedrijven- of dienstencentrum gevraagde forfaitaire prijs uiteraard de toegang tot deze telecommunicatiemiddelen bevat (abonnement), en eventueel een zeker quota aan telefoongesprekken, het vanzelfsprekend toegestaan wordt dat het gebruik (of, indien een forfaitaire quota is voorzien, de supplementen voor de overschrijding van deze quota) het voorwerp uitmaakt van een bijkomende facturatie. Opmerking De vrijmaking van de markt inzake telecommunicatienetwerken biedt thans aan de klanten van de bedrijven- en dienstencentra de mogelijkheid om gebruik te maken van de diensten van een andere operator inzake telecommunicatie dan diegene waarop die centra een beroep doen. Dit geschiedt door middel van een kaart en/of een speciaal oproepnummer, vanaf de telefoonapparaten die hen ter beschikking worden gesteld door de bedrijven- en dienstencentra en meer algemeen, vanaf om het even welk ander telefoontoestel. In dat geval wordt de communicatie niet gefactureerd aan de centra maar rechtstreeks aan hun klanten. Die bijzondere toestand stelt de regeling van toepassing inzake de BTW op bedrijven- en dienstencentra niet ter discussie;
Waar vereist is dat een bedrijven- of dienstencentrum minimum de diensten beoogd in punt 3.2. moet verlenen opdat deze diensten zouden worden aangemerkt als één globale dienst die voor het geheel met BTW wordt belast, is het daarentegen niet verplicht dat deze diensten worden verricht door bezoldigd personeel van het centrum zelf. Het bedrijven- of dienstencentrum mag uiteraard een beroep doen op externe dienstverrichters (bv. een schoonmaakbedrijf van bureaus). In dat geval mag het bedrijven- of dienstencentrum slechts de enige medecontractant van deze dienstverrichters zijn (de contracten mogen enkel met het bedrijven- of dienstencentrum worden gesloten en de facturen van deze dienstverrichters mogen enkel aan dit centrum worden gericht) en ten opzichte van de klanten van het bedrijven- of dienstencentrum is dit laatste contractueel alleen verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de diensten die aan de klanten moeten worden verstrekt als tegenprestatie voor de hen aangerekende forfaitaire prijs. 3.3. Andere door bedrijven- of dienstencentra verleende diensten Naast de diensten beoogd in voormeld punt 3.2., kunnen de bedrijven- of dienstencentra andere diensten verrichten, hetzij "standaard" (en in dit geval zijn ze begrepen in de aan de klant aangerekende forfaitaire prijs), hetzij "naar keuze" volgens de behoeften van de klant. Het gaat om :
4.1. Principe Het geheel van prestaties die door een bedrijven- of dienstencentrum worden verleend, vormt een complexe dienst die overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wordt geacht plaats te vinden op de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn economische activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit hij de dienst verricht of bij gebrek aan een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats (artikel 21, § 2, van het Wetboek). Wanneer deze dienst in België plaatsvindt, is hij onderworpen aan het normale BTW-tarief, dat momenteel 21 % bedraagt. In dit verband is gebleken dat sommige controlekantoren in het verleden hebben toegestaan om, indien de klant in het buitenland is gevestigd, de plaats van de door bedrijven- of dienstencentra verleende diensten te bepalen overeenkomstig artikel 21, § 3, 7°, van het Wetboek. Indien de belastingplichtige het bewijs van deze verkeerde informatie kan leveren, zal er geen regularisatie voor het verleden gebeuren. Indien dit daarentegen niet het geval is, zal er een regularisatie van de verschuldigde BTW moeten gebeuren. Als vereenvoudigingsmaatregel zal er evenwel slechts tot deze regularisatie worden overgegaan voor zover de klant van het bedrijven- of dienstencentrum geen recht op aftrek van de BTW noch een recht op teruggaaf op grond van de 8 e of de 13 e richtlijn, kon laten gelden. 4.2. Plaatsbepaling van de diensten beoogd in punt 3.3. Wanneer het bedrijven- of dienstencentrum, naast de minimum vereiste diensten, als tegenprestatie voor een forfaitaire prijs één of meer diensten beoogd in punt 3.3. "standaard" verleent, zonder dat de klant de mogelijkheid heeft om er tegen prijsvermindering aan te verzaken, moet er geen uitsplitsing gebeuren op de factuur van het bedrijven- of dienstencentrum. Artikel 21, § 2, is in dit geval van toepassing op het geheel van de verstrekte diensten. Wanneer de diensten beoogd in punt 3.3. daarentegen worden verleend op vraag van de klant, tegen een prijssupplement, of nog, wanneer ze in principe "standaard" worden verleend, maar de klant de mogelijkheid heeft om er tegen een vermindering van de forfaitaire prijs aan te verzaken, wordt de plaats van de diensten bepaald volgens hun aard. Hiervoor wordt verwezen naar de bepalingen die bij elke dienst tussen haakjes zijn genoteerd onder voormeld punt 3.3. 5. REGELING VAN TOEPASSING OP BEDRIJVEN- OF DIENSTENCENTRA DIE NIET DE MINIMUM VEREISTE DIENSTEN VERLENEN 5.1. Principe Wanneer aan de voorwaarden uiteengezet onder de punten 3.1. en 3.2., hiervoor, niet is voldaan, moet de terbeschikkingstelling van privatieve en gemeenschappelijke lokalen (vergaderzalen, refters, sanitair, ontvangstruimten, enz. …) voor het geheel worden aangemerkt als een onroerende verhuur die overeenkomstig artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek van de BTW is vrijgesteld. De terbeschikkingstelling van roerende goederen (meubels, fax, kopieerapparaten, enz. …) vormt daarentegen een dienst die aan de belasting is onderworpen. Indien voor de terbeschikkingstelling van het onroerend gedeelte en de roerende goederen een enige, forfaitaire prijs wordt aangerekend, moet die prijs voor de heffing van de belasting worden uitgesplitst onder toezicht van de administratie. Voor de andere door het bedrijven- of dienstencentrum verleende diensten moet bovendien een onderscheid worden gemaakt tussen deze die nauw verbonden zijn met de onroerende verhuur en deze die helemaal vreemd zijn aan deze verhuur. 5.2. Met de onroerende verhuur verbonden diensten Het gaat om volgende diensten :
Deze bijkomende diensten mogen echter aan de belasting worden onderworpen wanneer ze door de verhuurder zelf of door een door hem aangestelde derde aan de huurder worden verleend en er voor die diensten bij overeenkomst tussen partijen een afzonderlijke prijs werd bedongen. In dit verband wordt er evenwel aan herinnerd dat deze mogelijkheid om voormelde diensten aan de belasting te onderwerpen, het bedrijven- of dienstencentrum niet toelaat om de BTW geheven van de gebruikte infrastructuur om deze diensten te verlenen in aftrek te brengen (bv. verwarmings- of airconditioningsinstallatie), aangezien deze infrastructuur blijvend verbonden is met het onroerend goed waarvan er delen of lokalen worden verhuurd (z. beslissing nr. E.T.15.928/2 van 17 februari 2005). 5.3. Andere diensten De diensten die niet kunnen worden aangemerkt als nauw verbonden met de onroerende verhuur (zie meer bepaald punt 3.3., met uitzondering van parkings en refters) zijn aan de BTW onderworpen indien ze volgens de toepasselijke regels inzake plaatsbepaling in België plaatsvinden. Indien bij de terbeschikkingstelling van privatieve en gemeenschappelijke lokalen dergelijke diensten worden verleend en er een enige, forfaitaire prijs wordt voor aangerekend, moet deze prijs voor de heffing van de belasting worden uitgesplitst onder toezicht van de administratie. 6. INWERKINGTREDING De huidige regeling treedt in werking op 1 januari 2006. De beslissing nr. E.T.53.728 van 9 maart 1990 (BTW-Revue nr. 90, blz. 251) wordt vanaf hetzelfde tijdstip ingetrokken. 7. EVENTUELE REGULARISATIES VOOR HET VERLEDEN Meerdere situaties kunnen zich voordoen :
Voor de Administrateur-generaal van de Belastingen en de Invordering : De Auditeur-generaal van financiën, F. HAMELS |
|||||||